
De Noorse identiteit omvat volgens hem vele elementen, waaronder fjorden en een voorliefde voor buitensport, maar wordt toch vooral bepaald door het recht er eigen voorkeuren op na te houden, of die nu politiek, religieus, cultureel of seksueel van aard zijn, aldus de Noorse koning. En dát Noors zijn is volgens hem niet voorbehouden aan wie er toevallig rondom die fjorden geboren is. ‘Er zijn Noren geïmmigreerd vanuit Afghanistan, Polen en Pakistan’, zei hij. ‘Uit Zweden, Somalië en Syrië.’
Zou ons staatshoofd applaus oogsten met dit soort woorden? Geheel onbevangen kun je dit gedachte-experiment niet doen. We weten dat de eega van Willem-Alexander ophef veroorzaakte toen ze in 2007 constateerde dat er niet zoiets bestaat als ‘de Nederlander’. Ook van onze nationale politiek leider valt niet te verwachten dat hij een pleidooi afsteekt voor diversiteit. Van Mark Rutte weten we sinds zijn optreden bij Zomergasten dat als er één begrip is dat hij ‘haat’, het ‘de multiculturele samenleving’ is.
De kans op een nationaal verhaal dat identiteit en gemeenschap niet dichttimmert maar juist opengooit, is hier dus klein. Er zijn in Nederland Poolse migranten, tweede-generatie Somaliërs en Afghaanse Nederlanders. Er bestaat een fijnmazig lexicon om het volksdeel dat niet hier geboren is te determineren. Iedereen die hier in de gemeenschap wordt opgenomen onomwonden als ‘Nederlander’ bestempelen, valt buiten de norm. Hij blijft allochtoon.
Zonder dat woord te gebruiken sprak koning Harald zich uit tegen het nativisme, de politieke ideologie die een stevig verband legt tussen politiek en geboortegrond. Het nativisme schrijft voor dat wie binnen een bepaald territorium ter wereld is gekomen andere gunsten en rechten toevalt dan iemand wiens wieg ergens anders stond. In de schaduw van klassieke links-rechts-tegenstellingen is dit nativisme uitgegroeid tot een van de meest leidende politieke opvattingen van dit moment. Nativisme ligt ten grondslag aan de opkomst van Donald Trump die met muren en deportaties een einde wil maken aan Amerika als immigratieland. Het verkiezingsprogramma van de pvv (‘In plaats van het financieren van de hele wereld en mensen die we hier niet willen, geven we het geld aan de gewone Nederlander’) is nativisme in optima forma.
Maar nativisme is zwakke grond voor beleid. Wie burgers serieus neemt, gaat ervan uit dat ze de vrijheid hebben om eigen keuzes te maken en houdt mensen verantwoordelijkheid voor wat ze doen. Ergens geboren zijn valt daarbuiten. Het is een van de weinige eigenschappen waar je een individu op geen enkele manier voor verantwoordelijk kunt stellen, en dus ook niet voor moet belonen of bestraffen.
Je hoeft de zwakke kaart van het nativisme niet te trekken om het over de nationale gemeenschap te hebben. Koning Harald heeft die kaart niet nodig, en Edith Schippers evenmin, zoals blijkt uit haar H.J. Schoo-lezing. Ze deed een oproep aan ‘alle Nederlanders die onze cultuur, onze vrijheden, ons maatschappelijk contract liefhebben om onze verworvenheden actief te verdedigen’. Dat verdedigen kon Schippers prima zonder te wijzen op afkomst, maar door de rechtsstaat te benadrukken en een pleidooi te houden om wetten en regels in te zetten teneinde de vrijheid van wie hier leeft te bevorderen. Op die manier gaat nationale politiek over datgene waarover ze moet gaan: over allen die zich in Nederland bevinden, en niet alleen over wiens wieg hier stond.