Ik dacht de afgelopen jaren dat Joop Admiraal onsterfelijk was geworden. Als zijn broze, leeftijdsloze, bijna doorschijnende gestalte het toneel betrad, kwam er iemand op die leek op wat in mijn kindertijd een «bewaarengel» werd genoemd, een zorgzame, tikje afstandelijke, introverte maar ook alerte gestalte. Zo iemand die op een mysterieuze manier maakt dat alles goed komt. Toen ik zaterdagavond in de trein via een sms-bericht de aankondiging van zijn plotse dood kreeg, wilde ik het eerst niet geloven. Joop Admiraal zou toch minimaal de 81 halen, de leeftijd van zijn lievelingslerares op de Toneelschool, Ank van der Moer. En hij zou sterven zoals zij: in een bus met toneelspelers op weg naar een optreden. Zomaar, ineens. Door een klap van «de man met de hamer», zoals wielrenners een onverwachte terugslag noemen. Joop Admiraal had eind jaren vijftig op de Toneelschool in Amsterdam twee lievelingsleraren die de twee kanten van zijn talent aanraakten – verlegenheid en durf. Ferd Sterneberg, de flamboyante en erudiete teksttovenaar, zei ooit tegen de jonge Admiraal: «Als jij opkomt en je zegt niets, dan lijkt dat wel heel erg spannend. Maar zodra jij je mond open doet, valt het opeens vreselijk tegen.» Dat zijn beledigingen die je niet snel vergeet. Over Ank van der Moer vertelde Joop Admiraal ooit: «Ze kwam het leslokaal binnen als een modecreatie van Max Heymans. Dan ging eerst die hoed af, vervolgens die enorme mantel uit en daarna schopte ze haar schoenen weg. Dan was ze klaar voor de sprong. Ank gaf me elektriciteit. Doe maar! Durf maar! Ze trok het als het ware uit me.»
Joop Admiraal heeft een lange reis door het Nederlandse toneellandschap achter de rug: Nederlandse Comedie, Toneelgroep Centrum, Toneelgroep Studio, twaalf jaar Werkteater, vanaf 1987 tot nu: Toneelgroep Amsterdam. In 1982 – het jaar van zijn weergaloze solo U bent mijn moeder, waarvoor hij de Louis d’Or kreeg, die Joop overigens boven zijn gootsteen hing – vertelde hij dat hij altijd in zijn eentje met z’n drieën over straat ging. De verlegen Joop met zijn twee alter ego’s, allebei vrouwen. Marlies uit de Werkteatervoorstelling Hallo medemens (een soort Gretta Duisenberg uit Oud-Zuid) en Coby uit Bosch en lucht, ook van het Werkteater. Marlies was zijn zelfverzekerde kant, nooit bang meer, altijd vol durf, een soort reïncarnatie van Ank van der Moer dus. Coby was de hoerige zelfkant-van-het-leven-vrouw, kettingrookster, zwaar aan de drank. Joop Admiraal: «Zij zegt almaar tegen mij dat zonder drank het leven een beetje grijzig is, en mét drank lekker rozig.» Regisseur Jan Ritsema gaf Joop Admiraal voldoende zelfvertrouwen om zichzelf én zijn dementerende moeder te spelen in U bent mijn moeder. Met zijn hond Kino licht snurkend op een matje onder de tafel, schakelde Joop Admiraal schijnbaar moeiteloos van zijn moeder naar zichzelf en weer terug naar zijn moeder. De voorstelling is een monument in de geschiedenis van het Nederlandse toneel, bewaard gebleven door de verfilming uit 1983. Het monumentale zat – het is een cliché, ik weet het – in de sterke combinatie van schoonheid en troost. De eenvoudige transformaties voltrokken zich voor je ogen, de toeschouwer wist niet wat hem overkwam.
Intussen trok Joop Admiraal een zachte deken over de rauwe werkelijkheid van Alzheimer. Bij Toneelgroep Amsterdam haalde regisseur Gerardjan Rijnders een andere kant van Joop Admiraal naar boven. Met als hoogtepunt hors concours de rol van de generaal in Thomas Bernhards Het jachtgezelschap (1991). Dat was Joop Admiraals bikkelharde komediantenkop. Generaal: «Zo een rol in te studeren/ dat vereist een komediantenkop niet waar/ een kop als een machine/ een meer dan gemiddeld talent/ talent moet je hebben/ De toneelspelers moeten talent hebben/ talent talent/ De toneelspelers moeten talent hebben/ en moeten een machine zijn/ met een theaterkop/ niet met een theatrale kop/ moet de toneelspeler ter wereld komen.»
Joop Admiraal moet deze tekst met bijzonder veel genoegen gespeeld hebben. Een mooiere samenvatting van zijn ongeëvenaarde toneelspelerstalent kon-ie immers niet krijgen.
Dag Joop!