‘If Kasabian do their work properly you won’t fucking need Oasis in a few years’, zei Noel Gallagher over zijn stadsgenoten in 2007. Zou hij echt vermoed hebben hoe waar die uitspraak zou worden? Bijna vijf jaar later doet Noel als soloartiest gastoptredens bij de band van Serge Pizzorno en Tom Meighan, en is Oasis ook officieel geschiedenis. Zo groot als de in Engeland meest bejubelde band sinds The Beatles is Kasabian nog niet, maar grote zalen vullen doen ze aan de andere kant van de Noordzee met gemak. De band maakt het soort pop en rockmuziek dat zich daar goed voor leent. Dat is een mix van toegankelijke jaren-tachtigpop, een snuif Madchester-invloeden à la The Happy Mondays uit de jaren negentig en voor de poses en het grote gebaar nog een flinke bak seventies glamrock.

Pizzorno en Meighan spelen ook al jaren de rol van echte rockster, met alle clichés die daarbij horen. Britse bravoure, koketteren met drugs- en drankgebruik, vrouwenconsumptie in een niet bij te houden tempo, dat werk. Toch blijkt dat het eigenlijk altijd bij spelen is gebleven. Voor die echte sterallures zijn ze te relativerend, te vriendelijk en te braaf. Sinds hun frisse en gehypte debuut (2004) klinken ze ook een stuk veiliger. Vierde plaat Velociraptor! blijkt zelfs een soort afscheid van hun wilde jaren, want nu de twee bijna twintig-af zijn en het vaderschap om de hoek is komen kijken, is natuurlijk alles anders.

Voortvarende binnenkomer Let’s Roll Like We Used To is in zijn titel al doordrenkt van nostalgie. ‘Raise your glass to the ones who have passed, and the ones that got away’ zingt Meighan daar nogal pathetisch. Ook Goodbye Kiss is een mijmering over die ‘goeie ouwe tijd’: ‘Running wild/ Giving it everyone, now that’s all done’. Hoewel een redelijk zeikerig nummer is Velociraptor! geen zeurderig album, maar energiek en gevarieerd. Van The Beatles-herinterpretatie La Fee Verte (‘I see Lucy in the sky, telling me I’m high’) tot het met elektronica en een droge gitaarriff opgebouwde Re-Wired of de door een hiphopbeat strak gehouden Days Are Forgotten (in de mix met een gastbijdrage van LL Cool J). Zwak zijn Acid Turkish Bath (Shelter From the Storm), dat bijna bezwijkt aan zijn eigen bombast of het gedateerde titelnummer met zijn dertien-in-een-dozijn-powerpop. De meeste andere liedjes zijn een stuk sterker en daarom kan de plaat tegen een paar stootjes als deze. De tweede helft van Velociraptor! heeft een opvallend meer elektronische insteek. Bij het prettig gestaag pulserende I Hear Voices lijkt het alsof DJ Shadow voor een radiohit gaat en de afsluitende ballad Neon Noon klinkt als een opgepikte demo van Air.

Net zomin als het imago van Meighan en Pizzorno overeenkomt met hun werkelijke leven staat het prehistorische beest uit de titel symbool voor de inhoud. Velociraptor! is verre van angstaanjagend, maar blijft vriendelijk en netjes binnen de bakens. Wel is het geheel afwisselend, goed uitgevoerd en daarom een lekkere plaat. Die titel? Een vondst uit de koker van de zanger, een groot liefhebber van monsters. Te serieus zal het in huize Meighan wel niet snel worden.

Kasabian, Velociraptor!, label: Sony BMG