
Als de bomen weer in bloei staan, grote wielerrondes weer beginnen, Ajax kampioen wordt (damn you, De Graafschap!), breekt het meest lucratieve seizoen aan voor de filmwereld, namelijk het Superheldenseizoen. Elke meimaand trekken ze hun spandex pak aan, doen hun cape om en vliegen uit om de box office te spekken. De Iron Men, de Wolverines, de Captain America’s, de Magneto’s, de Lex Luthoren.
Dat betekent dat fanboys en -girls naar de bioscoop racen, filmstudio’s omzetten draaien waar multinationals jaloers op zijn en gerespecteerde, gelauwerde acteurs heel wat minder hard hun best hoeven te doen om heel veel meer salaris te ontvangen dan ze voor hun Oscar-materiaal krijgen. Dit seizoen begon met Batman vs. Superman: Dawn of Justice, dat de hoge verwachtingen bij de recensenten niet waarmaakte maar alsnog een omzet draaide van bijna negenhonderd miljoen dollar. Daarna verscheen het geprezen Captain America: Civil War, dat in de drie weken dat het nu uit is bijna op de miljard zit, en komende week zal X-Men: Apocalyps verschijnen. Het is dat ik aan mijn beach body werk, anders had ik de zak M&M’s al opengetrokken en mijn 3D-brilletje op gezet.
Mijn voorkeur lag altijd toch meer bij de X-Men, wat ermee te maken zal hebben dat ik ben groot geworden met de Marvel comics van de X-Men – een groepje mutanten met superkrachten, dat zich inzet om van de wereld een veiligere plek te maken, terwijl diezelfde wereld mutanten maar slecht verdraagt omdat ze ‘anders’ zijn. Zie hier de spiegel voor de samenleving: X-Men ging altijd om de behandeling van immigranten, homo’s en minderheden. Nog maatschappelijker was toen er onder de superhelden een virus uitbrak dat opmerkelijk veel aan aids deed denken. De X-Men zijn idealistisch tegen de klippen op, het maakt de leden eenzaam, en daardoor heroïscher. In de comic book-wereld zijn de X-Men altijd veruit de populairste comic geweest, aanzienlijk geliefder dan de helden uit The Avengers, die samenkomen in de films rond Captain America en Iron Men.
Die rolverdeling is bij de verfilmingen omgedraaid. Hoe kan het dan dat het lijkt alsof de naderende X-Men-film zoveel minder buzz creëert? vroeg de Amerikaanse popcultuursite Vulture zich af. De trailer van X-Men: Apocalyps is aanzienlijk minder vaak bekeken van die van Captain America, levert minder hits op, lijkt op de fanfora minder te leven. De criticus van Vulture wijt het onder meer aan de onduidelijkheid van de verhaallijnen (dit is inmiddels de negende film rond de X-Men) en de voorspelbaarheid van de plot.
Ik denk dat er nog een andere component is. De X-Men zijn te serieus, te idealistisch voor de bios. X-Men draait altijd om ‘do the right thing’. De club rond The Avengers draait meer om ‘do the cool thing’. Vergelijk ze met de populairste held in de bioscoop, Iron Man (de drie films over Iron Man haalden meer dan een miljard binnen, en maakten van Robert Downey jr. de best betaalde acteur in Hollywood). Iron Man is natuurlijk eigenlijk Irony Man, niets lijkt hem meer dan een scène lang te interesseren, alles is een grap. Wat er ook gebeurt, hij heeft er een wisecrack voor.
Binnen de films rond The Avengers (ze worden bij elkaar ‘het Marvel Cinematic Universe’ genoemd) vond ik daarom die rond Captain America het interessantst. Hij was een relict uit de Tweede Wereldoorlog, een supersoldaat die decennia was ingevroren en nu binnen de straatwijze superheldengroep het geweten vormde. Hij is de enige die constant zijn eigen moraal bevraagt. Gaandeweg de films zie je hem solistischer worden, minder mensen vertrouwen, hij verliest zijn jaren-veertiggevoel voor gemeenschap. Dat is de reden dat hij in Captain America: Civil War tegenover Iron Man komt te staan. The Avengers hebben inmiddels zoveel wereldsteden overhoop gehaald dat de Verenigde Naties willen dat ze voortaan verantwoording moeten afleggen. De ene helft van de groep is voor, de andere is tegen. Iron Man wil toezicht, Captain vertrouwt het toezicht niet.
Dit leidt onherroepelijk tot het spektakelstuk van de film, als de ene helft van The Avengers met de andere helft op de vuist gaat op een vliegveld in Berlijn. Er wordt met vliegtuigen gesmeten, lobby’s worden gesloopt, et cetera.
Voor de goede orde: ik ben geen comic book purist. Ik lees ze nog zelden, maar in de strips eindigt de Civil War-reeks ermee dat Captain America wordt gearresteerd en op de trappen van het Hooggerechtshof wordt doodgeschoten. In de film slaan de superhelden vrolijk op elkaar in, maar terwijl ze dat doen blijven ze grapjes maken. Ze doen elkaar pijn, maar niet te veel pijn. Op een gegeven moment verwijt de een de ander het: je slaat niet hard genoeg, je houdt je in. Voor mij brak dat de film op. So much for die burgeroorlog uit de titel. Het gaat om een conflict, maar een echt conflict is het niet. Echt pijn doen ze elkaar niet. Ze blijven vriendjes. Als er ten slotte eentje echt gewond raakt, houdt iedereen meteen met knokken. Er staat niets op het spel.
Keek ik de film wel met plezier? Natuurlijk. Je verveelt je geen seconde, elke dialoog is snappy, elke acteur of actrice is charmant, het tempo is vlot zonder te vlot te zijn. Het is ultiem popcornvermaak. Maar nergens was ik bang dat good old Captain America, Amerikaanse hoop in bange tijd, het loodje zou leggen. Maar met aanzienlijk meer spanning kijk ik uit naar X-Men, die arme serieuze, wanhopige X-Mannen: daar weet je wel dat ze nooit allemaal levend en wel de eindstreep zullen halen.