Het café bevond zich in een vreemde buurt, ver van mijn huis, ver van alle huizen die ik ooit in deze stad had bewoond. Ik liep er binnen met het idee me te hullen in andermans jas, vreemd, te groot, anoniem.
Hij was er eerder dan ik, ik zag hem onmiddellijk zitten, zoals ik hem altijd onmiddellijk zie, hoe ogenschijnlijk dood de hoek ook is waarin hij zich ten opzichte van mij bevindt. Hoewel hij er dus onomstotelijk was voordat ik de ruimte betrad, kon ik me niet aan de gedachte onttrekken dat hij mij had achtervolgd; dat hij degene was die deze hele schijnbaar toevallige ontmoeting had geënsceneerd. Hij had zulke dingen eerder gedaan, al was dat lang geleden en kan ik niet helemaal uitsluiten dat ik niet per ongeluk mentale golven het universum in had gestuurd die hem mijn kant op zonden, of hoe zoiets ook werkt met onzichtbare krachten – per ongeluk krijgen waar je niet naar verlangt.
Hij stond op en boog zich over mijn tafel.
Wat lees je, vroeg hij.
Ik klapte het boek dicht zodat hij het omslag kon zien.
Ah, zei hij, Connie Palmen.
Hij pakte het boek, míjn boek, en begon hardop voor te lezen wat ik zojuist had onderstreept. Daarna bleef het even stil.
Als ik het goed begrijp, zei hij toen, houdt Connie Palmen niet van lezers.
Nee, zei ik, dat heb je niet goed begrepen. Behalve dat ik het niet zei maar alleen dacht, zoals ik de meeste dingen alleen maar denk en voor me houd tot ik ze opschrijf. Je schrijft het, omdat je het niet kunt zeggen.
Ik las Iets wat niet bloeden kan, over dwepende fans die moordenaars worden. Fans die vergeten dat een fan geen persoonlijke verhouding kan aangaan met degene die hij idealiseert, en tegelijk vergeten dat hun idolen mensen zijn die kunnen bloeden. Mark David Chapman, die met The Catcher in the Rye in zijn handen voor het appartement van John Lennon staat te wachten tot hij naar buiten komt. Valerie Solanas, die Andy Warhol stalkt en hem uiteindelijk neerschiet omdat ze niet genoeg persoonlijke aandacht van hem krijgt. Connie Palmen, die ongevraagd cadeaus ontvangt van een oudere heer die stervende is en nog één laatste wens heeft: haar te vermoorden. Uit liefde, natuurlijk.
‘Echt contact is niet de bedoeling’, schreef Connie Palmen al in 1993, een zin die in mijn leven bestaat als een mantra die in verrassend veel situaties helende krachten bezit. Je schrijft een boek om op die manier aanwezig te zijn bij anderen. Wat je schrijft is wat je geeft, en voor het overige valt er weinig weg te geven (‘Talent tiert welig op een mestvaalt van onvermogen’, ook weer Palmen). Lezers mogen je boeken hebben, ze mogen jou niet hebben. Kúnnen jou niet hebben.
Soms vergeet je dat bijna, vergeet ík dat bijna. Soms lijkt het of het boek dat je hebt geschreven, en dat zowel een portaal als een beschermingslaag is tussen de schrijver en de lezer, alleen maar bestaat als excuus of aanleiding om de mens achter de schrijver zo dicht mogelijk te naderen. Het boek is A zeggen, en wie A heeft gezegd moet B zeggen, en B is waar het werkelijk om gaat, je ziel, je zaligheid, degene die je bent in je pyjama, o interessant, je draagt nooit pyjama’s?
Ergens achter mijn rug hoorde ik mijn naam, het volgende moment had de man plaatsgenomen op de stoel tegenover me. Vaag gevoel van herkenning.
Hij vroeg niet wat ik las, maar pakte het boek, míjn boek, gewoon van tafel.
Ah, zei hij, Connie Palmen.
Wat nu weer, dacht ik, maar hij liet het bij een stilte die betekenisvol moest zijn, al lukte het me niet de betekenis ervan te achterhalen. Misschien was ik er ook niet in geïnteresseerd. Ik wist ineens weer wie hij was.
Hoe gaat het met je kind? vroeg de lezer. Woon je niet meer aan het park? Ben je druk bezig aan je nieuwe boek?
Nee, zei ik, nou ja, goed, ik weet niet.
Hoezo dacht ik, je nieuwe boek? Wist deze lezer beter waar ik aan bezig was dan ikzelf?
Met alle denkkracht die ik kon opbrengen, manifesteerde ik, op de stoel naast de lezer, Connie Palmen. Daar zat ze, onmiskenbaar, stijlvol en -vast, resoluut. Gewoon nee zeggen, zei ze. Nee nee nee. Zo moeilijk is dat niet. Echt contact is niet de bedoeling. Je schrijft het, omdat je het niet kunt zeggen.