Goed beschouwd is Paulus de Boskabouter Nederlands eerste multimediale kinderheld. Bijna veertig jaar lang liet de innemende kabouter op zeer diverse wijzen via allerlei verschillende kanalen veelvuldig van zich horen.

In 1946 vertoonde Paulus zich voor het eerst: als een fraai en precies getekend zwart-wit stripfiguurtje in Het Vrije Volk, vervaardigd uit Oost-Indische inkt. In die hoedanigheid zou hij samen met zijn karikaturale maar menselijke medebosbewoners – Salomo de raaf, de ‘helendal buitengemeen zeer’ gewichtige Oehoeboeroe de uil, de over zijn woorden struikelende wazige das Gregorius, de als een soepkip uitziende kraai Krakras en de lekker slechte heks Eucalypta – in 3571 stripafleveringen tot 1958 blijven verschijnen.

Maar dankzij Paulus’ geestelijke vader, concertviolist en alleskunstenaar Jean Dulieu (Frans pseudoniem van Jan van Oort), verschenen Paulus en zijn bosvrienden al snel ook als kleurrijke aquarelpersonages in Het winterboek van Paulus (1948) en de overige 32 Paulus-boeken, in damestijdschriften als Margriet en het kindertijdschrift Kris-Kras, als rondtrekkende poppenkastpoppen, als ‘stemmenkakofonie’ in de fameuze radiohoorspelen (met Eucalypta’s gillende keukenmeidenstem als letterlijk en figuurlijk hoogtepunt) en op grammofoonplaten, en als poppen in de poppenserie op tv.

Dat Jean Dulieu met deze multimediale boskabouter zijn tijd vooruit was, had alles te maken met het door de oorlog noodgedwongen neerleggen van zijn viool in 1944 (het jaar waarin hij teruggetrokken op een Amsterdamse bovenwoning al tekenend Paulus schiep) en zijn tijdens zijn leven optimaal benutte, ongeëvenaarde veelzijdige creativiteit.

Het tekentalent had Dulieu van zijn grootvader: de schilder en boekillustrator Johan Braakensiek, die onder andere bekendheid verwierf met zijn politieke prenten in De Groene Amsterdammer. Muzikaliteit, terug te vinden in de door Dulieu zelf ten gehore gebrachte hoorspelstemmetjes en zijn klank- en vindingrijke taalgebruik, kwam van Dulieu’s vader, een concertzanger.

Onvergetelijk is het in Paulus de hulpsinterklaas (1952) door Gregorius gezongen klaasliedje ‘Zie de boot stoomt door de stuiken/ Sinter, schoen, harpoen en kaas…’. Heerlijk zijn taalvondsten als ‘uit een dommel wakker schrikken’ en iemand ‘nozeler’ inschatten dan gedacht. En prachtig zijn de herfstige volzinnen in zijn meesterwerk Paulus en de eikelmannetjes (1965) over ‘scharrelende en schuifelende bladeren die onder zwak geritsel naar beneden dwarrelen’.

Inspiratie deed natuurliefhebber Dulieu op tijdens zijn eindeloze bos- en duinwandelingen. Een boskabouter op Terschelling van Maarten Meulder, beheerder van het Paulus Archief, verhaalt hoe Dulieu, die met zijn vrouw en drie kinderen van 1946 tot 1953 op Terschelling woonde, genoot van het waddeneiland: ‘Een streek waar bloemen en dieren in vrijheid leven.’ Paulus was voor Dulieu niet voor niets ‘het symbool van bevrijding van jezelf’.

Dulieu, die in 1981 de Stripschapsprijs voor zijn oeuvre ontving, heeft meer stripfiguren gecreëerd en schreef ook boeken als De zeven wonderdaden van Kevertje Plop (1964) en het internationaal geprezen Francisco (1956), over Franciscus van Assisi. Toch zullen wij ons Dulieu, die in 1984 zijn pennen, kwasten en zelfgemaakte poppen opborg, vooral herinneren als de schepper van Paulus. Daaraan heeft het multimediale karakter van deze onsterfelijke boskabouter ontegenzeggelijk bijgedragen.

29 november 2006

www.paulusarchief.nl