
Binnenkort maakt olaf, het fraudekantoor van de Europese Unie, bekend of Amsterdam de boel heeft misleid bij de aanvraag van een zogeheten D2-subsidie die Brussel aan arme regio’s verstrekt om achtergebleven bevolkingsgroepen te helpen bij onder meer de ‘toegeleiding tot werk’. Je zou denken dat die D2-pot er is voor plekken als Bessarabië en de zuidelijke helft van de Italiaanse laars. Maar ook rijke landen als Nederland mogen mee-eten uit de ruif.
In de kern was het probleem dat het Amsterdamse stadsdeel Oost veel geld nodig had voor de financiering aan de Joubertstraat, hartje Transvaalbuurt, van een ‘moskeeverzamelgebouw’ dat aan de Turkse en Marokkaanse geloofsgemeenschappen zou worden verhuurd. In Amsterdam-Oost waren al herhaaldelijk projecten met dat Brusselse geld geïnjecteerd en het stadsdeel lonkte ook voor de bouw van dat moskeeverzamelgebouw naar de D2-pot. Maar wat Tony Blairs woordvoerder Alastair Campbell ooit over de Britse regering zei – ‘We don’t do God’ – geldt ook voor Brussel. De EU houdt kerk en staat gescheiden. Een subsidie voor een moskeeverzamelgebouw was onhaalbaar.
Maar er was een alternatief, te weten: misleiding. Het karakter van het gebouw kon worden verhuld. En zo geschiedde. Het gebouw werd in de subsidieaanvraag omgedoopt tot een ‘multifunctioneel-multicultureel centrum’. De twee moskeebesturen die het gebouw zouden gaan huren werden ‘migrantenorganisaties’ genoemd (ten onrechte, want er zaten in die tijd ook Hollanders in die helemaal geen migrant waren). Aldus moest worden voorkomen dat in Brussel allerlei alarmbellen gingen rinkelen. Goed, ergens stond in de aanvraag dat het centrum ook ‘twee gebedsruimten’ zou hebben. Maar tegenwoordig heeft elk wat kloeker gebouw wel een gebedsruimte. Dus dat zou bij die EU-ambtenaren, die hoe dan ook voortdurend in stapels dossiers dreigen te verdrinken, vrijwel zeker geen punt van aandacht worden.
Wat ook hielp was dat het moskeeverzamelgebouw de officiële, zeg maar seculiere benaming De Verbinding kreeg. Er was door het stadsdeel onder de bevolking een wedstrijd voor de mooiste naam uitgeschreven en een autochtone mevrouw was met haar vondst De Verbinding met de eerste prijs aan de haal gegaan. Op zich fraai bedacht: het gebouw zou de Marokkaanse en Turkse gemeenschap via die twee moskeeën aan elkaar koppelen.
Maar in de praktijk werkt het zo niet. Als je na afloop van het vrijdaggebed in de Joubertstraat gaat kijken, zie je dat de Turken en Marokkanen straal langs elkaar heen lopen. Van de veelgeprezen ummah, de hechte, wereldwijde moslimgemeenschap, is daar op de stoep niets te merken. Het gebouw had beter De Kloof kunnen heten. Op de website van Architectenbureau Marlies Rohmer wordt het in 2008 voltooide gebouw nog steeds het ‘moskeeverzamelgebouw’ genoemd. Terecht. Want dat is de perfecte benaming: een gebouw met links een moskee en rechts een moskee en in het midden een trappenhuis dat naar enkele etages met zaaltjes leidt.
Waarom deed stadsdeel Oost zo raar? Omdat het bang was voor onrust in de Transvaalbuurt. Die moskeeën moesten er komen. Op de plek waar nu het moskeeverzamelgebouw staat, stond een oud, vervallen en brandgevaarlijk schoolgebouw. Slopen was bijna onvermijdelijk en er was een sense of urgency, want het speelde net in de tijd van de grote discobrand in café De Hemel in Volendam. In het gebouw waren tijdelijk een Turkse en een Marokkaanse moskee ondergebracht. Er hoefde in dat gebouw geen huur te worden betaald. Het was nog net de periode waarin moskeebesturen werden ‘geknuffeld’.
Een studie van de gemeente had uitgewezen dat de plek zich perfect leende voor een ‘slechtweerfaciliteit’ voor Transvaalse hangjongeren. Maar de twee moskeebesturen lieten hun tanden zien. En in plaats van dat eind vorige eeuw op tweehonderdduizend gulden begrote jongerencentrum kwam er een joekel van een moskeeverzamelgebouw à raison van bijna vier miljoen euro. Het stadsdeel wist geld los te peuteren bij de gemeente, maar het was niet genoeg. En zo liep het bestuur met een bijna één miljoen euro grote D2-subsidie uit Brussel in die olaf-fuik. Een subsidie die nu misschien voor straf moet worden terugbetaald.
Bij de stedelijke ontwikkeling waren in Amsterdam-Oost herhaaldelijk grote projecten – bouw, infrastructuur – flink misgegaan en de rekenkamercommissie van het stadsdeel wilde alles eens op een rijtje krijgen. Zij vroeg TNO Bouw en Ondergrond in Delft om te komen analyseren waarom dergelijke zaken in het stadsdeel zo vaak uit de rails liepen. Niet om koppen te laten rollen, maar om er wijzer van te worden. Het moest gaan, zoals TNO Bouw en Ondergrond het in het voorwoord van het rapport signaleerde – het staat er heus – om het ‘lerend effect voor de organisatie’.
Er werden drie projecten uitgekozen en één ervan was het moskeeverzamelgebouw. Je zou dat van een club als TNO Bouw en Ondergrond niet direct verwachten, maar het is een leuk, leesbaar rapport geworden. Vooral omdat allerlei informanten open praten en soms vrijelijk hun gal hebben gespuugd. tno had alle betrokkenen namelijk verzekerd dat ze niet met naam en toenaam in het rapport zouden komen. Zo werd architect Marlies Rohmer aangeduid met ‘De Architect’ en sleutelfiguren uit het stadsdeel heetten slechts ‘Projectleider 2’ of ‘Raadslid 1’ et cetera. Bovendien was iedereen duidelijk gemaakt dat het rapport zou worden geclassificeerd als ‘confidentieel’ – dat staat ook met vette letters twee keer op iedere bladzijde van het eindproduct. Het zou dus slechts binnen een besloten kring circuleren (maar is op internet moeiteloos te vinden met ‘evaluatie drie fysieke projecten in stadsdeel oost-watergraafsmeer’).
Het rapport verscheen eind 2008, toen het werk aan het moskeeverzamelgebouw bijna klaar was. Het geeft een levendig beeld van de wrijvingen en frustraties die het project aan de Joubertstraat opriep. Een mooi voorbeeld is de uitspraak van ‘Projectleider 1’ die naar aanleiding van een onverwachte beleidswijziging verklaarde: ‘We konden alles in de prullenbak gooien. Dat heeft tonnen gekost aan uren van mij en externen.’
Maar meer nog komen de irritaties tussen het stadsdeel en de twee moskeebesturen aan bod. Dat laatste is interessant, want in de publieke zittingen van de stadsdeelraad en tijdens de inspraakavonden met de islamitische gemeenschap plegen die wrijvingen met de mantel der liefde te worden bedekt. Dit is wat ‘Sectorhoofd 1’ in het rapport zei over de dreiging van de twee moskeebesturen om die oude school desnoods niet te ontruimen: ‘Een groep Turken en Marokkanen zaten in een oud gebouw, en hadden dat zelf “opgeknapt”. Hierdoor waren allemaal kleine trappetjes en tussenvloertjes gemaakt, wat volgens het stadsdeel een onveilige situatie gaf. We wilden zoiets niet laten bestaan in ons stadsdeel, maar je kan het niet zomaar in een keer om zeep helpen. En dus wilde het stadsdeel het slopen en er nieuwbouw voor in de plaats zetten. Dit betekent dus dat de gemeenschappen die zich hadden gehuisvest in het oude gebouw mee moeten gaan in de plannen voor de nieuwbouw. (…) De Sector Beleid was voortdurend “in gevecht” met de gebruikers, er was continu een onderhandelingssituatie. Ze willen altijd meer dan je kan bieden. Je hebt de gebruikers nodig. Ze moeten er immers eerst uit!’
Dit, zo valt nu te reconstrueren, was de setting waarin de ommezwaai van een simpele ‘inloop’ voor de jeugd naar de dubbelmoskee werd gemaakt. Eerst was er nog een plan voor een tussenoplossing: beneden een overdekte hangplek en, vooruit, boven die twee moskeeën. Maar de moskeebesturen wilden niets van jongeren in hun gebouw weten, zelfs niet van moslimjongeren (tenzij die kwamen om te bidden of om onder begeleiding huiswerk te maken of de koran te bestuderen). ‘Projectleider 1’: ‘Er bestond de hoop bij het stadsdeel dat de twee organisaties mee zouden werken. Maar de ouderen waren bang voor de jongeren.’ En ach, die jongeren waren gewoon jongeren; die konden bestuurlijk natuurlijk geen vuist maken. Misschien wilden ze niet eens zo’n half door de overheid geregisseerde hangplek. De moskeebesturen daarentegen waren zich maar al te bewust van hun eigen electorale gewicht en wisten op welke deuren ze moesten kloppen. ‘Raadslid’: ‘Het is te veel een ons-kent-ons-cultuurtje.’ ‘Portefeuillehouder Sector Wonen’: ‘Er zijn projecten willens en wetens gestart waarbij religie een rol speelt. Scheiding van kerk en staat bevindt zich hier op glad ijs…’
In 2010 – ik werkte aan Café Mogadishu, een verhalenbundel over moslims in Nederland – kwam ik zo nu en dan in de Transvaalbuurt. Tijdens een van mijn omzwervingen werd het plein aan de Joubertstraat opgefleurd door een groot banier. Het wapperde aan de ‘Turkse’ kant van het moskeeverzamelgebouw. Met koeienletters stond erop: ‘Wij houden open huis op Burendag!’ Goh, dat is leuk, dacht ik meteen: een moskee die de deuren opengooit. Perfect in de strijd tegen de islamofobie! En bovendien leek het prima te sporen met de wens van de gemeente om het gebouw, tenslotte officieel ook een multifunctioneel centrum, ‘open’ en laagdrempelig te laten zijn.
Al in de ontwerpfase stond openheid hoog in het vaandel en op de blauwdrukken werden grote, lage vensters getekend zodat je vanaf de stoep zo in de moskeeruimtes kon koekeloeren. Best revolutionair dus. Het stadsdeel had zekerheidshalve bij de moskeebesturen gecheckt of dat oké was. De besturen vonden het prima. Die lage ‘Marlies Rohmer’-vensters zijn er dus inderdaad gekomen. Maar aan de onderzijde is nu tot op een hoogte van twee meter twintig plastic folie geplakt. Je kunt nog steeds naar binnen kijken, maar dan moet je een keukentrapje meenemen.
Om alles tijdens Burendag in goede banen te leiden had een aantal moskeebestuurders zich verzameld in de bestuurskamer op de tweede etage. Boven de grote bestuurstafel hing aan een touwtje een feestelijke ballon. Bij binnenkomst werden wij, enthousiaste deelnemers aan Burendag, getrakteerd op thee en Turks suikergoed. Op de tafel lag een stapeltje folders over activiteiten die in het gebouw werden ontplooid: ‘Naaicursus voor vrouwen’; ‘Algemene voorlichting voor vrouwen’; ‘Hygiëne in de horeca’; ‘Contactvaders’; ‘Conferentie “Werken”’; ‘Maatschappelijke integratie’; ‘Introductie ondernemerschap’. Stuk voor stuk nuttige en daarom door het stadsdeel gesubsidieerde activiteiten. Op de waslijst stond half verdwaald ook nog: ‘Nederlandse waarden en normen voor kinderen van Turkse afkomst’. Het ging om een wekelijkse les voor kinderen van zes tot twaalf jaar, met een strikte scheiding tussen jongens en meisjes. In de toelichting stond dat het zou gaan over ‘waarden en normen die in de Nederlandse samenleving algemeen gelden’.
‘Goh, mag ik bij die les aanwezig zijn?’ vroeg ik aan Emine, die mij een berg in honing badende baklava voorhield. Emine was een van de Burendag-officials. Ze keek me verbaasd aan. Een Hollander? Bij onze les over waarden en normen? Om erover te schrijven? Daarover moest ze in conclaaf. Maar het mocht. Absoluut niet bij de meisjes, wel bij de jongens. Zo raakte ik verzeild in een situatie die zou leiden tot het huidige olaf-debacle. Want de lessen ‘waarden en normen’ uit het gesubsidieerde ‘activiteitenprogramma’ van het gebouw bleken niet te gaan over waarden en normen. Het was koranles. En dat nog wel op een D2-etage waar alleen seculiere dingen mochten worden gedaan. De jongensles werd gegeven op de derde etage. De les voor de meisjes was in de kamer van het moskeebestuur op de tweede etage – ook zo’n D2-zaaltje. Trouwens, het feit dat het moskeebestuur zich überhaupt in een D2-zaaltje had genesteld was eigenlijk nog veel fouter. De meisjesles was maar een paar uur per week, maar die bestuurskamer vormde een permanente aan religie gebonden presentie in het D2-deel van het gebouw.
In geen van de documenten die het stadsdeel heeft gepubliceerd is het woord ‘koranles’ terug te vinden. Zelfs niet in het sleutelstuk uit januari 2012, het 58 pagina’s tellende billen-bloot-stadsdeelrapport met de titel De Verbinding. Er liggen altijd wel verkiezingen in het verschiet en een moskeebestuur van een leugen betichten is in een islamitische buurt politiek gezien niet handig. Wel valt er in De Verbinding te lezen dat het stadsdeel heeft besloten dat in de hoger gelegen zaaltjes niet langer activiteiten mogen worden ontplooid die ‘verband houden met religie (waardoor activiteiten als lessen waarden en normen niet zijn toegestaan)’. Deze kromme instructie was alleen door insiders te begrijpen: zonder het woord ‘koranles’ te gebruiken werd die ermee verboden. Koranles voor jongeren heeft ook niets met waarden en normen te maken. De kinderen leren er slechts het heilige boek te lezen, niet de tekst ook te begrijpen en daar waarden en normen aan te koppelen.
Toch blijft het stadsdeel vasthouden aan de fictie dat er wel degelijk lessen normen en waarden gegeven werden. In maart 2012, twee maanden na de publicatie van het rapport De Verbinding, komt het stadsdeel met een flankerend feitenrelaas met de titel Chronologisch overzicht De Verbinding. Een quote uit dat stuk: ‘Januari/februari 2010: uit contact met journalist R. van Lanschot (Café Mogadishu) die contact heeft opgenomen met het stadsdeel (…) blijkt dat tijdens de lessen normen en waarden ruimte is ingebouwd voor het bestuderen van de koran.’
Nee! Zo had ik dat niet gezegd. Dat ‘tijdens de lessen normen en waarden’ is een verzinsel van het stadsdeel. Opnieuw wordt het publiek, en ook olaf (dat kort tevoren met zijn onderzoek was gestart), om de tuin geleid. Het moskeebestuur had gejokt (‘We verzorgen lessen in Nederlandse waarden en normen’) en, om het verstandshuwelijk tussen stad en moskee niet op te blazen, zat er voor het stadsdeel niets anders op dan ‘mee te jokken’. olaf werd aldus zijdens het stadsdeel geconfronteerd met de zoveelste verhullende uitspraak.
Vooral met die verkeerde karakterisering van het gebouw nam het stadsdeel een groot risico. Iedereen kon immers zien dat het om twee grote moskeeën ging met boven wat zaaltjes. Een regiefoutje lag altijd op de loer. Zo was er het gevaar dat Hecon, het bouwbedrijf, goede sier wilde maken met de bouw van De Verbinding en z’n mond voorbij zou praten. Daarom werd het bedrijf in het reguliere bouwoverleg met het stadsdeel herhaaldelijk op het hart gedrukt om het religieuze karakter van het gebouw te verzwijgen. Dit blijkt uit de notulen die ik in het bouwarchief van het stadsdeel in een grote doos heb aangetroffen. Een hoge ambtenaar, mevr. Hanneke Everts (HE), zat in dat overleg namens het stadsdeel. ‘Agendapunt 25 publiciteit. 25.13.1 HE wil graag artikels vooraf ter goedkeuring ontvangen en subsidiegever genoemd hebben in het stuk. 25.14.1 Alleen functie mfc, geen Turks of Marokkaans gebedshuis noemen.’ Geen Turks of Marokkaans gebedshuis noemen… Was die mevr. Everts een ongeleid projectiel? Een lone wolf? Natuurlijk niet. Ze werkte al jaren bij het stadsdeel. Ze mocht een miljoenenproject managen. Het kan niet anders dan dat achter haar een gemeentelijke kongsi stond die de omerta rond het moskeeverzamelgebouw wilde bewaken.

Aan de Brusselse Rue Joseph II bevindt zich, omringd door andere EU-instellingen, het kantoor van olaf. Er werken meer dan vierhonderd ambtenaren. Discretie staat er hoog in het vaandel. Uit het dak boven de dertiende etage steken gekartelde hoorns van glas en beton die het gebouw iets Frankenstein-achtigs geven. Bij de ingang staat een glazen paneel waarin de volledige naam van olaf in de 23 EU-talen is gegraveerd (variërend van het beklemmende ‘Europaisches Amt fur Betrugsbekampfung’ tot het huppelende Finse ‘Euroopan petostentorjuntavirasto’). In de toegangshal – verder heb ik nooit kunnen komen – staan lange rekken voor informatiemateriaal. Maar het enige wat er in lange rijen staat uitgestald is het olaf-jaarrapport 2012.
olaf houdt niet van informatieverstrekking. Als je als journalist met de afdeling woordvoering belt, zeggen ze: ‘Stuur maar een mailtje.’ Maar dat mailtje verdwijnt in een black hole. Je krijgt hooguit als antwoord dat olaf geen antwoord geeft op mailtjes over lopende zaken. De terughoudendheid van olaf bij externe communicatie is natuurlijk wel te begrijpen. De imagoschade bij fraudeonderzoek kan immens zijn, zelfs als je uiteindelijk onschuldig wordt bevonden.
Dat olaf het moskeeverzamelgebouw in het vizier kreeg, liep als volgt. Toen Amsterdam-Oost in de problemen raakte rond het MuzyQ-gebouw (miljoenenstrop door riskante garantiestelling bij een megahypotheek) publiceerde dit blad in juni 2011 een ingekorte versie van mijn verhaal uit Café Mogadishu als voorbeeld van een ander problematisch project in dat stadsdeel. Geenstijl.nl nam het stuk over en daarmee ging het plots viral. En het bleek koren op de molen van de pvv, die bij monde van Lucas Hartong vragen begon te stellen in het Europees Parlement. Hij wilde van de EU-Commissie weten of er sprake was geweest van ‘oneigenlijk en ongeoorloofd gebruik van EU-gelden’. En, de dolk nog een kwartslag draaiend, wilde hij van de EU-Commissie weten of zij ‘kon garanderen dat bij deze zwendel betrokken organisaties op een zwarte lijst zouden komen van organisaties die nooit meer een cent uit EU-fondsen krijgen’. Op 7 september 2011 twitterde hij triomfantelijk: ‘Dankzij pvv-vragen: EU opent voorbereidend onderzoek naar Moskeeverzamelgebouw, Amsterdam.’
Het moskeeverzamelgebouw is een financiële en organisatorische wanboel, een wanboel die is ontstaan toen de twee moskeeën zich omturnden tot sociaal-culturele stichtingen. In Nederland kan iedere moskee die over een of meer zaaltjes beschikt voor die rechtsvorm kiezen. De meerderheid doet dat, want dan kan ook meteen de subsidiekraan open. De subsidies worden niet gegeven aan de moskee maar aan de stichting, zodat er – formeel gezien – een keurige scheiding is tussen kerk en staat. Maar in de praktijk vervaagt die scheiding.
Wat de boel verder compliceert is dat veel moskeeën ook nog allerlei neringen runnen: boekwinkeltjes, kapperszaken, theehuizen en supermarkten. Nederland telt honderden moskeeën die de facto religieus-commercieel-sociaal-culturele instituties zijn. Dit kan tot boekhoudkundige, fiscale en subsidietechnische nachtmerries leiden. Die neringen zitten er vaak in strijd met de lokaal vigerende bestemmingsplannen en zijn dus illegaal (maar vaak gedoogd – ‘ach, gun ze wat eigen inkomsten’). Maar dat niet-geoorloofde karakter maakt de zaak helaas nog ingewikkelder.
In de Turkse moskee binnen het moskeeverzamelgebouw zit een illegale kapperszaak. Het geld dat die kapper opbrengt, is in de jaarcijfers van Turkse moskee/stichting niet terug te vinden. Je kunt als officiële stichting immers moeilijk illegale inkomsten opgeven. Dit noopte tot een dubbele boekhouding en dit maakt het moskee/stichtingbestuur strafbaar (valsheid in geschrifte). Die neringen kunnen ook tot concurrentievervalsing leiden. Welke buurtkruidenier vindt het nu leuk als hij moskeebezoekers met tassen etenswaren de moskee ziet verlaten? En dan hebben we het nog niet over de btw-afdrachten, de Warenwet, de verplichte registratie bij de Kamer van Koophandel, de inrichtingseisen uit de Horecawet en andere, binnen een moskee moeilijk toe te passen regelgeving.
Het moskeeverzamelgebouw leverde en passant ook een interessante juridische knoop op waarbij huurrecht en subsidieregels met elkaar botsten. Een botsing die achter de coulissen ontaardde in een knetterende ruzie tussen het stadsdeelkantoor en de twee moskee/stichtingbesturen. Inzet was de onderverhuur van de zaaltjes op de tweede en derde etage. De afspraak was dat de besturen gezamenlijk voor die twee etages huur betaalden aan de stad, maar dat die huur weer voor honderd procent zou worden teruggestort. Er zouden immers allemaal nuttige sociaal-culturele, ‘tot werk toegeleidende’ activiteiten worden ontplooid. Maar hoe zat het met onderverhuur? Als zo’n gesubsidieerde activiteit niet door de moskee/stichting, maar door een gespecialiseerde organisatie werd verzorgd, die daarvoor huur aan de twee besturen betaalde – voor wie was in dat geval die huur?
‘Die is natuurlijk voor ons’, vond het stadsdeel, ‘die zaaltjes krijgen die twee moskeeën immers in feite voor niets.’ ‘Nee’, stelden de moskee/stichtingbesturen, ‘die huur is voor ons! Ontvangen onderhuur is voor de huurder – sorry hoor, maar zo is dat toevallig in het privaatrecht geregeld.’ Wat het voor het stadsdeel extra pijnlijk maakte, is dat er op kosten van de belastingbetaler een bedrijf was ingehuurd om de zaaltjes te vullen. Dat kostte zeventienduizend euro per jaar.
Dankzij de inspanningen van dat bedrijf, Bureau voor Maatschappelijke Ontwikkeling Amsterdam/Leiden (bmo), konden de moskeebesturen achterover leunen. Toch wilden ze de volledige onderhuur claimen. Terwijl de ruzie voort etterde werden de ontvangen onderhuurpenningen veiligheidshalve gestald op een door bmo beheerde tussenrekening. De kwestie werd uitgeplozen door de juridische afdeling van het stadsdeel en die kwam tot een lastige conclusie: de moskee/stichtingbesturen hadden het gelijk aan hun kant. Nou ja, dat ging om het zuiver juridische gelijk. Het stadsdeelbestuur vond ook dat de moskee/stichtingbesturen vanuit ethisch oogpunt ongelijk hadden – zo ga je toch niet met elkaar om? In januari 2012 cashten beide moskeeën het opgepotte geld, voor elke moskee was dat 34.000 euro. Het werd een gouden jaar. Maar het stadsdeel nam wraak. De regeling waarbij de betaalde huur voor de etages met zaaltjes door de stad werd teruggestort, werd opgeschort.
Deze dip in het verstandshuwelijk tussen de stad en de twee moskeeën leidde niet tot een vermindering van de andere subsidies richting De Verbinding. Dat blijkt ook uit de jaarcijfers van de twee moskee/stichtingbesturen. Die cijfers bevatten overigens een verbluffende anomalie: in tegenstelling tot wat het stadsdeel altijd beweerde, werd de huur van de twee moskeeruimtes binnen De Verbinding een aantal jaren volledig met subsidiegeld betaald. Er werd zoveel overtollige steun uitbetaald voor de activiteiten in de zaaltjes boven dat er meer dan genoeg geld overbleef om ook de moskeeën zelf aan het subsidie-infuus te leggen.
Normaal gesproken wordt de huur van een moskee betaald uit contributies en giften uit de geloofsgemeenschap. In de jaarcijfers van de Marokkaanse kant staat onder het hoofdje ‘contributies, donaties’ voor het jaar 2009 als bedrag een ‘liggend streepje’, voor 2010 opnieuw een liggend streepje en voor 2011 een bedrag van 35 euro. Volgens de bij het stadsdeel ingediende cijfers werd in drie jaar tijd dus slechts 35 euro uit de Marokkaanse gemeenschap ontvangen. Toch werd de huur voor de Marokkaanse moskeeruimte – circa 7200 euro per jaar – keurig betaald. Hoe? Uit de jaarlijkse forfaitaire subsidie van rond de zestigduizend euro voor de Marokkaanse stichting. Veel onderdelen van het ‘activiteitenprogramma’ binnen De Verbinding kostten bijna niets: de ‘ouderengroep’, ‘naailes’, ‘conversatiegroep’, ‘studiemiddag’.
Zo bleef in die periode volop geld over voor het moskeegebeuren – niet slechts voor de huur, maar ook voor de parkeergelden, de wegenbelasting van de Marokkaanse moskee-auto en duizenden euro’s aan belkosten en niet nader gespecificeerde ‘bestuurskosten’ van de vrijwillige moskee/stichtingbestuurders (alleen in 2010 al ruim vijfduizend euro), alsmede duizenden euro’s ‘consumptiekosten’.
Er werd in de periode 2008-2010 meer dan zestigduizend euro uitbetaald aan Marokkaanse ‘vrijwilligers’. Het is prima om een vrijwilliger zo nu en dan een reep chocolade toe te stoppen of een paar euro. De belastingdienst ziet dat echt niet als loon. Het stadsdeel heeft als richtlijn twee euro per uur. Maar als je dat als ijkpunt neemt zou het om dertigduizend vrijwilligersuren gaan. De meevaller was zo groot dat zelfs vanuit het moskee/stichtingbestuur met die subsidiegelden ‘eenmalige donaties’ werden gedaan aan de moskee beneden, de Al Fath al Moebien (in 2008 5300 euro, in 2009 16.000 euro). Wat hier geschiedde was, met medeweten van het stadsdeelkantoor, de totale versmelting van kerk en staat.
Aan de Marokkaanse kant speelde hierbij bovendien nog een andere financiële affaire. Het stadsdeel verleende jaarlijks een honderdprocentsubsidie voor patrouillerende Nederlands-Marokkaanse buurtvaders. Het was een project dat de Marokkaanse moskee/stichting voor de stad uitvoerde tezamen met de Stichting Streetcornerwork en de Stichting El Itihaad Chora. De moskee/stichting huurde voor de buurtvaders een lokaal binnen de Marokkaanse moskeeruimte en kreeg daar dus huurpenningen voor. Het lokaal werd door de buurtvaders gebruikt voor ‘het invullen van formulieren en het drinken van koffie’. (Voor de goede orde: het betrof hier de Berber-Marokkaanse buurtvaders, niet de Arabisch-Marokkaanse buurtvaders. Die twee clubs verkeerden in de Transvaalbuurt op voet van oorlog. Daarom vergaderden de Arabisch-Marokkaanse buurtvaders, met een andere subsidie, op een andere plek.) Die huur vormde een verhulde superpremie op wat het moskee/stichtingbestuur toch al ontving. Het kon niet op.
Portefeuillehouder Lieke Thesingh (Sociaal Domein, Welzijn en Zorg) wist dat er voor die Berber buurtvaders een plek werd gehuurd, maar had er nooit bij stilgestaan dat dat een lokaal binnen het moskeedeel was. Pas bij een nacontrole van de subsidiebestedingen kwam dat naar buiten. Dit werd haar wat al te gortig. Op 10 februari 2012 schreef ze verongelijkt aan de deelraad dat zij vond dat de betreffende huurpenningen dienden ‘terug te vloeien’ naar het stadsdeel. Of het geld inderdaad was geretourneerd, kon haar woordvoeder Caspar Itz me (nog) niet zeggen.
Trouwens, betaalde de Marokkaanse gemeenschap in Transvaal nou echt geen contributies aan de Al Fath al Moebien-moskee? Natuurlijk wel! Het werd alleen weggelaten uit de jaarcijfers die naar de gemeente gingen. Moskeegangers hechten groot belang aan die contributies, die worden gezien als behorend tot de voorgeschreven zakat (‘het geven van aalmoezen’, een van de vijf pilaren van de islam). De norm is dat de maandelijkse bijdrage varieert tussen de vijftig en honderd euro per gezinshoofd. Binnen de Marokkaanse gemeenschap wordt de nieuwe Essalam Moskee op de Kop van Zuid in Rotterdam (de grootste van Europa) gezien als ‘heel erg duur’, met in beginsel 150 euro per maand.
Als we voor de Al Fath al Moebien uitgaan van, conservatief geschat, vierhonderd gezinshoofden maal vijftig euro maandelijkse bijdrage kom je uit op 720.000 euro voor de drie jaar waarover de moskee slechts 35 euro opgaf. Transvaal is een arme buurt, dus misschien werden die 720.000 euro niet gehaald, maar zelfs als je dat bedrag door drieën deelt, praat je nog steeds over tonnen. Er moet wel haast een dubbele boekhouding zijn geweest.
Toen mijn artikel ‘Eigenlijk meer een madrassa’ in dit blad verscheen, werd de gemeenteraad van Amsterdam wakker. De raadsleden waren vooral verbolgen over iets wat ik slechts terloops had geconstateerd, namelijk dat de huur die de twee moskeeën betaalden voor het religieuze deel van De Verbinding ver onder de norm lag. Dit veroorzaakte een urenlange verhitte discussie die tot de conclusie leidde dat het stadsdeel de huur hetzij moest aanpassen, hetzij moest opzeggen. (Wat die arme stakkers van de gemeenteraad niet beseften, en ik toen ook niet, was dat het probleem niet alleen was dat de huur belachelijk laag was, maar dat er een veel diepere kwestie speelde, namelijk dat de huur die betaald werd in feite niets meer en niets minder was dan een terugstorting richting stad van overtollig subsidiegeld – een klassieke sigaar uit eigen doos.)
Het stadsdeel won juridisch advies in bij de huisadvocaat van de stad en ook, om zeker te zijn, bij een topadvocaat van NautaDutilh. Beiden kwamen tot dezelfde conclusie: wat de gemeenteraad van Amsterdam eiste was niet mogelijk. De huurcontracten konden niet tussentijds eenzijdig worden opengebroken. Ze wezen er ook op dat de Marokkaanse en Turkse moskee bij het eind van het huurcontract (1 april 2014) naar de rechter konden stappen om ontruimingsbescherming te vragen. Daarmee zouden ze tot 1 april 2017 in het gebouw kunnen blijven.
Het stadsdeel heeft het gebouw, waarvoor enorme schulden zijn aangegaan en dat in bancaire termen diep ‘onder water’ staat, inmiddels in de verkoop gedaan. De Amsterdamse taxateur Broersma Bedrijfsmakelaardij BV schatte De Verbinding in opdracht van de stad op ruim twee miljoen euro (dat is minder dan de helft van de stichtingskosten, tenminste als je bij elkaar optelt de bouwkosten, de rentederving, de waarde van de grond en de ‘tonnen’ verlies vanwege alle plannen die met een boog in de prullenbak verdwenen). Portefeuillehouder Lieke Thesingh vertelde me dat de huidige gebruikers de kans zou worden geboden om het gebouw tegen de taxatieprijs te kopen. ‘Zo doen we dat met gebouwen wel vaker hier in de stad.’ Tijdens een hoorzitting in oktober 2012 vertelde een Turks-Nederlandse inspreekster, mevrouw El Haouat, dat Diyanet het gebouw wilde kopen. ‘Onze moskee is aangesloten aan het Turkse Diyanet, gevestigd in Den Haag. Diyanet telt 144 moskeeën door heel Nederland en die hebben allemaal kooppanden, dus geen huurpanden. Wij zijn de enige eigenlijk.’
Ik vermoed dat het Turkse ministerie het gebouw uiteindelijk voor minder dan die twee miljoen zal kunnen krijgen. Er zijn geen andere geïnteresseerden (afgezien van de Marokkaanse kant, die alleen het Marokkaanse moskeedeel wil kopen en niet geïnteresseerd is in de zaaltjes boven; er is sowieso al een overschot aan zaaltjes in Transvaal). Volgens het stadsdeel zou leegstand tussen de 100.000 en 120.000 euro per jaar kosten. Dus Ankara kan zich in de handen wrijven: het weet dat Amsterdam-Oost in een uiterst oncomfortabele positie zit.
Het project aan de Joubertstraat begon wellicht met goede bedoelingen, maar werd een politieke fragmentatiebom waarvan splinters terecht zijn gekomen bij de twee moskee/stichtingbesturen, bij de stadsdeelraad, de Amsterdamse gemeenteraad en zelfs bij het Europees Parlement en de Europese Commissie. Nieuwe splinterfragmenten kunnen nog neerdalen op clubs die tot nog toe buiten schot bleven: de accountantkantoren die destijds hun handtekening zetten bij die rare jaarcijfers en het ministerie van Binnenlandse Zaken dat de eindverantwoordelijkheid heeft voor het D2-subsidieprogramma binnen Nederland.
In mijn contact met Ronald Plasterks woordvoerder Tijs Manten kwamen we al gauw tot de conclusie dat zijn ministerie vooral een doorgeefluik is tussen lokale overheden in Nederland en de Brusselse bureaucratie. Maar ik heb hem gevraagd om toch nog even op papier te zetten hoe minister Plasterk precies inhoud geeft aan die politiek soms niet zo leuke ‘eindverantwoordelijkheid’. Daar heb ik ondanks herhaaldelijk aandringen geen antwoord meer op gekregen. Evenmin op de vraag of olaf nog contact met zijn ministerie heeft gehad. Er lijkt tegenzin om bij dit dossier betrokken te raken.
Andere splinters kunnen nog terechtkomen bij minister Asscher van Sociale Zaken die een jaar geleden aan de Kamer een onderzoek naar Diyanet beloofde. En bij minister Opstelten van Veiligheid en Justitie, of liever gezegd bij zijn Openbaar Ministerie, dat moet nadenken over eventuele strafbaarheid van de stad Amsterdam, van Diyanet, van de moskeebesturen en van individuele betrokkenen. (Een vrij recente ontwikkeling in het Nederlandse strafrecht is de strafbaarheid van publieke entiteiten als steden.)
Het Europese fraudebureau olaf heeft een vooronderzoek afgerond om te zien of de kwestie op het eerste gezicht een ‘serieuze’ zaak is (er komen bij olaf ook allerlei frivole aanklachten binnen). Het antwoord was een ferm ja, en nu loopt dus het echte onderzoek. Een team rechercheurs is vorig jaar op het stadsdeelkantoor op bezoek geweest en heeft stapels dossiers doorgesnuffeld. Naar verwachting krijgen we nog deze maand de uitslag te horen. Volgens de tamtam ziet het er niet goed uit voor Amsterdam. Onze schitterende hoofdstad dreigt door de Europese Unie op een hoop te worden geveegd met botersmokkelaars, sjoemelende Europese bureaucraten en schimmige Oost-Europeanen die sloffen sigaretten in holle boomstammen stoppen.
Robbert van Lanschot is freelance journalist en schrijver. Onlangs publiceerde hij bij Prometheus Breng me naar de Florida!, een verhalenbundel over liefde en seksualiteit in Afrika
Beeld: (1) Jouberstraat. Nederland telt honderden moskeeën die de facto religieus-commercieel-sociaal-culturele instituties zijn (Ad van Denderen/Architectenbureau Marlies Rohmer). (2) Het project aan de Jouberstraat werd een politieke fragmentatiebom (Luuk Kramer/Architectenbureau Marlies Rohmer).