Midden in een weinig spectaculaire schrijversloopbaan vond de Engelsman David Almond (1951) onverwacht zijn bestemming als kinderboekenschrijver toen hij twee jaar geleden Skellig publiceerde. Het boek werd verkocht naar bijna twintig landen en het sleepte zowel de Whitbread Award als de Carnegie Medal in de wacht. In ons land krijgt Almond tijdens de komende Kinderboekenweek een Zilveren Griffel uitgereikt voor De schaduw van Skellig. Het spannende verhaal zit geheid in elkaar en geeft een prachtig portret van een kwetsbare jongen, die aanneemt dat er tussen hemel en aarde meer is dan het verstand verklaren kan.

Onlangs verscheen De wildernis, onmiskenbaar van dezelfde schrijvershand qua personages en hun preoccupaties, qua toon en thematiek, maar als geheel grootser, betekenisvoller en ook getuigend van meer pretenties. Het verhaal is gesitueerd rondom Newcastle, de streek waar de auteur opgroeide en die zijn karakter ontleent aan de jarenlange steenkoolwinning. In het dorp Stoneygate heeft bijna elke familie haar sporen naar het verleden, via de adembenemende verhalen over rampen en dierbare doden. De kinderen hebben hun favoriete speelplek in de «wildernis», waar een stelsel van heel en half afgesloten schachten en mijngangen een concrete verbinding met de nabije geschiedenis vormt en zorgt voor opwinding en gevaar.

In deze kleine gemeenschap, waar iedereen zijn plaats kent en alles over iedereen weet, komt de jeugdige verteller wonen met zijn ouders en zijn oude grootvader die er vroeger mijnwerker was. Door zijn positie als nieuwkomer maar ook vanwege zijn beschouwende aard is hij buitenstaander. Tegelijkertijd is hij ingewijde dankzij de geschiedenis en de naam van zijn familie. Op het gedenkteken van de ramp in 1821 staat zijn naam als jongste slachtoffer — Kit Watson 13 jaar — naast die van de even oude John Askew. De afstammeling van de negentiende-eeuwse Askew zit bij Kit op school. Hij is een mysterieuze loner, afkomstig uit een asociaal gezin en hij heeft een ondergronds spel van dood en leven uitgedacht, waar alleen uitverkoren kinderen aan deel nemen.

Deze Askew is voor Kit wat de mijn voor de vorige generaties was: donker, ondoorgrondelijk, gevaarlijk, maar onweerstaan baar. De jongen raakt in zijn ban, opge -zwee pt door de meeslepende verhalen van zijn mijnwerkersgrootvader en gesterkt door het intuïtieve vermoeden dat onder de onbehouwen en beangstigende buitenkant een vriend voor het leven zou kunnen schuilgaan. De rituelen worden steeds grimmiger, tot de twee jongens op het nippertje van de dood worden gered. Voor Kit levert dit niet alleen de kick van spanning en gevaar op. Door zijn eigen weg en diepste verlangens te volgen ondergaat hij een soort initiatie, waar na hij zijn bestaan in de nieuwe omgeving met meer zelfvertrouwen tegemoet kan treden.

David Almond weeft een hecht en ingenieus gestructureerd verhalenweb, waarin elk draadje samenhangt met een ander. Zijn vertelling bestaat bij de gratie van de tegenstelling tussen licht en donker, leven en dood. De tijd die omspannen wordt, ligt dan ook tussen het verdwijnen van het licht in de herfst en de terugkeer ervan bij het begin van de lente. Bij het donker horen de mijn, Askew die geen gelegenheid heeft gehad een onbezorgd kind te zijn, de winter met de vrieskou en de langste nacht, en ook de aftakelende grootvader die verdwaalt in de duisternis van zijn falend geheugen. Aan de kant van het licht staan de vreugde over de zon na de lange winter of de opsluiting in de mijngang, het eigenzinnige meisje Allie dat lacht, zingt en ervan droomt als actrice te schitteren (ze speelt in De sneeuwkoningin Ander sens verhaal over dood en leven), en niet in de laatste plaats het zingen van traditionele liederen en het vertellen van oude verhalen.

De wildernis is een magis trale vertelling, die ondanks de volheid en rijkdom van inhoud simpel en helder van vorm is. Centraal staat de waarde van de traditie die wordt doorgegeven in de verhalen over de eigen geschiedenis. Het zijn de verhalen waarmee opa de kleinzoon helpt om zijn plek te veroveren in de nieuwe omgeving. Op zijn beurt weet Kit zijn dementerende grootvader met dezelfde verhalen terug naar het hier en nu te halen. De schrijver laat ook zien hoe de traditie is verankerd in een streek en een landschap. Hij doet dat op een manier die ik in de jeugdliteratuur eigenlijk alleen ken van (de tevens Engelse) Janni Howker in De aard van het beest. In zijn gedrevenheid maakt Almond de zaken soms iets te mooi en literair kloppend, maar zijn eigen betrokkenheid is zo overduidelijk dat je als lezer overtuigd raakt van de noodzaak dat juist dit verhaal verteld moest worden.