In The Conformist, Il Conformista, 1970. Regie Bernardo Bertolucci © Everett Collection, Inc. / ANP

Een man. Een pistool. Een taak: vermoord de subversieve denker. Gekleed in een donkerblauw driedelig pak en met een hoed op is hij het toonbeeld van symmetrie en eenvoud, zodat hij fuseert met de zuivere lijnen van het gebouw in het Italië van de jaren dertig waar de opdrachtgever, de fascistische staat, zetelt. Het strakke gezicht van de man, klein van postuur, lijkt gebeiteld.

Als hij het vuurwapen uittest door dat naar beide kanten schuin en naar boven te richten, gebeurt er iets vreemds: hij belichaamt opeens alles wat zijn omgeving niet is, hij ‘wordt’ ondermijning en gevaar. Maar dan beseft hij dat dit gewapper met z’n armen niet kan, dat hij terug moet, zich weer moet aanpassen. Hij herpakt zich en zegt: ‘O jee, ik ben m’n hoed kwijt, waar is die?’

Dit moment in The Conformist (1970) van Bernardo Bertolucci gebaseerd op Alberto Moravia’s roman Il conformista (1951) tekent Jean-Louis Trintignant, een acteur die midden in de ontwikkeling van de Europese cinema stond, van de jaren vijftig tot een paar jaar geleden toen hij zijn laatste grote films maakte, Michael Haneke’s Amour en Happy End. Trintignant werkte met iedereen, een indicatie van zijn reikwijdte als acteur. Met Claude Lelouch, François Truffaut en Claude Chabrol gaf hij vorm aan de ‘artistieke’ naoorlogse Europese cinema; met Sergio Corbucci, Tinto Brass en Jacques Deray zorgde hij er in de jaren zeventig voor dat de ‘populaire’ Europese cinema een miljoenenpubliek trok.

In veel van zijn films is hij de mysterieuze everyman, een figuur die ondanks zijn herkenbaarheid ondoorgrondelijk blijft. Zijn rol als Marcello, de huurmoordenaar die in The Conformist opdracht krijgt een revolutionaire academicus in Parijs om te brengen, is het hoogtepunt van zijn carrière. Pijnlijk precies speelt Trintignant de man die als jongen zo in de ban van zijn eigen vreemdheid raakt dat hij het zijn levensdoel maakt de eeuwige ‘conformist’ uit de titel te worden. Hij ontdekte zijn zonderlinge karakter toen een chauffeur hem op zijn tiende aanrandde en hij die vervolgens met een Mauser Bolo-pistool doodschoot. Marcello realiseerde zich op dat moment twee dingen: ik ben moordenaar én mogelijk homoseksueel. In ieder geval: anders. En in het Italië van Benito Mussolini heb je dan geen leven, vandaar dat Marcello verklaart: ‘Ik ga trouwen met een burgerlijk meisje, ik ga spion worden, ik ga mijn normaliteit construeren.’

‘Hij vangt perfect het morele dilemma van zijn personage’

Over Trintignant zei Bertolucci: ‘Ik wist binnen een minuut dat ik hem moest casten als Marcello. Zijn postuur was zo perfect dat er wel iets ernstigs mis met hem moest zijn. Ik zag dat hij niet lang was, maar dat zijn lichaam volmaakte proporties had. Je voelde aan dat hij een vat vol geheimen was en dat hij het personage kon invullen met dat lichaam. Achter zijn normaliteit schuilde iets wat ik wilde ontdekken.’

Juist dit blijkt uit de scène waarin Marcello in het fascistische Mussolini-gebouw de opdracht krijgt tot de sluipmoord in Parijs. Het beeld slaat in als een mokerslag als Trintignant met zijn lichaam buiten de lijnen kleurt, als hij met het pistool in de hand zwaait met zijn armen, ook nog terwijl hij geen hoed op heeft. Heel even toont zich hier de stiekeme overtreder, de radicaal, en zien we dat perfecte lichaam van Trintignant verwrongen, het conformisme ondermijnd.

Daarvoor al speelt Bertolucci slim met Trintignants uiterlijk, als die per ongeluk stuit op een hoge functionaris achter zijn bureau aan het flikflooien met een prostituee. In een medium shot komt de gezichtsuitdrukking van Trintignant in beeld. En valt zijn masker weg. Zijn expressie toont verbazing, opwinding en angst. Later in het verhaal verschijnt dezelfde vrouw als de lesbische of biseksuele Anna (Dominique Sanda) op wie Marcello verliefd wordt, niet omdat hij dat echt is, maar omdat hij naarmate de film vordert steeds meer oog in oog komt te staan met zichzelf, met de ‘niet-conformist’.

Twee jaar daarvoor waren de contouren van zijn tour de force in The Conformist zichtbaar toen Trintignant in een film speelde waarin hij geen enkel woord spreekt: de spaghettiwestern The Great Silence van Sergio Corbucci. Als we auteur en cineast Alex Cox mogen geloven was dit Trintignants favoriete rol. In zijn boek 10,000 Ways to Die (2009) beschrijft Cox hoe de acteur foutloos gestalte gaf aan Silence, de stomme revolverheld die met zijn Mauser, hetzelfde pistool als in Bertolucci’s film, strijdt tegen premiejagers, vooral de sadistische Loco (Klaus Kinski) die niets anders doet dan kletsen, en ook nog heel eloquent – eerst uitgebreid aan zijn slachtoffers vertellen wat hij hun precies gaat aandoen voordat hij de trekker veelvuldig overhaalt.

Tegenover het maniakale van Kinski staat de stilte van Trintignant. Omdat het verhaal zich volledig in de sneeuw afspeelt is Trintignants lichaam doorgaans bedekt met een dikke jas en stukken bont. Zelfs zijn gezicht is slechts gedeeltelijk zichtbaar onder een hoed en achter een sjaal. Hierdoor speelt de acteur alleen met lichaamshouding en ogen, een haast onmogelijke taak. Cox: ‘Trintignant vangt perfect het morele dilemma en de zelfopoffering van zijn personage.’

Jean-Louis Trintignant was altijd briljant, of hij nu werkte met zo’n Corbucci of pak ’m beet Giulio Questi met wie hij de avant-gardistische giallo Death Laid an Egg (1968) maakte, of met de nouveau roman-auteur en regisseur Alain Robbe-Grillet (Trans-Europ-Express, 1966). Zo divers als zijn keuze voor regisseurs en rollen waren, zo mysterieus zijn z’n personages op het scherm. Trintignant. Achter in de auto onderweg naar ergens. Hoed op. Regenjas aan. Kraag hoog opgeklapt. Ogen, doods. Gezicht, marmer. Conformist? Allerminst.