In The Picture of Dorian Gray merkt Lord Henry op dat Engelsen overal de prijs maar nergens de waarde van kennen. Dat werd duidelijk op een voorjaarsmiddag in 1895 toen de complete bibliotheek van Oscar Wilde onder de hamer ging. Terwijl de schrijver wanhopig in voorarrest zat, verdrong een menigte zich bij zijn woning aan Tite Street in Chelsea om zeldzame, kostbare en persoonlijke boeken uit Wilde’s tweeduizend werken tellende collectie te bemachtigen. Vrienden van Wilde wisten enkele boeken uit de handen van de koopjesjagers te houden, maar het meeste ging verloren.
Wilde was ontroostbaar. Van alle materiële zaken die hij door het sodomieproces had verloren, waren de boeken hem het dierbaarst. Zijn bibliotheek is nu in boekvorm ‘bijeengebracht’ door de Brits-Ierse Wilde-epigoon Thomas Wright, die betoverd was geraakt door Dorian Gray, net als Wilde studeerde op Magdalen en vrijwel de gehele boekenkast van Wilde heeft gelezen. Van dat laatste is Oscar’s Books de neerslag. Het is een goede aanvulling op Richard Ellmanns gezaghebbende biografie. Boeken boden Wilde, die niet geloofde in de Romantische notie van originaliteit en zelfexpressie, niet alleen inspiratie bij het schrijven, maar kleurden ook zijn leven.
Vanaf zijn jongste jaren was Wilde, wiens moeder gedichten schreef, omringd door het geschreven woord. Hij las Ierse sprookjes, Griekse drama’s, Duitse filosofie, Engelse poëzie en veel Franse literatuur. Tevens bevatte zijn collectie boeken over hengelen, orchideeën en de bereiding van cocktails. Boeken waren levenslange vrienden voor de dagdromer Wilde. Zijn bibliotheek was het decor waarop hij één lange dialoog met de romanpersonages hield. Hij voerde ze op in gesprekken (‘Renan vertelt ons…’) en gaf commentaar in de kantlijnen. Deze annotaties kunnen worden gezien als Wilde’s dagboek.
Zijn beste ‘vriend’ was Lucien de Rupembré, wiens avonturen in Honoré de Balzacs Splendeurs et misères des courtisanes hem in het bijzonder aangrepen. De jonge dichter, zoon van een arbeideristische vader en aristocratische moeder, probeert faam te verwerven in de hogere klassen maar het noodlot ligt voortdurend op de loer. Naar eigen zeggen kon Wilde nooit lachen zonder te denken aan Lucien die zich zou verhangen in de gevangenis. Sterker, Wilde’s leven zou sterke gelijkenissen vertonen.
Alvorens hij faam verwierf, zou hij honderden boeken bespreken voor de Pall Mall Gazette, dankbaar gebruik makend van zijn fotografische geheugen. Hij stelde lijstjes samen van boeken die mensen wel (Plato, Keats, Flaubert, Swinburne) en toch vooral niet (de meeste Victoriaanse literatuur) zouden moeten lezen. Elke avond gaf hij zijn vriendje Bosie leesopdrachten mee. Boeken vormden een onderdeel van Wilde’s verleidingstactieken. Hij dompelde knappe jongeheren onder in boeken, compleet met poëtische inscripties. Mooie edities natuurlijk, want kardinaal voor een ‘book dandy’ als Wilde was het uiterlijk.
Aan zijn bestaan tussen de boeken kwam een abrupt einde in de gevangenis. Dit was niet de goedkope hotelkamer in het Quartier Latin, zoals Lucien een cel had omschreven. Tijdens het eerste jaar in twee Londense gevangenissen moest hij het doen met stichtende Victoriaanse romans, populaire ‘trash’ van de premier Benjamin Disraeli en de Bijbel. In één van de boeken had hij in de kantlijn een uitroepteken gezet bij het woordje ‘silence’, refererend aan de gekmakende stilte. Dankzij een meelevende gevangenisdirecteur kon hij in cel C33 van Reading Goal meer lezen dan kleinburgerlijke ‘Goody Goody-novels’, wat hem tranen van geluk bezorgde.
De Goddelijke komedie schonk hem de meeste troost, al was het in Dante’s hel volgens Wilde beter toeven dan in een Victoriaanse gevangenis. Het als liederlijk beschouwde werk van Flaubert, echter, was een stap te ver voor de autoriteiten. Wilde beheerde de gevangenisbibliotheek, repareerde boeken en liet zowel medegevangenen als cipiers kennismaken met de werken van Charles Dickens, wiens boeken Wilde zelf overigens te moraliserend en sentimenteel vond, al waardeerde hij de zwarte humor.
Na zijn gevangenschap koos Wilde domicilie in Dieppe. Beetje bij beetje bouwde hij daar weer een bibliotheek op, maar raakte ontmoedigd door het ontbreken van een literaire cultuur. ‘Dieppe, like all provincial towns in France, not merely has no books, but does not know in what garden those yellow flowers grow’, merkte hij spottend op. Wilde was niet de enige die er verveeld raakte. Engelse douaniers kwamen bij hem langs om boeken te halen, waaronder de werken van Alexandre Dumas (père), die toevallig in een naburig plaatsje stierf.
Bij zijn latere omzwervingen naar Napels en Parijs zouden zijn boeken met Wilde mee reizen, maar tot inspiratie en schrijven konden ze hem niet meer brengen. De speelse dialogen met zijn denkbeeldige vrienden waren in de bajes voorgoed verstomd geraakt. Soms verkocht hij zelfs een boek om de hotelrekening te voldoen. Op zijn sterfbed staarde hij naar zijn boeken, waaronder De Balzacs genoemde roman, welke eindigt met een uitvaartdienst van Lucien in de kerk van Saint-Germain-des-Prés en de begrafenis op Père Lachaise. Wilde volgde zijn ‘vriend’ een paar dagen later.
Dichters & Denkers
Jongemannen verleiden met mooie boeken
THOMAS WRIGHT
OSCAR’S BOOKS
Chatto & Windus, 370 blz., € 21,50
Uit: De Groene Amsterdammer van
www.groene.nl/2008/47
www.groene.nl/2008/47