Het zijn lang niet alleen gepensioneerden die op de Joego-reunië in Belgrado af komen. In alle landen van voormalig Joegoslavië is een hardnekkige, en volgens velen groeiende, groep van ontevreden, linkse federalisten aanwezig. Van gedecoreerde strijders uit de Tweede Wereldoorlog tot tieners die de federatie van horen zeggen kennen. Ze voelen zich in het verdomhoekje geduwd. ‘Ik ben een Joegoslavische’, zegt een vrouw. ‘Ik kom uit Kroatië, woon in Belgrado met een Servische man en mijn grootvader is Hongaars. Servië als nationaliteit past me niet, maar ik kan daar buiten mijn eigen kring niet mee aankomen.’ Haar naam wil ze niet geven. Met een lachje loopt ze door.

Željko ontkent aanvankelijk zelfs dat hij voor de begrafenis komt. ‘Ik wacht hier alleen maar op de bus’, zegt hij weinig overtuigend. Maar als hij aansluit in de rij voor het mausoleum waar Broz wordt begraven komt hij los. ‘Ik ben hier onder mijn eigen mensen. Dat is waar ik voor kom.’

Er zijn voor hem veel bekende gezichten. De meeste mensen komen hier ook op Tito’s geboortedag én zijn sterfdag. Vanuit de toerbussen wordt driftig naar elkaar gezwaaid. Het voelt als een schoolreünie. Vlaggen en speldjes die het hele jaar door in de kast liggen, kunnen nu gedragen worden.

‘Het is moeilijk om Joegoslaaf te zijn’, zegt Vladimir Kapuralin. ‘Je kunt een Kroaat en een Serviër vandaag er lastig van overtuigen dat hun landen dezelfde zijn. Maar de worsteling van de arbeider is voor iedereen gelijk. Dat is wat Tito’s boodschap van socialisme en federalisme zo actueel maakt.’

Kapuralin leidt een comité dat communistische partijen uit de regio verbindt. Met een rode vlag in de hand staan ze op een rij. De vertegenwoordigers uit Bosnië, Kroatië, Macedonië… ‘We zijn één!’ roept Svetozar Markanovic uit Bosnië. ‘Niet als Joego-nostalgen, maar als Joego-futuristen.’

Een man loopt op het groepje af en vraagt of hij even de vlag mag vasthouden. ‘Ah, dit voelt toch driehonderd keer beter’, zegt hij tevreden. De vlagdrager grinnikt. ‘Het is allemaal een beetje taboe. Maar daarom zijn we ook hier. Onze tijd komt wel weer.’