Begin jaren tachtig maakte Dahn furore als een van de ‘Nieuwe Wilden’, jonge Duitse kunstenaars die vonden dat in de minimale, concrete en conceptuele kunst van de jaren zeventig al het mogelijke al was gezegd. Daarom gingen zij op ouderwets degelijke manier in hun persoonlijke ervaringssfeer te rade om doeken vol te schilderen met krachtig-expressieve, beeldende uitspraken over kunst, maatschappij en zichzelf.
Nu heeft Walter Dahn dan een solotentoonstelling in het Stedelijk Museum. Eerder dan op de afzonderlijke werken, ligt de nadruk op de expositie als geheel, als een grote letterbak met allerhande ongelijksoortigheden. Vrijwel alles staat in relatie tot Dahns voorliefde voor rock ‘n’ roll, in de subculturele betekenis van het woord. Hij speelt ook in een rockband en schijnt zijn tijd gelijkelijk te verdelen tussen atelier en repetitieruimte. Zijn wortels vindt hij natuurlijk in de Verenigde Staten, meer specifiek in het nostalgiezwangere gebied waar hij de magische plaatsnamen Memphis, Tupelo, Nashville en Atlanta aantreft. Gekrabbelde landkaarten van die geboorteplaatsen van rock ‘n’ roll, blues en soul hangen op de tentoonstelling tussen foto’s, tekeningen, schilderijen, installaties en modelhuisjes met tot mijmeren stemmende titels als Home of the Blues, Hound Dog, What’s Going On, Mystery Train. Elvis - The Suns IER.
Ons wordt een blik vergund in een wereld die aan elkaar hangt van citaten en verwijzingen, die ondoorzichtig is voor oudere en jongere generaties dan die van Dahn. Wie niet weet dat Tupelo de geboorteplaats is van Elvis Presley en dat Mystery Train staat voor Images of America in Rock ‘n’ Roll Music, Greil Marcus’ mythologie van de Amerikaanse droom, ontgaat een hoop.
Another Time, Another Place maakt erg duidelijk hoezeer romantiek, expressionisme,(neo-expressionisme en rock ‘n’ roll met elkaar verweven zijn. Het is een en al nostalgie naar de eigen wortels van bestaan, naar de jaren waarin de wereld eruitzag zoals we die alleen nog kennen uit boeken, van foto’s en van grammofoonplaten.
Dahns rock ‘n’ roll is een rauwe versie van de infantiele nostalgie van de tv-serie Happy Days. Een van de eerste expositiezalen heeft hij ingericht met een landkaart (met de steden Memphis, Nashville, Tupelo en Atlanta), een jongensportret, een gedicht (‘If…’), een miniatuurhuisje van hout (het geboortehuis van Elvis) en drie potjes Tupelo-honing. Het geheel heet My Happiness, zoals bijna alles een Amerikaanse naam heeft in Dahns jongenskamer. Je verwacht hem elk ogenblik te zien zitten met een gitaar onder een zelfgetekende poster van Jimi Hendrix. In plaats daarvan een ronde zwarte cirkel met een klein gaatje in het midden, op een wit vel. Mein Malewitsch luidt de titel, die een geestig verband legt tussen Malevitsj’ zwarte vierkant (de catechismus van de abstract-geometrische kunst) en een grammofoonplaat (Dahns catechismus).
Rock ‘n’ roll in de opvatting van Walter Dahn is niet de oubollige verblanking van zwarte rythm ‘n’ blues in de jaren vijftig. Het is niet eens de ruige, kritische underground die er uit is voortgewoekerd. Het is de Amerikaanse droom van een Europese jongen die zwelgt in de verering van allang door de wormen verorberde iconen van een mythische wereld die inmiddels in haar eigen musea is begraven. Daarom houd ik niet van rock ‘n’ roll.
Maar u, u denkt daar wellicht heel anders over.
Rubriek
Jongenskunst
Ik houd niet van rock ‘n’ roll. Dat heeft niets met mijn jeugd te maken, want toen hield ik er wel degelijk van. Ik heb de afgelopen week niet zwaar getafeld en ik ben ook niet door tribaal gekuifde jongeren belaagd op de twintigste sterfdag van Elvis. Beschouw mij dus niet als recensent die vanuit jammerlijk persoonlijke ervaring een treffende ingang vindt in een te bespreken boek, film of tentoonstelling. Ik houd niet van rock ‘n’ roll omdat ik de expositie Another Time, Another Place van Walter Dahn heb gezien.
www.groene.nl/1997/49