RUSSELSHEIM - Even leek Bar Marietta in Maagdenburg de IJssalon Koco van Duitsland te worden. Zoals de joodse eigenaars van Koco in februari 1941 in Amsterdam met een knokploeg in actie kwamen tegen NSB'ers en de Duitse bezetter, zo sloegen de broers Bastimar van Bar Marietta in op de skinheads die open en bloot jacht maakten op vijf Afrikanen, die daarop hun heil zochten in de Turkse snackbar.
Haydar Bastimar noemt zichzelf echter ‘een pantoffelheld’, en voelt zich meer een zakenman dan een maatschappelijk geengageerde vechtjas. Vooralsnog hebben vooral journalisten en de vereniging Miteinander Leben uit het Westduitse Molln belangstelling voor hem. In de stad waar in november 1992 drie Turken bij een brandaanslag om het leven kwamen, wordt Bastimar op een volksfeest geeerd wegens zijn moedige optreden. En op de Turkse zender TRT is hij meer dan welkom om in een talkshow nog eens uitgebreid over zijn heldendaad te vertellen.
Is Maagdenburg een voorbeeld voor de Turkse jongeren in Duitsland? Komt er meer verzet? Waar we ook komen, overal is er angst, woede en een grimmige verbittering onder Turkse jongeren. Iedereen heeft het erover dat het alleen maar erger wordt. Bijna allemaal willen ze terug - of althans weg uit Duitsland.
Alleen Zuhal wil blijven. Trouwen met een Turkse man, daar ziet ze niks in, daar heeft ze niet zulke beste ervaringen mee. En in Turkije kun je als vrouw niet op straat roken. Zuhal lijdt duidelijk onder andere problemen dan vreemdelingenhaat. Hoeveel skins haar ook lastig mogen vallen, ze ziet niets in terugkeer. De Duitse Christina daarentegen heeft geen bezwaar tegen Turkse mannen. Ze vlijt zich tegen Zulve aan. Nee, in Duitsland wil ze niet blijven: ‘Andere culturen zijn interessanter.’
Zuhal is de enige vrouw in de groep jonge Turken in Russelsheim en ook de enige die wil blijven. In Izmir Kebap, ontmoetingsplaats voor verveelde Turkse jongeren in de zondags uitgestorven Opel-stad, zijn kreten over weggaan gemeengoed.
‘Als het zo verder gaat, ben ik over twee jaar weg. Zolang je niet in veiligheid kunt leven, heeft het geen zin om te blijven’, vertelt de dertigjarige Abidin. Vertrouwen in de Duitse politie en politici heeft hij helemaal niet meer. Die doen volgens hem hun best om vreemdelingenhaat onder de Duitse bevolking op een hoog peil te houden. Vooral de politie kan geen goed doen in zijn ogen, nadat hij twee jaar geleden opgepakt werd vanwege het verwonden van een Duitser: ‘Die man zei: Scheiss Auslander en beledigde mijn moeder en mijn zus. Toen haalde hij een mes te voorschijn en viel me aan. Ik pakte het mes van hem af en stak het in zijn been. De politie vroeg niet eens waarom ik het had gedaan. Ik kreeg meteen zes maanden.’ Of die keer dat hij zomaar door de politie werd aangehouden, omdat hij ‘vuil keek’. Maar zo kijkt hij nu eenmaal, zo staan zijn ogen.
EEN MOGELIJKE oplossing zou zijn dat de Duitse regering voor meer banen zorgt. De meeste jongeren zijn werkloos en dat geeft problemen. Dat dubbele-nationaliteitengedoe van de politici vindt Abidin maar niets. Dat is alleen bedacht om de buitenlanders aan het lijntje te houden. Aan de discriminatie zou geen eind komen, want je uiterlijk vertelt toch wat je bent: geen Duitser in elk geval.
Net als Abidin wil zijn vriend Zulfi geen deel meer uitmaken van Duitsland. Teruggaan naar Turkije is de beste manier om het leven wat draaglijk te maken, meent hij. Daar heb je tenminste werk, niet zoals hier in Russelsheim waar de helft van de Turken werkloos en de andere helft crimineel is en waar de weinige banen door Ossis worden ingepikt.
Dat hij wordt gediscrimineerd, is voor Zulfi de gewoonste zaak van de wereld. Door de politie natuurlijk met het eeuwige verzoek om zijn Ausweis te laten zien en door de uitsmijters voor de disco’s. Zulfi: ‘Ze kijken naar je uiterlijk en beslissen dat je niet naar binnen mag. Mijn broer is blond, lijkt op een Duitser. Die mag overal naar binnen en kan ook mak kelijk werk vinden, zonder dat hij ooit lastig wordt gevallen.’
Een erg hoge dunk van de Duitsers heeft hij niet, en dat is voor hem ook een reden om zich niet onveilig te voelen. Maar het gaat de verkeerde kant op en de toekomst is onzeker. Daarom heeft hij toch maar een wapen aangeschaft. Het ligt ergens thuis. ‘Stel dat ik ruzie maak en ik gebruik mijn wapen, dan kom ik in de nor.’
Hij is zeker niet de enige die een wapen bezit. Onder zijn vrienden heeft iedereen een wapen, zefs de kinderen lopen vaak met iets gevaarlijks op zak. Als het geen echt pistool is, dan wel een gaspistool, gummiknuppels of een mes. In elk geval genoeg om de rechts-radicalen af te schrikken. ‘Drie jaar geleden waren er hier nazi’s. Maar die hebben wij de stad uitgejaagd. De stad is nu schoon’, vertelt hij trots.
Geweld gebruiken tegen skinheads die buitenlanders lastig vallen, is voor Zulfi en zijn vrienden normaal. De 61-jarige Mehmet Guler vindt het echter onzin: ‘Ze scheppen op. Dat komt door het jonge bloed in hun aderen. Pistolen, messen, het stelt allemaal niets voor’, zegt hij, bijna fluisterend, zodat anderen het niet kunnen horen. Als enige bejaarde valt hij op in de zaak, als een volwassene die per ongeluk op een tienerfuif is beland. ‘Dit is de enige plaats waar ik kom. Meestal ga ik van mijn werk naar huis en omgekeerd.’
De woede van jongeren over toenemende vreemdelingenhaat kan hij begrijpen. Hij woont zelf al 24 jaar in Duitsland en nog steeds kan hij de kleinerende houding van de Duitsers jegens buitenlanders niet begrijpen. ‘Ze praten niet met je. De buren niet, op je werk niet en ook niet op straat. In Belgie en Nederland behandelen ze de vreemdelingen als mens. Hier word je alleen maar beledigd.’ Veel contact met de buitenwereld heeft hij niet, maar dat de algemene sfeer tegenover vreemdelingen harder is geworden, is hem niet ontgaan. Zijn manier om zichzelf te beschermen: ‘s avonds na negenen niet meer op straat en je nergens mee bemoeien. De enige die geen angst voelt is Zuhal. Ze rookt de ene sigaret na de andere terwijl ze met zwierige gebaren vertelt over de neo-nazi’s die haar twee jaar geleden achtervolgden. Dat was wel eng, maar daarmee is de kous ook af. De Turken en Koerden in Russelsheim zijn tien keer erger dan de Duitsers. Die meppen voordurend op elkaar in, veel gevaarlijker dan de skins.
Als een vriend het over wapens heeft, zegt ze nonchalant dat ze een gaspistool wil aanschaffen. Waar kan ze er een krijgen? Gewoon in de winkel. En als ze een echt wapen wil, valt dat te regelen. Maar een gaspistool is genoeg. Alleen om een veiliger gevoel te krijgen, legt Zuhal uit. Nee, zeker niet als bescherming tegen de rechts-extremisten. 'Dood ga je toch, aan een ziekte of door een skinhead. Het blijft hetzelfde.’
DE GESOIGNEERDE HEREN van het orthodoxe Islamitisch Cultureel Centrum vinden dat het allemaal wel meevalt met de vreemdelingenhaat in Duitsland. Voordat zij ons te woord staan, willen ze perskaarten zien en De Groene uitgebreid besnuffelen. Want: ‘Vertrouwen is goed, controle is beter.’ De Arabische karakters bij een stuk over De vertellingen van duizend-en-een-nacht wekken hun wantrouwen. Wanneer wij aandringen op hun commentaar op het racistische geweld in Duitsland, wil de leider wel het volgende kwijt: ‘Het zal niet ophouden.’ Ze troosten zich met de gedachte dat iemand die fouten maakt en daarvoor niet wordt bestraft, eens rekenschap zal moeten afleggen. Is het niet in dit leven, dan toch wel later. Maar we moeten niet denken dat de Turkse gemeenschap passief het geweld over zich laat komen; niet reageren en zich beheersen vereist soms meer activiteit dan wel iets doen.
Overigens is het geweld natuurlijk niet al leen het probleem van de buitenlanders, maar van dit land. ‘Er is geen vreemdelingenhaat, er is iets anders aan de hand, daar hebben wij geen woord voor.’ Een ander vat de problemen in drie woorden samen: alcohol, werkloosheid en identiteitscrisis. De Duitse jongeren hebben geen werk en zoeken daarom troost in bier. En omdat ze ook in een identiteitscrisis zitten, kan de combinatie fataal zijn. ‘Deze jongeren vallen nu buitenlanders aan, morgen is hun eigen volk aan de beurt.’
De Turken zijn trouwens niet als de joden, benadrukken ze, zij zullen zich niet laten afvoeren! Dat hun religieuze vereniging de laatste tijd meer toeloop van jongeren krijgt, moeten wij niet in verband brengen met het toegenomen geweld tegen buitenlanders. Het gaat hier om mensen in de diaspora, die per definitie meer op zoek zijn naar hun identiteit. Naarmate duidelijker wordt dat de meeste Turken niet naar huis zullen terugkeren, zijn er ook meer op zoek naar die identiteit.
VOLKAN, NACI EN MAHMUT zullen we niet zo gauw aantreffen in het Islamitische Cultuur Centrum. De periode dat ze passief bleven, de skins ontwijkend en beledigingen incasserend is voorbij. Het komt ze de strot uit. ‘Er is discrimiatie. Als ik met een Duitse vriend rondloop, moet ik als enige mijn identiteitsbewijs tonen. Zomaar, zonder reden. Soms gaat dat met politiegeweld, zoals die ene keer in de metro. Ik moest als een crimineel met mijn handen tegen de muur, de benen gespreid’, vertelt Naci. De twintigjarige leerling- monteur bij Mercedes, gekleed zoals de hiphop-mode voorschrijft - slobberbroek, omgekeerde baseball-pet, zakdoek over zijn voorhoofd en afgetrapte hoge sportschoenen met losse veters - is zeer fel. Dat Turken in Maagdenburg met shoarma-messen de skinheads te lijf zijn gegaan, was een goede zaak. Maar: ‘Het is te weinig. Het had veel erger moeten zijn, zoals toen de negers in Los Angeles in opstand kwamen.’
Die identificatie met de onderdrukte zwarten in Amerika ligt voor Naci voor de hand. Hij is niet voor niets hiphopper. ‘Hiphop is een uitvinding van de negers die het niet langer pikten. Met teksten maken ze de wereld duidelijk dat ze genoeg hebben van de vernederingen. Dit soort muziek spreekt me aan, omdat ik in feite ook in een getto leef en word gediscrimineerd.’ Met zijn eigen hiphopgroep, Kanake mit Rechten, is hij vastbesloten om onder jonge Turken het verzet op gang te brengen. Maar tegen rechtse knokploegen doe je weinig met muziek. Daarom heeft hij een wapen op zak. Hij toont een mes, iets tussen een stiletto en een zakmes in. In de auto heeft hij een knuppel en een gaspistool. Natuurlijk is geweld geen oplossing, maar het dragen van wapens heeft zijn voordelen. De skins blijven op een afstand en als het moet, kan Naci zichzelf verdedigen.
Voordat hij zijn wapens uit de auto haalt, wil Naci nog wel een staaltje rap laten horen. Zijn vriend Mahmut kruipt achter het regelpaneel, bonkend zet de muziek in. Hypergeconcentreerd, met gesloten ogen, zingt Naci in het Turks zijn eigen tekst: ‘Wat is dit voor een situatie/ De Duitsers gaan te ver/ De Turken worden woedend/ Eentje daarvan ben ik/ Vader, moeder zijn twintig jaar geleden gekomen/ Ze hebben hun leven lang gewerkt/ Als dank worden ze dan verbrand?/ We zijn het zat/ We lopen op straat/ We slaan de boel kort en klein.’
IHSAN ONER is aannemer en woont al meer dan twintig jaar in Duitsland. Hij is vice-voorzitter van de Auslanderbeirat in Mainz en voorzitter van de vereniging van Turkse aannemers en maakt zich erg druk om het buitenlanderbeleid van de Duitse overheid. Een immigratiepolitiek moet er komen, restrictief of niet, dan weet iedereen tenminste waar-ie aan toe is. Hij ziet in een politiek die buitenlanders als gasten blijft definieren - ‘Je bent toch niet dertig jaar lang ergens te gast!’ -, die er niet op uit is buitenlanders de Duitse nationaliteit te geven, als een van de wortels van de vreemdelingenhaat. Waarom wordt het staatsburgerschap nog steeds wel vrijwel automatisch verleend aan mensen uit Oost-Europa van Duitse komaf en niet aan diegenen die al decennia lang in en voor Duitsland hebben gezwoegd? Telkens weer zet hij het principe de ‘Leistungsgesellschaft’ tegenover het racistische principe om nationaliteit volgens de wetten van de afstamming, van het bloed, te definieren.
De Duitse overheid wil ook niet aan de mogelijkheid van een dubbele nationaliteit. Om Duitser te worden moeten buitenlanders hun oude nationaliteit opgeven, iets wat veel Turken ongaarne doen, niet alleen om psychologische redenen, maar ook omdat eigendomsrechten in Turkije dan veelal komen te vervallen. Bovendien kan je Turkse nationaliteit alleen vervallen als je de militaire dienstplicht hebt vervuld, wat voor de jonge Turken in Duitsland natuurlijk niet opgaat. Jarenlang wordt er al touw getrokken om deze kwestie en na de aanslag in Solingen was zelfs Kohl voor de dubbele nationaliteit, maar inmiddels is de CDU daar weer van teruggekomen. En zo zijn de bijna zeven miljoen buitenlanders, onder wie 1,9 miljoen Turken, in veel opzichten ook formeel tweederangs burgers. Zij mogen niet stemmen en sinds vorig jaar bestaat er zelfs de officiele regel dat het arbeidsbureau vacatures eerst aanbiedt aan Duitsers, dan aan EU-onderdanen en pas dan aan overige buitenlanders.
Vooral dat onderscheid tussen twee soorten vreemdelingen steekt Oner. Hij is niet alleen verbitterd over Duitsland, maar ook over de andere EU-staten, die Duitsland zelden op de vingers tikken. Dreigend voegt hij er aan toe dat wat vandaag de Turken treft, morgen ook Nederlanders of Belgen kan overkomen. Maar het meest van alles zit hem dwars dat de Duitse staat niet voor zijn bedreigde buitenlandse ingezetenen opkomt. In Mainz-Mombach deelt de politie pamfletten aan buitenlanders uit; in verband met mogelijke gewelddadigheden moeten zij oppassen. Burgers, sluit ramen en deuren! Het lijkt wel of de overheid al heeft gecapituleerd ten overstaan van de 2232 rechts-extremistische gewelddaden die vorig jaar officieel werden geregistreerd.
VALT ER NOG ergens enige hoop te halen? Ja, en gek genoeg op de Heinrich-Kraft-Gesamtschule in Frankfurt-Fechenheim met z'n 570 leerlingen, waarvan zeventig procent buitenlands. De 130 Turkse kinderen vormen hier weer de grootste groep. ‘Vreemdelingenhaat? Wie zouden er hier de buitenlanders moeten zijn?’ vraagt Barbel Sandmann, schoolpedagoog. Op de school heerst een vreedzaam klimaat; er zijn ook geen neo-nazi’s onder de leerlingen. De Turken vormen absoluut geen probleemgroep. Wel leven veel kinderen in twee werelden: buiten is de vijandige wereld, de school vormt een tegenwicht. Over meisjes met hoofddoekjes wordt niet moeilijk gedaan - er zijn er trouwens maar twee. De school lijkt een oase van individuele aandacht en opvang, zonder dat het riekt naar doodknuffelen. Over wapens is de schoolleiding bikkelhard: ‘We dulden nog niet eens een zakmes!’
Over verrechtsing en xenofobie in Duitsland maakt Sandmann zich trouwens geen illusies, ze hoeft maar naar de kapper te gaan om ongegeneerd antisemitische geluiden te horen. En de Fechenheimers kloppen pas met hangende pootjes aan bij de ‘Turkenschool’ als hun kinderen elders op de klassieke strenge scholen mislukken.
Wanneer zullen de Duitsers de problemen van de buitenlanders als hun eigen problemen gaan zien? Anders krijgt Naci nog gelijk: ‘Hier kan altijd wat gebeuren, want dit is Duitsland.’