Misty Mountain, het huis aan 1330 Angelo Drive in Beverly Hills, ten tijde van de prohibition gebouwd in opdracht van de regisseur van de eerste Ben-Hur. Een ondergrondse verdieping bood niet alleen ruimte aan een filmzaal, er was ook een bar met daarachter een vluchtroute voor het geval de gasten – ‘martinis coming out of their ears’ – bij een inval het hazenpad moesten kiezen. Misty Mountain kijkt uit op de villa van Rudolph Valentino en ligt op twee minuten – ‘as the crow flies’ – van het huis van Sharon Tate. Katherine Hepburn woonde er een tijdje. Ze schoot naar verluidt de slangen die onuitgenodigd de huiskamer binnen glibberden zonder pardon dood. Schrijfster Jean Stein, die er opgroeide nadat haar vader Jules Stein er met zijn gezin in was getrokken, herinnerde zich het gehuil van de coyotes.

Bij gebrek aan echte adel moet Amerika het met familiedynastieën doen, achternamen waaromheen de onmiskenbare geur van tragedie en langzaam oud wordende nouveau riche hangt. Jules Stein werkte zich als zoon van migranten uit Litouwen razendsnel op, eerst als oogarts, toen, nog geen dertig, als oprichter van de Music Corporation of America. mca begon als een agentschap voor bands, maar wist uit te groeien tot een van de grootste en machtigste productiebedrijven van het land, inclusief goed verborgen banden met zowel de maffia als bepaalde overheidsdiensten en een niet te onderschatten rol in de rise and rise van acteur-president Ronald Reagan.

Jean Stein ontvluchtte Hollywood via de Sorbonne. In Parijs liep ze de hoofdredacteur van The Paris Review, George Plimpton, tegen het lijf en ze was amper twintig toen ze voor dat blad William Faulkner tot een zeldzaam openhartig interview wist te verleiden en vervolgens ook maar een affaire aanknoopte met de 37 jaar oudere schrijver. Ze verhuisde als redacteur van de Review naar New York en nestelde zich zo in een nieuwe elite – haar eerste man, William vanden Heuvel, was Amerikaans afgevaardigde bij de VN, haar tweede, Torsten Wiesel, medewinnaar van een Nobelprijs – zonder de oude ooit echt vaarwel te zeggen.

Jean Stein schreef over haar eigen familiegeschiedenis in het laatste hoofdstuk van haar laatste boek, West of Eden: An American Place, dat vorig jaar verscheen. Anders dan in het geval van Edie, American Girl, het boek over Warhol-muze Edie Sedgwick waarmee ze ooit doorbrak, draaide het hier niet om de lange voorgeschiedenis die uitmondde in de dood van een al op 28-jarige leeftijd afgegleden it-girl, maar om een vijftal Hollywood-families en de adressen waarmee hun levens waren verbonden. Net als Edie is West of Eden in de eerste plaats een prachtige oral biography waarin een veelheid van getuigen samen een veelstemmig koor vormen. Zelf omschreef Stein haar werk het liefst als oral narratives, omdat dat haar werk duidelijker wegtrok uit de hoek van de oral history, wat haar te veel aan sociologisch onderzoek deed denken. En in het geval van Edie en West of Eden is het haar duidelijk niet te doen om historische reconstructie, maar om de literatuur die in de werkelijkheid verscholen ligt.

Bij gebrek aan echte adel moet Amerika het met familiedynastieën doen

Het zijn verhalen waarin een duizelingwekkende hoeveelheid perspectieven en een voortdurend schakelen daartussen een driedimensionaal beeld doen ontstaan. De verschillende perspectieven vullen elkaar aan en spreken elkaar tegen, maar bevatten ieder een gelijksoortige kern, of dezelfde aanspraak op de veelvormige waarheid. De verhalen lijken daardoor vooral bezig met iets wat je kunt omschrijven als de ‘diepe waarheid’, schreef iemand na Steins dood.

Wat ontbreekt is een sturende stem, een verteller van een geconstrueerd verhaal dat op de gebeurtenissen is geplakt. De opbouw en selectie vervullen deze taken natuurlijk, maar het gebeurt buiten het zicht van de lezer. En als Stein zelf aan het woord komt, zoals in West of Eden af en toe het geval is, dan is ze in geen enkel opzicht te onderscheiden van de andere stemmen; gewoon de zoveelste getuige van het eigen leven en dat van anderen. Als een normaal stille gastvrouw die tijdens een diner soms kort het woord neemt, niet om het gesprek te sturen maar om een kleine waardevolle bijdrage te leveren.

De geschiedenis van haar familie en van het bedrijf van haar vader wordt niet alleen door de hoofdrolspelers zelf verteld. Een reeks beroemde vrienden komt aan het woord. Gore Vidal was bijvoorbeeld ooit kind aan huis bij de Steins en vertelt over de innige en met drank overgoten vriendschap van zijn eigen moeder en die van Stein: ‘The early dawn would see them mixing their first Martini.’ Vidals halfzus maakt het beeld van de twee compleet: ‘They made Marie Antoinette look like a biker.’

Maar in het koor zijn de beroemdheden al snel ontdaan van hun glans, even mooi zijn de normaal stille getuigen van de grote verhalen: de butler die ooit het huishouden van William Randolph Hearst runde, bijvoorbeeld, of de tuinman die zijn hoofd brak over de vraag hoe hoog het hek moest zijn om poema’s buiten te houden. Het laatste woord is voor de bewaker die achterbleef toen de Steins eenmaal waren verdwenen en mediamogol Rupert Murdoch het huis, inclusief al hun spullen, nog niet had opgekocht: ‘I can’t imagine why anyone would want to interview a security guard’, zegt hij. Hij vertelt hoe zijn eigen huis in El Monte wordt leeggeroofd terwijl hij hier, aan 1330 Angelo Drive in Beverly Hills, spullen waar schijnbaar niemand om geeft bewaakt. Zo zinloos voelt het ook: ‘Nothing ever happens up here.’

Jean Stein, die haar hele leven had geworsteld met depressies, besloot op 83-jarige leeftijd dat het genoeg was geweest.