Als we Lulu die soms Audrey heet ontmoeten, zit ze in een broodjeszaak in New York, uitdagend gekleed in een zwarte, doorschijnende jurk, met allerlei exotische armbanden om haar polsen. Ze doet alsof ze een boek over de surrealistische Mexicaanse kunstschilder Frida Kahlo leest. Niet dat ze niet echt geïnteresseerd is in Kahlo, integendeel. Het is meer dat ze zich verveelt, vandaar dat hij haar opvalt: Charlie, een zakenman strak gekleed in een pak en met een stropdas om. Hij is een cliché: het is rond 1987, de tijd van de yuppies van Wall Street. Dan gebeurt er iets onverwachts: Charlie verlaat de tent stiekem, zónder te betalen. Als Lulu dat ziet is ze verkocht. Het is liefde op het eerste gezicht.
Charlie (Jeff Daniels) vertegenwoordigt normaliteit in Something Wild, een van de beste films van de Amerikaanse regisseur Jonathan Demme. Charlie is alles wat Lulu (Melanie Griffith) niet is: gezinsman uit de voorstad die dagelijks naar Manhattan reist waar hij werkt als bankier. Zij is een bohémienne zonder vaste baan die in een appartement in de stad woont. Het feit dat hij de regels overtreedt interesseert haar. Enerzijds is dat niet wat je zou verwachten van zo iemand, anderzijds is dat stelen juist wat bankiers uit die tijd aan de lopende band deden. Toch ziet ze iets meer in hem, wat de kern raakt van deze film en van Demme’s gehele oeuvre. Charlie en Lulu verpersoonlijken de cultuuroorlog tussen conservatief en progressief. Het mooie is dat er geen duidelijke grens tussen deze botsende werelden bestaat; de ene kan eigenlijk niet zonder de andere. Want de grootste gemene deler is menselijkheid.
Demme dook consequent in de leefwereld van alternatievelingen als Lulu. In zijn beste werk zijn het opvallend vaak vrouwen die de ketens van de machocultuur van zich afwerpen, van het vroege exploitatiewerk als de duivels slimme vrouwen-in-de-gevangenisfilm Caged Heat (1974) en het iconische The Silence of the Lambs (1991) tot de Toni Morrison-verfilming Beloved (1998) en het familiedrama Rachel Getting Married (2008). Deze lijst illustreert vooral Demme’s duizelingwekkende ontwikkeling als regisseur. Toen Demme rond de twintig was, actief als publiciteitsmedewerker van een Hollywoodstudio, ontmoette hij de legendarische Franse regisseur François Truffaut. Demme had zijn exemplaar van het beroemde boek Hitchcock/Truffaut bij zich en hij vroeg Truffaut, die hij al een tijdje kende via allerlei pr-campagnes, om zijn handtekening. Truffaut stemde toe en schreef: ‘Succes met je eerste film.’ Toen Demme ontkende plannen te hebben om films te maken, antwoordde hij: ‘Die heb je wel degelijk.’
Truffaut zag dat goed, maar de wereld waarin Demme terechtkwam, was mijlenver verwijderd van het soort verantwoorde, kunstzinnige cinema dat de Fransman vertegenwoordigde. Demme ging namelijk werken voor de exploitatiekoning Roger Corman, eerst als producent en schrijver, later als regisseur van films waarin geweld en seks hoogtij vierden. Dit tijdperk vormde Demme als filmmaker. Bij Corman leerde hij de kunst van politiek en sociaal engagement via het populaire bewustzijn. In Caged Heat worden vrouwen om de vijf minuten seksueel aangerand. Dat is precies het punt van dit soort films – het uitbuiten van duistere mannelijke obsessies – maar in Demme’s handen, die het werk de productietitel A Renegade Women Production gaf, krijgt de film een radicale, feministische boodschap. In het verhaal keren de ontsnapte vrouwelijke gevangenen terug met zwaar geschut, niet alleen om de andere vrouwen te bevrijden, maar ook om de monstrueuze bewakers af te straffen voor hun gedrag.
Deze mix van progressieve politiek en platte exploitatie vormt de drijvende kracht in de film waarmee Demme beroemd werd. De inmiddels legendarische ‘Buffalo Bill-dansscène’ in The Silence of the Lambs toont de transseksuele seriemoordenaar Jame Gumb voor de spiegel, terwijl hij zich aan het opmaken is voor… wie eigenlijk? Voor ons, en dat is het punt: Demme vraagt de toeschouwer sympathie op te brengen voor Gumb, die even tevoren een jonge vrouw heeft gekidnapt die hij vervolgens in een kelder in zijn huis gevangen houdt. Het slachtoffer is een verwend nest met blond haar, niet zozeer een symbool van onschuld als wel van corruptie en repressie. Haar moeder is namelijk politicus, een Republikeinse senator.
Terwijl Gumb voor de spiegel aan het werk is met lippenstift en eyeliner klinkt de new wave-hit Goodbye Horses van Q Lazzarus. Gumb danst, en kijkt vervolgens recht in de camera, naar de toeschouwer. Dit doorbreken van de ‘vierde wand’ is niet alleen gedurfd, cinematografisch meesterlijk, het is vooral een politiek statement. Zo treedt het alternatieve, de bohémien, uit de marge tot midden in de hoofdstroom. Het nummer van Q Lazzarus is aanstekelijk, en Demme zegt: kijk, hoe cool is dit wel niet. Opeens is Gumb geen gestoorde psychopaat meer, onderdeel van een ‘gevaarlijke’ subcultuur, maar een mens, iemand met wie we een directe verbintenis hebben, en we dansen met hem mee.
Natuurlijk is deze identificatie onhoudbaar in Silence, maar het punt is dat Demme menselijkheid in de marge zocht, daar waar niemand die verwachtte, net als in Something Wild waar hij de oppervlakte van politieke en sociale noemers wegkrast, op de maat van een onweerstaanbare soundtrack door David Byrne van Talking Heads, John Cale van Velvet Underground en Laurie Anderson. De film is een mirakel, net als de liefde tussen het conservatieve Wall Street-type Charlie en de radicaal, Lulu, die elkaar ondanks de tegenstellingen vinden. Wat Lulu tegen Charlie zegt – ‘You’re a closet rebel, Charlie’ – is niet alleen op hem van toepassing, maar ook op de toeschouwer. Dit doorbreken van de klassieke polarisatie is even onthutsend als typerend voor wat Demme in zijn films deed. Hij liet ons voelen hoe het is om vrij te denken.