
‘He’s not my president’ mag resoluut en uitdagend klinken, een goede oppositiestrategie is het niet. Met alle respect voor John Lewis, de oude burgerrechtenactivist die nu lid is van het Huis van Afgevaardigden: hij heeft het mis. Donald Trump is nu ook zíjn president. Tijd om wel een behoorlijke oppositie te organiseren. Daarvoor zijn grofweg drie mogelijkheden: het Congres, de staten en maatschappelijke organisaties, inclusief grote demonstraties zoals die afgelopen weekend plaatsvonden.
Oppositie in het Congres is het meest zichtbaar maar het minst effectief. De Democraten zitten er zeker tot 2020 in de minderheid, tot die tijd kunnen Republikeinen hun conservatieve agenda erdoor duwen. De eerste fase van verzet, de kritische benadering van Trumps ministers, heeft weinig opgeleverd, al was het maar omdat de genomineerden afstand namen van Trumps meest extreme uitspraken. Meer kans op zichtbaarheid hebben de Democraten als ze alternatieve wetgeving indienen op terreinen waar de meerderheid van Amerika iets heel anders wil dan dit Congres. Te denken valt aan Obamacare, het sociale vangnet, onderwijs, milieu, vrouwenbelangen, pensioenen en wapenwetgeving. Democraten moeten duidelijk maken welke keuzes zijn gemaakt en wat het alternatief is.
Ze moeten Trump aan zijn beloftes houden. Veel van zijn plannen liggen slecht in zijn eigen partij. De Congresleiding zat er schaapachtig grimassend bij toen Trump hen in zijn speech tot vijand verklaarde. Deze Republikeinen willen helemaal geen investering in infrastructuur. Ze zijn mordicus tegen programma’s die de tekorten doen oplopen, behalve als het om belastingverlagingen gaat. Als Trump niet doorkomt met een serieus plan voor infrastructuur kunnen de Democraten dat zelf indienen en de Republikeinen dwingen ertegen te stemmen. Als ze echt cynisch zijn kunnen Democraten zelfs protectionisme omarmen. Ze zullen er applaus voor krijgen van Bernie Sanders en de vakbonden, Republikeinen zijn er officieel tegen. Maar alles bij elkaar zijn de middelen in het Congres beperkt.
Veel interessanter is de tweede vorm van oppositie: beleid maken in individuele staten. Dat is even wennen voor Democraten; ze maken het liefst grote, iedereen omvattende plannen, maar nu ze in Washington zijn buitengesloten zullen ze gaan waarderen dat Amerika een federale staat is met vijftig aparte besturen. Veel meer dan de beperkingen die de grondwet oplegt, de fameuze checks and balances, is de wisselwerking tussen staten en Washington een rem op wat de Amerikaanse regering kan doen.
De Democraten doen er goed aan het voorbeeld van de Republikeinen te bestuderen. In 2010 zetten die, doelbewust en succesvol, een strategie op om de staatsbesturen te domineren. In 33 staten zit nu een Republikeinse gouverneur, in de meeste daarvan hebben ze ook een tweederde meerderheid in beide huizen van het staatscongres, hoewel veel van die staten in 2008 en 2012 op Barack Obama stemden.
Met die meerderheden op staatsniveau hebben de Republikeinen kiesdistricten heringedeeld waardoor ze aan de macht kunnen blijven, en hebben ze de afgelopen zes jaar het beleid van de regering-Obama gedwarsboomd. In 28 staten weigerden Republikeinse bestuurders direct deel te nemen aan Obamacare, ook als dat hun arme bewoners tekortdeed. De gouverneur van Florida stuurde subsidie voor een hogesnelheidslijn terug naar Washington. De Republikeinen maakten het kiezers moeilijk zich te registreren, zoals in North Carolina en Wisconsin. Ze zaten abortusklinieken dwars, in Texas en Indiana. Ze ondermijnden vakbonden in Ohio en Wisconsin. Soms was het beleid zo extreem dat de omgeving het afstrafte. De zogenoemde bathroom-wet in North Carolina, over transgenders, leverde boycots op van grote bedrijven en sportorganisaties. In Indiana, waar de bijbelsharia promotende gouverneur Mike Pence, nu vice-president, een antihomowet invoerde, keerden ze op hun schreden terug toen het de staat economische schade opleverde.
Het is tijd dat ook de Democraten beseffen dat je op staatsniveau dingen kunt regelen, soms beter dan in Washington. Zo heeft Massachusetts al jaren een ziektekostensysteem op staatsniveau, nota bene ingevoerd door Mitt Romney, dat het voorbeeld werd voor Obamacare. Dat kan elders ook. Van alle staten heeft Californië het effectiefste milieubeleid, nog steeds het beste onderwijs en redelijke voorzieningen.
Republikeinse staten als Alabama, Mississippi en Texas bungelen steevast onderaan in onderwijsstatistieken. Republikeinse staten hebben het hoogste aantal tienerzwangerschappen, abortussen en verslaafden, om niet te spreken over het hoogste aantal doden door wapengeweld. In Kansas en Louisiana hebben Republikeinse gouverneurs met stupide belastingverlagingen de staatsoverheid opgeblazen. De staten in het Midden-Westen, waar de kiezers zo enthousiast op Trump stemden, hebben de minst effectieve overheden.
Met name in Californië, met 38 miljoen inwoners de tiende economie van de wereld, kunnen Democraten laten zien wat werkt. De staat wordt al twee termijnen geleid door de beste gouverneur van Amerika, Jerry Brown, die ook in de jaren zeventig al acht jaar gouverneur was en mag gelden als voorbeeld van de integere, toegewijde beroepsbestuurder. In de hoofdstad Sacramento maakt men zich op om beleid van Washington te compenseren met eigen beleid. Zo geeft iedere belastingverlaging voor de rijken op federaal niveau ruimte om de inkomstenbelasting op staatsniveau te verhogen en belastingsubsidie aan de onderkant te verhogen. De tech-miljonairs krijgen een cadeautje van Trump, maar leveren dat weer in bij Californië. Ze waren toch vrijwel allemaal voor Hillary Clinton en verdienen bakken geld.
Browns mogelijke opvolger, Gavin Newsom, nu ondergouverneur, wil Californië’s milieuwetgeving inzetten tegen de bouw van een muur op de grens met Mexico en herinnert Trumps federale overheid er daarmee aan dat zij niet zomaar haar gang kan gaan in individuele staten. Californië liep wat milieubeleid betreft altijd vooruit op de rest van het land, soms op de wereld. Daarmee is de indertijd beruchte smog in Los Angeles bestreden, zijn de fuel efficiency-standaarden voor auto’s hoger komen te liggen en is er meer alternatieve energie dan elders. Door de grote consumentenmarkt en de defensie-industrie betekenden strengere regels in Californië vaak strengere regels voor het hele land.
Californië liep voorop in het Under 2 Initiative dat wordt gesteund door staatsoverheden en lokale en regionale overheden in 33 landen. Sub-global climate leadership noemen ze dat. Ze hebben afgesproken om de uitstoot flink terug te dringen om de wereldwijde opwarming op minder dan twee graden te houden. De staat heeft ook een cap and trade-programma waarmee ondernemingen uitstootpunten kunnen verhandelen. Ook de hogesnelheidstrein tussen San Francisco en Los Angeles, de enige nu geplande van Amerika, lijkt er gewoon te gaan komen, met of zonder federale steun. Hoewel de zakenwereld altijd voorspelbaar tegenspartelt, loopt Californië al sinds de jaren zestig voorop op milieugebied. Belangrijker, het is razend populair beleid: 69 procent van de bevolking steunde een wet die de staat opdraagt de uitstoot terug te dringen. Ook zonder Trump zouden ze dit beleid voeren, maar nu voelt het dubbel zo goed.
Verscheidene staten en steden hebben al aangekondigd niet mee te zullen werken aan een deportatiebeleid van illegale immigranten zoals Trump dat tijdens de campagne aankondigde. Op lokaal niveau is het minimumloon de afgelopen jaren opgevoerd tot aanzienlijk hogere niveaus dan op federaal terrein, in Seattle, San Francisco en Los Angeles al tot vijftien dollar per uur. Zo kan bewezen worden dat dit geen banen kost maar juist extra economische groei oplevert. Laat ze in Washington maar babbelen, aan de westkust verdienen gewone arbeiders in de dienstensector beter dan in Trumps Midden-Westen. Maak ze maar jaloers.
Het risico van dit beleid is dat mobiele bedrijven naar staten verhuizen die minder doen. De ironie van het banenverlies in het Midden-Westen is dat zuidelijke staten in de jaren tachtig en negentig door vakbondsvijandigheid en subsidies de eerste bedrijven wegzogen, die de subsidies vervolgens opsoupeerden om daarna naar Azië te vertrekken. Maar enorme ondernemingen als Google, Amazon, Apple en Microsoft gaan echt niet naar Republikeinse staten. Zo mobiel zijn ze niet en bovendien is het intellectuele klimaat voor hightech in Republikeinse staten niet direct aantrekkelijk. Een ander risico is dat Trump een bullebak is die vervelend kan reageren als hij wordt gedwarsboomd. Maar Californië is te groot om zich te laten afbekken.
Als het om het aantal staten gaat, hebben de Democraten op dit moment weinig in te brengen, maar ze vormen wel het bestuur in drie van de zes meest bevolkte staten. In Californië, New York en Pennsylvania, respectievelijk nummer één, vier en zes qua omvang, wonen 71 miljoen mensen, 23 procent van alle Amerikanen. Ze worden door Democraten geleid en zijn belangrijk als voorbeeldstaten. Ze kunnen laten zien dat het leven in een blauwe Democratische staat stukken beter is dan in een rode Republikeinse. Democraten hebben al geld vrijgemaakt om in 2018 en 2020 zo veel mogelijk staten terug te winnen. Dat is cruciaal omdat na de volkstelling van 2020 de kiesdistricten opnieuw worden ingedeeld. Via die indeling konden de Republikeinen niet alleen de staten domineren, maar ook de delegaties in het Huis van Afgevaardigden, waar de Republikeinen met 51 procent van de stemmen 55 procent van de zetels bezetten. Besturen op staatsniveau moet ook het bestuurstalent opleveren waar het nu aan ontbreekt.
De derde vorm van oppositie is maatschappelijke organisatie. In 1841 viel het de Franse schrijver Alexis de Tocqueville al op: Amerikanen uiten hun burgerschap door zich te organiseren in groepsactie. Sinds de verkiezing van Donald Trump hebben organisaties als Planned Parenthood, die gezondheidszorg biedt aan vrouwen, inclusief voorbehoedsmiddelen, de American Civil Liberties Union die burgerrechten verdedigt, het anti-discriminatie Southern Law Poverty Center en de Sierra Club miljoenen dollars aan extra giften gekregen. Oppositie met de portemonnee, via maatschappelijke mobilisatie. Wat Republikeinen afbreken, kunnen burgers weer opbouwen. Toegegeven, het is water naar de zee dragen, maar symbolisch en qua motivatie onmisbaar. Dat geldt ook voor groot vertoon van publiek ongenoegen in de vorm van demonstraties, maar je brengt niet ieder weekend meer dan een miljoen mensen op de been.
Amerika zit de komende vier jaar in een lastige spagaat. De gemiddelde Amerikaanse burger is veel progressiever dan de uitslag van de verkiezingen doet vermoeden. De enige manier om dat te bewijzen is het te laten zien. Cru gezegd: laat de Republikeinse staten maar ondervinden wat het betekent om door Republikeinen geregeerd te worden. Laat ze zich maar vergelijken met de Democratische staten.
Zeker is er een cultureel verschil tussen het midden van Amerika en de kustgebieden en er is inderdaad weinig onderling begrip. Dat hoeft ook niet, er is een gezamenlijk belang: een beschaafde samenleving. Als de Democraten niet lange tijd in de politieke wildernis willen doorbrengen, zullen ze moeten laten zien wat good government betekent, zonder het al te gemakkelijke dedain voor fly over country, het Amerika tussen de kusten. Daarom zou het goed zijn als de Democraten een inclusieve visie op de samenleving presenteren en in de praktijk laten zien wat dat betekent. Ook heel Amerikaans: nothing succeeds like success.