Zou Joschka Fischer, toen hij aan zijn jongste boek zat te schrijven, hebben geweten dat zijn tijd als minister van Buitenlandse Zaken van Duitsland er vrijwel zeker bijna op zat? Je zou het bijna denken na lezing van Die Rückkehr der Geschichte, want dit boek is niet geschreven door een minister die nog actief met beide benen in de politiek staat, maar door een elder statesman of een wijze politicoloog die de wereld analyseert en die zegt wat nodig is om te komen tot een constructief en vreedzaam verloop van de 21ste eeuw. En het meest opvallende is dat de lessen in het boek van Fischer soms behoorlijk haaks staan op het buitenlandse beleid waarvoor hij als minister mede verantwoordelijk is.
Zo schrijft hij dat de Amerikaanse interventie in Irak niet mag mislukken, want dit brengt direct ook de veiligheid van Europa in groot gevaar. Maar als dat zo is, dan vraag je je af waarom de Duitse regering niet onmiddellijk troepen naar Irak stuurt om Amerika te helpen. In zijn boek schrijft hij ook dat de Europese verdeeldheid over de oorlog tegen Irak de Europese Unie heeft verzwakt. Dat de regering-Schröder daarvoor me de verantwoordelijk is, omdat de bonds kanselier al in een heel vroeg stadium deze oorlog heeft afgewezen, verzwijgt Fischer, evenals het feit dat deze Duitse houding de transatlantische samenwerking heeft ge schaad. In zijn boek daarentegen pleit hij voor een stabiele transatlantische relatie. Die in gevaar brengen, schrijft Fischer, is een «historische domheid».
Er huizen in Fischer kennelijk twee personen: de minister van Buitenlandse Zaken die zijn beste tijd heeft gehad, en de wijze staatsman die los van de dagelijkse politiek nadenkt over de toestand van de wereld. En die is niet goed. De val van de Muur en de ineenstorting van de Sovjet-Unie hebben de wereld onoverzichtelijk gemaakt, en de terroristische aanval op het hart van Amerika, uitgevoerd door moslimfundamentalisten op 11 september 2001, heeft nieuwe gevaren opgeroepen. Er is, al dus Fischer, dringend een «nieuwe wereldorde» nodig en alleen het Wes ten kan daarvoor zorgen. En het Westen is in de allereerste plaats Amerika, de enig overgebleven supermacht. Maar Amerika is helaas wat in de war en volgt een verkeerd spoor.
Dit laatste zegt Fischer niet direct met zoveel woorden. De minister houdt zich ver van de dagelijkse actualiteit. President Bush komt slechts in een voetnoot voor en ook bondskanselier Schröder speelt geen rol. Fischer richt zijn pijlen op de neoconservatieve in tellectuelen in de VS, die nu het politieke debat in Amerika beheersen en zoveel invloed op Bush uitoefenen. Zij moeten het ontgelden, want deze neocons hebben met hun ideeën over een Amerikaans imperium niets van de oorsprong en het wezen van de Ver enigde Staten begrepen.
Het is interessant om te lezen hoe Fischer hier de rollen omdraait. Niet hij is anti-Amerikaans, maar deze neoconservatieven. Zij kennen hun eigen ge schiedenis en liberale traditie slecht en hun politieke denkbeelden zijn dan ook on-Amerikaans. Fischer daarentegen kent die geschiedenis en traditie wel en daarop berust zijn bewondering voor Amerika. Hij schrijft: «De Verenigde Staten zijn nog altijd gebaseerd op een systeem dat uit is op de begrenzing van macht en niet op het absoluut maken van macht, en ook de historisch unieke macht van deze weergaloze natie berust tot op vandaag op de uitzonderlijkheid van haar principes. Daarbij past Hobbes niet en evenmin het idee van een Amerikaans imperium.» Want het vestigen van een imperium gaat gepaard met verovering en onderdrukking en dit, aldus Fischer, staat haaks op de Amerikaanse traditie van vrijheid, democratie en gerechtigheid.
Zijn verwijzing naar de Britse filo soof Thomas Hobbes (1588-1679) slaat op het boek van de neoconservatieve denker Robert Kagan: Of Paradise and Power: America and Europe in the New World Order, verschenen in 2003. Hierin construeert Kagan een duidelijke te gen stelling tussen Europa, dit «post historische paradijs», waarin de zacht aardige geest van de verlichte filosoof Immanuel Kant en zijn «eeuwige vrede» rondwaart, en Amerika dat weet dat dit paradijs alleen met militair geweld en macht valt te verdedigen. Amerika leeft daarom in de harde, realistische wereld van de filosoof Thomas Hobbes, die in de mensen wolven zag die alleen maar in toom konden worden gehouden in het kader van een absolute staat met een centrale, krach tige heerser.
Fischer ziet dat totaal anders, en wijst op de jongste geschiedenis. Europa met zijn absolute staten, totalitaire regimes en oorlogen was de wereld van Hobbes, terwijl Amerika met zijn liberale grondwet en zijn streven de vrede in de wereld te herstellen en te handhaven juist leefde in de wereld van Kant. Hij vindt het «verbazingwekkend hoe ver het neoconservatieve denken in de VS zich heeft verwijderd van de geestelijke wortels en principes van de Amerikaanse republiek, hoe deze denkers en intellectuelen zonder enig bezwaar be reid zijn aan te knopen aan de pre democratische, ja absolutistische tradities van Europa als het erom gaat de nieuwe rol van Amerika in de wereld van de 21ste eeuw te definiëren».
Fischer is niet (meer) principieel tegen het gebruik van geweld en hij verdedigt nog eens het besluit deel te nemen aan de militaire acties van de Navo tegen Servië ter wille van Kosovo in 1999, maar veiligheid in de 21ste eeuw komt niet meer uit de loop van een geweer. Veiligheid moet «politiek, economisch en institutioneel vooral worden gebaseerd op samenwerking en consensus, omdat de optie confrontatie of zelfs oorlog toenemend te duur en daarom geen optie is». Dit heeft alles te maken met de globalisering, die er toe leidt dat steeds meer landen in toenemende mate economisch en technologisch nauw met elkaar zijn verweven. Dit heeft tot gevolg dat een oorlog op grote schaal alleen nog maar verliezers zal tellen.
Fischer staat uitvoerig stil bij de situatie in het Nabije en Midden-Oosten en in het bijzonder bij de gevolgen van het terrorisme dat in naam van de islam wordt bedreven. Na de aanslag van 11 september is het gevaar ontstaan van een «derde totalitaire ideologie» (na fascisme en communisme) en vandaar ook de titel van het boek Die Rückkehr der Geschichte, nadat eerder na het verdwijnen van de Sovjet-Unie en daarmee van de Koude Oorlog over «het einde van de geschiedenis» was gesproken (door Francis Fuku yama).
Dat het terrorisme van moslim fundamentalisten het beste bestreden kan worden door in de Arabische wereld democratie te brengen, zoals president Bush wil, is ook Fischers idee. Maar hij kiest voor een andere methode en andere instrumenten dan Bush. De «moder niseringsblokkade» in het Nabije en Midden-Oosten moet worden overwonnen door een «liberale transfor matie». Het Westen moet daarbij een rol spelen en wel als partner. Een «neo-imperialistisch» optreden is uit den boze. Hoe zon westers partnerschap eruit moet zien, daarover blijft Fischer vaag. Hij is niet de man van het detail.
Het boek illustreert dat Fischer zich graag beweegt op de toppen van de grote internationale politiek en het dal van de meer praktische beslommeringen liever mijdt. Dat het liberale beleid van zijn ministerie bij het verstrekken van visa aan Oost-Europeanen het le ven van mensensmokkelaars en andere criminelen vereenvoudigde, wilde hij lange tijd niet erkennen. Dit probleem, dat in Duitsland voor veel opschudding zorgde, was gewoonweg niet op zijn «radarscherm» verschenen, zo verklaar de hij eerder dit jaar na veel aandringen. We weten nu ook waarom. Fischer moest een boek schrijven.
Het is een boek geworden met wijze analyses en ideeën, maar het zal hoogst waarschijnlijk niet kunnen verhinderen dat Fischer en zijn «groene» partij, sa men met Schröders SPD, dit najaar in de oppositiebanken belanden.