
Toen vorige maand een panel van gelauwerde Amerikaanse economen zich opmaakte voor een discussieavond in het Graduate Center van de City University of New York (cuny), gebeurde dit niet in de sobere isolatie waarin dergelijke academische bijeenkomsten doorgaans plaatsvinden. Integendeel, de zaal was volledig uitverkocht en de discussie werd tevens in een belendende zaal uitgezonden om de overdaad van toegestroomde journalisten te accommoderen. De spreker van de avond was dan ook de 42-jarige Franse econoom Thomas Piketty, het onderwerp van discussie was zijn boek over inkomensongelijkheid, hier verschenen als Capital in the Twenty-First Century.
In The New Yorker beschreef Jonathan Blitzer hoe Paul Krugman vlak voor aanvang van de avond met een prangende vraag het cuny Graduate Center binnenstormde: ‘Is het Pik-etty’, wilde hij weten, dus met de klemtoon op de eerste lettergreep, ‘of is het Pikit-tay? En zeggen we Tho-mahs of Thom-as?’ Het groepje economen dat Krugman aansprak, waaronder mede-Nobelprijswinnaars Joseph Stiglitz en Edmund Phelps, wist het ook niet, waarop men besloot om het in afwachting van uitsluitsel op ‘doctor P’ te houden.
Doctor P had op dat moment al een ware triomftocht door de Verenigde Staten achter de rug, waar hij eerder die week was geland vanwege de promotie van zijn boek, dat sinds de verschijning half februari boven aan de bestsellerlijsten vertoeft. In Washington sprak hij uitvoerig met de Amerikaanse minister van Financiën, Jacob Lew, en gaf hij lezingen voor het Internationaal Monetair Fonds en de Raad van Economische Adviseurs van president Obama. In New York sprak hij de Council on Foreign Relations en de Verenigde Naties toe.
Tussen de bedrijven door spoedde de Fransman zich naar afspraken met media zo uiteenlopend als The Nation, de Harvard Business Review en New York Magazine, welke laatste Piketty tot ‘rockster-econoom’ bombardeerde. De belangstelling voor de Fransman strekte zich zelfs uit tot het veelbekeken tv-programma Morning Joe, dat een hele aflevering wijdde aan Piketty’s voorstellen op het gebied van fiscale hervorming – ‘Ik vind gewoon niet dat een miljardair maar veertien procent belasting hoeft te betalen!’ riep presentator Joe Scarborough, een voormalige Republikeinse parlementariër, op een zeker moment uit.
De centrale stelling in Piketty’s boek is dat volwassen kapitalistische economieën niet automatisch richting economische gelijkheid evolueren. Integendeel, stelt Piketty: de data duiden op een historische tendens dat rendement op kapitaal op termijn altijd groter is dan de mate van economische groei. Het logische gevolg daarvan is een almaar toenemende concentratie van rijkdom aan de top. Dit is wat volgens Piketty opzichtig gaande is in de Verenigde Staten en delen van Azië, in mindere mate ook in West-Europa. Hij noemt het ‘patrimoniaal kapitalisme’, waarin de rijken almaar rijker worden, deels door vererving, terwijl de armen blij mogen zijn als ze na inflatiecorrectie niet nog armer zijn geworden. Tenzij overheden ingrijpen.
Dergelijke stellingnames, tezamen met Piketty’s voorstellen voor een globale vermogensbelasting en verhoogde toptarieven van wel tachtig procent op topinkomens, doen uiteraard vooral ter linkerzijde van het Amerikaanse politieke spectrum de harten sneller kloppen. Bijvoorbeeld die van jonge cuny-studenten, waaronder zich veel Occupy Wall Street-activisten bevinden, die het momentum van de Occupy-beweging nieuw leven willen inblazen.
Een blad als The Nation was er als de kippen bij om het boek te plaatsen binnen de opkomst van een neomarxistisch gedachtegoed. In The New York Review of Books voorspelde Paul Krugman dat Capital ‘zowel de manier waarop we over de maatschappij nadenken als de wijze waarop we economie bedrijven (de academische discipline – mvg) zal veranderen’. Aan de andere kant van het ideologische spectrum serveerde The National Review Online het boek af als de ‘diep gekoesterde Das Kapital-fantasieën van links’.
Tot zoveel roering leidde de publicatie van Piketty’s boek in Frankrijk, toch ’s mans geboorteland, bij lange na niet. Zeker, recensenten en commentatoren bespraken het boek uitvoerig, en doorgaans vrij positief, maar niemand karakteriseerde het als ‘het belangrijkste boek van de eeuw’, zoals het Amerikaanse tijdschrift Esquire deed, laat staan dat Piketty een rocksterrenstatus werd aangemeten.
Op The Upshot, een economisch blog op de New York Times-website, offreren de libertaire economen Tyler Cowen en Veronique de Rugy enkele mogelijke verklaringen voor dit verschil in beleving. Als eerste benadrukken ze dat Piketty in 2007 economisch adviseur was van de toenmalige presidentskandidate namens de Socialistische Partij, Ségolène Royale, waardoor hij voor de Franse politieke en intellectuele elite al ‘oud nieuws’ is. Daar komt bij dat het tijdstip van publicatie achterloopt bij het Franse debat. In 2011, toen hij nog presidentskandidaat was, maakte François Hollande zich nog hard voor een belastingtarief voor topinkomens van 75 procent. Inmiddels heeft Hollande het over belastingverlagingen om de economie te stimuleren.
Beide hypotheses zijn zeker de moeite van het overwegen waard, maar er is altijd nog een verklaring die meer voor de hand ligt: in Frankrijk staat voor de meeste mensen niet ter discussie dat inkomensongelijkheid toeneemt – en dat die toename destructief is. Een boek dat het publiek iets voorhoudt waarvan het al overtuigd is, kan op goedkeuring rekenen zonder dat dit met bewondering gepaard gaat.
In die hoek zoekt ook de antropoloog en financieel journalist Gillian Tett naar een verklaring voor wat zij noemt ‘de koortsachtige opwinding’ in de VS over Piketty’s boek. Die zou deels voortkomen uit de pijnlijke feiten waarmee Piketty het Amerikaanse publiek confronteert, schreef ze onlangs in The Financial Times: ‘Piketty’s werk steunt op uitputtend onderzoek en bevat statistieken die aantonen dat de econoom Simon Kuznets er in de jaren vijftig naast zat met zijn stelling dat [kapitalistische] economieën automatisch gelijkwaardiger zouden worden naarmate ze tot wasdom komen’, schreef Tett. Maar meer nog dan aan zijn data dankt Piketty zijn sterrenstatus hier aan het feit dat hij Amerikanen gedwongen heeft hun ‘cognitieve dissonantie onder ogen te zien’, suggereert Tett. ‘Bijna tweeënhalve eeuw geleden, toen de founding fathers de nieuwe natie vorm gaven, meenden ze vol trots Europa’s traditie van erfelijke aristocratie en op rente gebaseerde rijkdom te hebben afgewezen. Mensen behoorden alleen rijk te worden dankzij hard werken, verdienste en concurrentie.’
Ongelijke verdeling van rijkdom werd geaccepteerd omdat iedereen hoopte rijk te kunnen worden. Dat was volgens Tett in een notendop de Amerikaanse Droom die behalve voor ‘bewonderenswaardige golven van ondernemende energie ook voor het noodzakelijke sociale bindmiddel zorgde’. Piketty’s boek laat zien dat deze droom een mythe is. ‘Ooit was Amerika inderdaad meer egalitair dan Europa’, schreef Tett. ‘Tegenwoordig is de rijkdom in de VS ongelijker verdeeld dan bijna overal ter wereld, en is rendement op vermogen zo hoog dat rijkdom meer en meer erfelijk is geworden – en niet verdiend.’
De crux is volgens Tett dat de meeste Amerikanen dit ‘instinctief’ weten, of in ieder geval vermoeden. Ook voordat Piketty op het toneel verscheen, maakte de kwestie Amerikanen al ongemakkelijk. Volgens recent onderzoek van het Pew Research Center, denkt tweederde van de Amerikanen dat hun maatschappij ongelijker aan het worden is. Piketty’s boek heeft de kwestie van inkomensongelijkheid hoogstens verhelderd door Amerikanen te wijzen op hun eigen tegenstrijdigheden. ‘Dat betekent niet dat de elite zijn analyse zal aanvaarden’, waarschuwde Tett. ‘Rechtse commentatoren hebben hem aangevallen en zullen dit blijven doen. Zoals ook niet te verwachten is dat het Congres zijn oproep voor drastisch hogere belastingtarieven zal omarmen.’
Wat hoe dan ook resteert, is dat Piketty’s werk een zeer gevoelige snaar raakt over het realiteitsgehalte van de moderne Amerikaanse Droom. ‘Natuurlijk maak ik daarbij als cynicus – of als antropoloog – de kanttekening dat een droom niet per se “echt” hoeft te zijn om als sociaal bindmiddel te fungeren; daarvoor is slechts nodig dat genoeg mensen in de illusie geloven’, zo besloot Tett. ‘Maar kan de Amerikaanse Droom een verschuiving richting oligarchie overleven? Kan de egalitaire mythe dan nog als sociaal bindmiddel fungeren? Dit zijn de grote vragen die zijn boek impliceren; en als Piketty’s analyse correct is, dan zullen deze vragen de komende jaren alleen maar acuter worden. Want ongelijkheid leidt niet alleen tot meer ongelijkheid, maar ook tot meer cognitieve dissonantie.’

Piketty’s boek heeft nieuwe hoop verschaft aan progressieven en andere linksen in de VS – Occupy-activisten, socialisten, sociaal-democraten. Tegelijkertijd is Capital voor veel liberale Democraten een bron van pessimisme. Figuren als Robert Kuttner, hoofdredacteur van The American Prospect, en Dean Baker, directeur van het Center for Economic and Policy Research, een liberale denktank, zien de gevaren die Piketty’s analyse betekenen voor hun agenda. Dit is namelijk wat Piketty doet: eerst verklaart hij dat traditionele liberale oplossingen – uitgaven aan onderwijs, extra bescherming voor werknemers, groter sociaal vangnet – weliswaar nuttig zijn, maar niet in staat om de voortschrijdende ongelijkheid te keren. De macht van het geglobaliseerde kapitaal is te groot.
Vervolgens stelt hij een oplossing voor, een mondiale vermogensbelasting, waarvan hijzelf als eerste erkent dat deze op dit moment politiek niet haalbaar is. Zo verklaart Piketty in wezen de traditionele Democratische agenda dood – een agenda die overigens sinds Bill Clinton president werd (1993) al naar de achtergrond was verdwenen ten faveure van neoliberale ideeën als meer privatisering en deregulering.
Geen wonder dus dat Kuttner en Baker hun gifpijlen op Piketty’s mondiale vermogensbelasting richten, een voorstel dat opzichtig buiten het politieke bereik ligt van welke individuele natie of internationale organisatie dan ook. Wie runt een supranationale fiscus? Hoe om te gaan met het feit dat zoveel vermogen in handen is van bedrijven en andere juridische constructies met gedeeld eigendom? Hoe maak je eigendom transparant van bijvoorbeeld onroerend goed, banktegoeden en niet-beursgenoteerde bedrijven? ‘Een groot deel van de aantrekkingskracht [van Piketty’s boek] ligt erin dat mensen na lezing kunnen zeggen dat kapitalisme afschuwelijk is, maar dat we er niets aan kunnen doen’, zei Baker onlangs tegen The Times. Zoveel defaitisme is onverdraaglijk.
De schijnbare onhaalbaarheid van Piketty’s fiscale voorstel stelt conservatieven echter verre van gerust. In The National Review waarschuwde bijvoorbeeld James Pethokoukis van het American Enterprise Institute, een conservatieve denktank, voor Piketty’s ‘softe marxisme’ dat, mits onweersproken, ‘zich onder de hogepriesters zal verspreiden en zo het politiek-economische landschap zal vervormen waarop alle toekomstige strijd over beleid zal worden uitgevochten. We hebben deze film eerder gezien.’
In zijn New York Times-column schaarde Paul Krugman dergelijke kritiek onder de noemer ‘Piketty-paniek’: ‘Wat werkelijk opvalt aan het debat tot dusver is dat rechts niet in staat is gebleken om enig substantieel argument tegen Piketty’s these in te brengen. In plaats daarvan draait de respons om name-calling – vooral dat Piketty een marxist is, net als alle anderen die ongelijkheid in inkomen en vermogen een belangrijke kwestie vinden.’
In het tijdschrift Forbes gaf commentator Avik Roy een fraaie bevestiging van wat Krugman bedoelde. ‘Het belangrijkste probleem van alleen praten over inkomensongelijkheid is de focus op relatief inkomen, waardoor absoluut inkomen buiten beschouwing blijft,’ schreef hij en citeerde vervolgens Winston Churchill: ‘De inherente zonde van het kapitalisme is de ongelijke verdeling van zegeningen. De inherente deugd van het socialisme is het gelijk delen van ellende.’ Alsof dat niet genoeg was, voegde Roy daaraan toe: ‘Is het echt zo geweldig om in een land te leven waarin iedereen even arm is? Of is het beter om in een land te leven met wat inkomensongelijkheid, waar degenen met lagere inkomens voldoende voedsel, huisvesting en kansen hebben?
En niet alleen ter rechterzijde klinkt kritiek. Zo storen sommige linkse economen zich aan de wijze waarop Piketty zich nadrukkelijk distantieert van het werk van Karl Marx. Het socialisme biedt voldoende houvasten om inkomensongelijkheid te bestrijden, zei bijvoorbeeld James Galbraith met zoveel woorden in Dissent Magazine: ‘Als de kern van het probleem is dat het rendement op privé-vermogen te verhogen is, dan is de beste oplossing om dat rendement te verlagen. Hoe? Verhoog het minimumloon! Daarmee verlaag je het rendement op kapitaalinvesteringen die het moeten hebben lage-lonenarbeid. Steun vakbonden! Belast bedrijfswinsten en vermogenswinsten, inclusief dividenden! (…) Creëer nieuwe publieke en coöperatieve leeninstanties die de hedendaagse zombie-megabanken vervangen!’
Toch is ook een dergelijke kritiek gespitst op Piketty’s voorstel om inkomensongelijkheid te bestrijden met een mondiale vermogensbelasting. De Servische oud-World Bank-econoom Branko Milanovic, gasthoogleraar aan cuny, kan er niet veel mee. ‘Die kritiek is te makkelijk gemaakt’, zei hij onlangs in een interview met Business Insider. ‘Naar mijn mening zijn er slechts twee serieuze kritieken op Piketty mogelijk. Je kunt je afvragen of, zoals Piketty veronderstelt, het rendement op vermogen ook hoger blijft dan economische groei wanneer de ratio kapitaal/arbeid sterk toeneemt. En je kunt Piketty verwijten dat hij te weinig kijkt naar de opkomst van China, India en andere opkomende economieën die wellicht de mondiale economische groei nog een eeuw lang op een vrij hoog niveau kan houden.’ Piketty gaat namelijk uit van een lange periode van matige economische groei, een omstandigheid waaronder rendement op kapitaal volgens hem per definitie groter is dan de mate van economische groei, waardoor inkomensongelijkheid toeneemt.
Beide kritiekpunten, zo erkende Milanovic verderop in het interview, doen echter niets af aan de centrale theses van Piketty. Daarmee zit Milanovic op dezelfde lijn als John Cassidy, die sinds 1995 in The New Yorker over grote economische onderwerpen schrijft. ‘Ik heb nog geen kritiek gezien die daadwerkelijk Piketty’s twee hoofdpunten ondermijnt’, schreef Cassidy.
Het eerste punt is van empirische aard: ‘In termen van inkomen en vermogen vertonen veel westerse maatschappijen, in het bijzonder de Verenigde Staten, niveaus van ongelijkheid die we niet meer gezien hebben sinds de Gilded Age (eind negentiende eeuw – mvg).’ Het tweede punt is van theoretische aard. ‘Hij wees op een tendens – geen rigide wet – dat ongelijkheid toeneemt zodra het rendement op kapitaal groter is dan de mate waarin de economie groeit. (…) Dat lijkt een open deur, maar zoals de econoom Robert Solow onlangs in The New Republic uitlegde, dit is iets dat economen nooit eerder was opgevallen. Dankzij Piketty is dit nu onderwerp van discussie.’
Wat op lange termijn de impact van Capital zal zijn, moet uiteraard nog blijken, ‘Maar het zal me zeer verbazen als die niet substantiëler zal zijn dan bijvoorbeeld de nalatenschap van The End of History’, schreef Cassidy. ‘Fukuyama behandelde een abstracte vraag, namelijk of de liberale democratie als een universeel ideaal was komen bovendrijven. Piketty behandelt een veel concretere en dringendere vraag: “Wie krijgt wat?”’ Ook binnen de economie als academische discipline, verwachtte Cassidy – overigens net als Krugman – dat Piketty’s werk een blijvende invloed zal hebben. ‘Hij heeft vraagstukken rondom kapitaal en verdeling weer naar de voorgrond gebracht, waar ze horen. Zeker, een dergelijke ontwikkeling was bijvoorbeeld bij de Wereldbank al gaande, maar Piketty heeft er een nieuwe duw aan gegeven – en dat is alleen maar goed. In de politiek heeft hij het debat over de aanpak van inkomensongelijkheid nieuwe energie gegeven, door het debat uit te breiden van vraagstukken omtrent loonstagnatie en excessieve beloningen voor ceo’s naar de bredere kwestie van verdeling van welvaart.’
Cassidy ziet de scheidslijnen in het politieke debat al voor zich. ‘Veel liberalen en progressieven zullen Piketty’s oproep tot meer herverdeling via het fiscale systeem omarmen. Conservatieven die hun kop in het zand hebben gestoken, zullen blijven betwijfelen of groeiende ongelijkheid wel een echt probleem is. Meer realistische conservatieven zullen oproepen tot beleid dat het de niet-rijken mogelijk maakt om zelf een vermogen op te bouwen – bijvoorbeeld door ze belastingvrij te laten investeren in individuele pensioenrekeningen, of op indirecte wijze, bijvoorbeeld door soevereine vermogensfondsen voor ze op te zetten naar Noors model.’
Ook Kenneth Rogoff, een Harvard-econoom, stelt een aantal alternatieve, kleinschalige oplossingen voor die disproportionele vermogensaccumulatie moeten tegengaan. Zo suggereerde hij op de opiniewebsite Project Syndicate een ‘relatief vlakke belasting op consumptie, met een ruime aftrekbaarheid voor progressiviteit’. Belastingen op consumptie hebben immers betrekking op uitgaven, zo redeneerde Rogoff, terwijl inkomstenbelastingen geheven worden op lonen, emolumenten, winsten uit verkopen, dividenden en andere baten. ‘Waarom zouden we proberen een onhaalbare mondiale vermogensbelasting na te streven als er alternatieven zijn die groei bevorderen, tot meer belastinginkomsten leiden en die we dankzij gulle vrijstellingen progressief kunnen maken?’
Niettegenstaande de kritiek op Piketty vanuit rechts, links en het centrum, kunnen we nu al vaststellen dat hij met Capital het Amerikaanse debat over inkomensongelijkheid succesvol heeft getransformeerd door de aandacht te verleggen van inkomen naar vermogen. Deze invloed wordt mooi gereflecteerd in twee recente artikelen van Clive Crook, een financiële columnist van Bloomberg View. Het eerste was een (nogal negatieve) recensie van Piketty’s boek, waarin hij onder meer schreef: ‘Elke bewering wordt óf niet ondersteund óf wordt weersproken door Piketty’s eigen data en analyses.’ Enkele weken later schreef hij echter een essay getiteld Piketty’s Wealth Tax Isn’t a Joke. ‘Om redenen van billijkheid en efficiëntie is het redelijk om rijkdom te belasten.’ Natuurlijk zag ook Crook praktische bezwaren tegen een mondiale vermogensbelasting. Daarom pleitte hij voor ‘gematigde maar effectieve belasting van inkomen uit vermogen of uit erfenis’.
Aldus werd duidelijk dat ook figuren uit het politieke centrum als Rogoff en Crook – in navolging van progressieven en liberalen die al langer de forten van geprivilegieerde kapitalisten wilden bestormen – voorstellen om de toenemende concentratie van rijkdom te beteugelen, serieus beginnen te nemen. Zo vinden ze dankzij een Franse econoom aansluiting bij de sentimenten die al langer onder een meerderheid van het Amerikaanse volk leven – namelijk dat er net zo goed een luchtje hangt aan geërfde en onverdiende rijkdom als aan de topsalarissen waarmee de elite in het bedrijfsleven zichzelf beloont.
De oude commentator Thomas Edsall benadrukte het vorige week nog eens in The New York Times: ‘Wat Piketty “patrimoniaal kapitalisme” noemt — geconcentreerde rijkdom en politieke macht die van generatie op generatie wordt doorgegeven binnen een op klasse gebaseerde orde – staat loodrecht op het aloude Amerikaanse ideaal van gelijke kansen voor iedereen. Piketty heeft de intellectuele basis gelegd voor een aanval op die door rijkdom gedomineerde sociale en politieke orde.’
Voor die ‘aanval’ zijn volgens Edsall ‘effectieve politici’ nodig, wier boodschap resoneert bij een electoraat dat ‘vastbesloten is om door hard te werken een hogere levensstandaard te bereiken’. Deze politici staan voor flinke hordes: ‘Alleen zij die bereid zijn de confrontatie aan te gaan, kunnen putten uit de diepe onvrede, woede en wrok die onder het publiek leeft.’
Dergelijke politici lijken zich in de huidige politieke arena vooral ter linkerzijde te bevinden. Denk aan senator Elizabeth Warren uit Massachusetts (die Piketty’s boek al publiekelijk heeft omarmd), de onlangs geïnstalleerde burgemeester Bill de Blasio van New York (die de inkomensongelijkheid in zijn stad tot het belangrijkste thema van zijn verkiezingscampagne maakte) en senator Bernie Sanders (de enige Amerikaanse parlementariër die zichzelf socialist noemt).
Inkomensongelijkheid is overigens slechts één van de vele kwesties die politici alleen met de grootste volharding en oprechtheid te lijf kunnen, zoals ook Crook al schreef in zijn eerder aangehaalde recensie van Piketty’s boek. Hij liet daarop echter volgen: ‘Toekomstige vermogensaccumulaties zullen wel of niet het aandeel van kapitaal in de totale output doen toenemen; hierdoor zal inkomensongelijkheid wel of niet toenemen. Als dat gebeurt, dan is dat een slechte zaak en dient de overheid in te grijpen. Maar zelfs als het gebeurt, dan is dit nog niet zo belangrijk als de vraag of en hoe snel de lonen en onze levensstandaard stijgen. Dat laatste zou namelijk de allesbeslissende kwestie van dit tijdperk moeten zijn. Het is helaas een kwestie waarover Capital in the 21st Century bijna niets te zeggen heeft.’
Voer voor een werkelijk vernieuwende politiek hoeft inderdaad niet van een one-issue-academicus als Piketty te komen, hoewel je je kunt afvragen of de levensstandaard in de Verenigde Staten een meer prangende kwestie is dan bijvoorbeeld klimaatverandering of de rol van finance in de mondiale economie. Iemand die dergelijke grote onderwerpen te lijf gaat, is de beroemde Nederlands-Amerikaanse sociologe Saskia Sassen, wier nieuwe boek Expulsions: Brutality and Complexity in the Global Economy net in de VS verschenen is. In het boek, waarin ze ook uitgebreid stilstaat bij inkomensongelijkheid, behandelt ze hedendaagse socio-economische en ecologische dislocaties door ze te benaderen als uitsluitingen – uitsluitingen van een arbeidzaam bestaan, van levensruimte, zelfs van de biosfeer die het leven überhaupt mogelijk maakt. Ze is Piketty en zijn vijftien jaar lange graafwerk dankbaar, vertelt ze tijdens een interview bij haar thuis in New York. ‘Piketty opent een gigantische ruimte achter de nauwe versies van ongelijkheid die we doorgaans hanteren. Dat is goed voor ons allen. Zijn mix van geschiedenis, sociologie en economie opent een ruimte voor meer ideeën.’
Beeld: (1) Piketty’s boek laat zien dat de Amerikaanse Droom een mythe is (Martin Parr/Magnum/HH). (2) Designpolitie