De beste recensent is de dode recensent, wilde ik schrijven, gewoon, naar aanleiding van schrijversgeklaag over een paar recensenten. De een kan niet lezen, de ander moet zeker ongesteld worden; boze schrijvers lijken soms net boze mannen. Op Twitter tenminste, en misschien in het echt ook.
Ik bedoelde dat van die dode recensenten op z’n Ben Lerners, die in zijn essay Waarom we poëzie haten iets dergelijks zegt over dichters. Dat de beste dichter de dode dichter is, of in ieder geval de dichter die niet meer dicht omdat hij de hopeloosheid van zijn pogingen inziet.
Ik moest denken aan Hans Goedkoop die in het boek waarmee hij een punt zette achter zijn recensentschap, Een verhaal dat het leven moet veranderen, tot een vergelijkbare conclusie komt. Dat de beste recensent de recensent is die ermee ophoudt, omdat er altijd een moment komt dat hij aan metaalmoeheid gaat lijden. Nieuwsgierigheid en ontvankelijkheid maken plaats voor verveling en weerzin. Het ergste is nog niet eens dat hij zuur zou worden, het ergste is als hij over iets wat middelmatig is toch weer een goed stuk moet zien te schrijven. En dat nekt hem uiteindelijk. Dat nekte hém.
Ik telde de lege enveloppen en dozen die ik binnen nog geen week opstapelde voor het oud papier: 28. Ongeveer hetzelfde aantal boeken kwam in dit tijdsbestek op de redactie binnen, 56 boeken binnen vijf dagen. Je kunt zo’n hoeveelheid maar op één manier benaderen: als een goudzoeker. Mochten de pakketjes ongeopend blijven, dan wordt het tijd de bakens te verzetten.
Een collega uit een vorig leven vertelde me veel gehad te hebben aan een opmerking van haar psychiater. Dat ze haar middelmatigheid moest leren accepteren. Misschien verbeeldde ik het me, maar het leek alsof ze me doordringend aankeek. ‘Zo simpel eigenlijk’, zei ze. ‘Accepteer je middelmatigheid.’
Dezelfde collega merkte op toen ik haar had verteld net een baby te hebben: ‘O wat vreselijk. Een baby.’
Andere dingen die ze tegen me zei ben ik vast vergeten. Dat van die middelmaat, en in de naklank de baby, heeft zich voorgoed in mij vastgezet. Ik denk dat ik middelmatigheid net zo’n erge kwalificatie vind als ‘loser’. En net zo dom als ‘dom’. Schrijfster Lorrie Moore, die ook recensies schrijft voor The New York Review of Books, zei in een interview dat je nooit weet hoe een lezer een boek ter hand neemt. Dat zaken als bloedsuikerspiegel, lichtval, persoonlijke ervaringen, iemands oordeel mede bepalen.
Je mag hopen dat een recensent beter is dan een lezer.
De beste recensent is de dode recensent, wilde ik dus schrijven, maar toen vielen er opeens te veel echte doden. Het zijn mijn doden niet, niet echt, en toch schrok ik. Vooral schrok ik van het ene bericht over iemand die niet lichamelijk ziek of oud was, maar naar verluidt geen andere uitweg meer zag dan zelf een einde aan haar leven te maken. Met haar overlijden in mijn achterhoofd werd dat oude papier in de gang opeens wel heel triviaal. Ik kende haar niet, maar kennelijk maakte ze deel uit van mijn wereld. En niet alleen van die van mij.
Als ik naar de redactie fiets, kom ik op straat mijn uitgever tegen. Zorgelijk kijkt ze me aan. ‘We moeten ons best maar blijven doen’, zegt ze. ‘Voor elkaar.’
Een vriendin die ik al een tijdje niet heb gezien, stuurt me een appje. Dat we weer eens moeten afspreken. We studeerden samen. Tijdens de werkgroep vakdidactiek had ze me zonder dat we ooit met elkaar hadden gesproken een kaartje toegeschoven. Het was zo’n voorgedrukte uitnodiging voor een partijtje zoals ik die zelf als kind vroeger ook rondstuurde. Kom je eten? had ze op een van de stippellijntjes geschreven. En: Het is van 7 tot laat. Je wordt niet naar huis gebracht.
Het was een uitnodiging voor het leven.
‘Ja!’ app ik terug. ‘Wanneer?’
Ze stelt een aantal data voor in antwoord. En voegt er uit het niets aan toe: ‘Droeve dag vandaag hè?’
We appen nog wat heen en weer. Over hoe iemand die je niet kent nabij kan voelen. Een vrouw van onze leeftijd, die goed werk deed, een leuk iemand leek bovendien. Die je zou begroeten zoals motorrijders op de snelweg hun hand opsteken naar elkaar.
‘We ploegen allemaal maar door de dagen’, mailt een andere vriendin. ‘En af en toe moet iemand lossen, dat gevoel.’
Ja, dat gevoel.
Het enige wat je als schrijver kunt doen, aldus Lorrie Moore, is het best mogelijke boek schrijven. Aan de recensent vervolgens de taak daar weer zo goed mogelijk over te schrijven. Béter nog. Verder heb je, hoe moeilijk te accepteren ook, niets in de hand.