
Op 16 juni 2018 neemt de 28-jarige Nagaré Willemsen in de hal van de Amsterdamse broedplaats iso plaats achter een goudkleurige microfoon. In haar linkerhand houdt ze een aantal vellen wit papier in A4-formaat. Het publiek, grotendeels bestaande uit haar docenten en medestudenten, kijkt haar aandachtig aan. Geconcentreerd leest ze de eerste regel langzaam van het papier voor: ‘The precarious body: analysing the black experience within the art school’, galmt haar stem door de hal.
Ze leest verder. De tekst is haar eindwerk als masterstudent vrije vormgeving aan het Sandberg Instituut en een persoonlijke brief aan het bestuur en haar hoofddocent, Jerszy Seymour, waarin ze onverbloemd haar ervaringen met institutioneel racisme en haar eenzaamheid als student van kleur op de kunstacademie beschrijft. Het ongemak in de zaal is voelbaar. De brief eindigt met een oproep tot emancipatie door middel van drie concrete aanpassingen in het onderwijsaanbod van de opleiding: structurele workshops en lezingen van kunstenaars/docenten van kleur, de aanstelling van minimaal één tutor van kleur en een permanente integratie van critical race theory in het curriculum.
Na afloop van haar voordracht vraagt Willemsen aan Seymour als hoofd van de afdeling naar voren te komen en ten overstaan van alle aanwezigen een overeenkomst te ondertekenen waarin hij belooft met ingang van het volgende studiejaar de diversiteit en inclusiviteit binnen de opleiding te vergroten. Onder toeziend oog van onder anderen de directeur van het Sandberg Instituut, Jurgen Bey, neemt Seymour de uitnodiging aan, maar in plaats van de overeenkomst te ondertekenen, tekent hij een groot hart over het contract heen.
Eind jaren negentig zette toenmalig staatssecretaris van Cultuur Rick van der Ploeg culturele diversiteit voor het eerst op de politieke agenda. In zijn cultuurnota Ruim baan voor culturele diversiteit constateerde Van der Ploeg dat de multiculturele samenleving onzichtbaar was in de gesubsidieerde cultuur en pleitte hij aan de hand van een pakket maatregelen en het landelijke Actieprogramma Cultuurbereik voor een democratisering van het cultuurbestel.
Het kunstonderwijs moest hierbij een van de belangrijkste pijlers gaan vormen, maar de plannen van de pvda-staatssecretaris stuitten op hevig verzet in de kunstwereld en onder aanhoudende politieke druk vanuit de Kamer besloot de minister een jaar later zijn ambities bij te stellen. Uiteindelijk wist Van der Ploeg zijn belofte van een gedemocratiseerd cultuurbestel niet waar te maken en verdween culturele diversiteit na zijn aftreden in 2002 al snel naar de achtergrond.
In 2011 werd door de culturele sector zelf de Code Culturele Diversiteit (ccd) gelanceerd, een leidraad voor culturele organisaties om zelfstandig een duurzaam diversiteitsbeleid te ontwikkelen. Aan de code werd naast een digitaal platform met best practices en een breed scala van diversiteitsexperts een aanmoedigingsprijs verbonden, maar ook dit bleek als handvat niet genoeg voor een structurele verandering binnen de sector. Zowel in aanbod als publiek bleven etnisch-culturele minderheden in de jaren die volgden ondervertegenwoordigd in de theaters, musea en kunstacademies. In 2019 volgde er een tweede, uitgebreide versie van de gedragscode: de Code Culturele Diversiteit en Inclusie (CodeD&I). In tegenstelling tot zijn voorganger richtte deze code zich niet alleen op culturele diversiteit maar op álle vormen van identiteitscategorieën zoals gender, leeftijd, seksuele oriëntatie en beperking en werd hij samen met onder andere de Fair Practice Code in de subsidievoorwaarden opgenomen.
Na de dood van George Floyd kreeg het racismedebat afgelopen zomer wereldwijd vleugels en klonk de roep om meer diversiteit en inclusie in de culturele sector harder dan ooit. In het kielzog van de Black Lives Matter-beweging spraken honderden kunstprofessionals van kleur zich aan de hand van enkele open brieven in de media collectief uit over institutioneel racisme en wit privilege in de kunst- en cultuursector: ‘Dit gaat niet over schuld of over onschuld, dit gaat over erkenning. Diversiteit is niet: verkleuren. Het is meer dan inhuren en aansturen. Het is erkennen wat er is, erkennen wat er was, erkennen wat er komen moet. Het is uit handen durven geven. Het is van je stoel afstappen en toegeven dat je het niet weet. Diversiteit is ruimte maken. Voor meer, voor anders. En niet alleen op jouw voorwaarden. Jouw huis is mijn huis.’

Het was dezelfde oproep tot emancipatie, tot erkenning van de multi-etnische samenleving, die Willemsen twee jaar eerder tijdens haar eindpresentatie als masterstudent aan het Sandberg Instituut ook had gedaan. Gedurende haar studie voerde de van oorsprong Congolese kunstenares regelmatig stevige gesprekken en discussies met haar docenten en medestudenten over institutioneel racisme en discriminatie binnen de Nederlandse kunstacademies. ‘Nagaré was een bevlogen student met het hart op de tong’, zegt Seymour met een brede glimlach. ‘Ze was als student van begin af aan zeer kritisch op de kunstwereld en de opleiding. One has to live by one’s own mantra, zei ze vaak. En daar had ze gelijk in.’
Willemsen was in 2016 pas de tweede student van Afrikaanse afkomst sinds de oprichting van het Dirty Art Department in 2011, een platform binnen het Sandberg dat een radicale heroriëntatie rondom maatschappelijke vraagstukken als diversiteit en inclusiviteit beoogt. Seymour vertelt: ‘De eerste jaren was het werven van voldoende studenten een enorme uitdaging. We waren een soort piratenschip binnen het Sandberg, waar we studenten bijna onder dwang naar toe moesten lokken. Diversiteit en inclusiviteit hadden in die tijd nog weinig prioriteit bij het wervingsbeleid. We waren al lang blij als we aan het begin van het academiejaar genoeg studenten hadden om weer een jaar te kunnen starten.’
Met haar kritische vragen en onderzoek hield Willemsen haar medestudenten en docenten een constante spiegel voor, zegt Seymour: ‘Ze dwong ons om opnieuw na te denken over begrippen als identiteit en representatie en stelde de vragen die op dat moment gesteld moesten worden.’ Zo besloot Willemsen bijvoorbeeld in haar afstudeerjaar als enige student niet deel te nemen aan een studie- en werkreis in Griekenland: ‘Voor ons witte, West-Europese studenten en docenten was Athene de bakermat van de beschaving, maar voor Nagaré niet. Zij had een heel andere geschiedenis, een heel ander verhaal dat ze wilde onderzoeken en vertellen als kunstenaar. Háár geschiedenis en verhaal – en daar hadden Griekenland en Europa niks mee te maken.’
De studiereis werd afgesloten met een groepstentoonstelling in Athene. Terwijl haar klasgenoten zo’n drieduizend kilometer verderop in een hotel hun eindwerken presenteerden aan het Griekse publiek, bereidde Willemsen zich in een studio op het Sandberg Instituut voor op haar eindperformance, die een week later in een voormalige fabriekshal in Amsterdam zou plaatsvinden. ‘In aanloop naar haar eindpresentatie had ik van een aantal collega’s wel het een en ander opgevangen over het onderwerp van haar performance, maar van wat ze precies ging doen had ik geen idee’, zegt Seymour. ‘Het zweet brak me uit toen ze me vroeg om naar voren te komen en me het contract overhandigde. Ik voelde me voor het blok gezet en wist niet wat ik moest doen. Ik had geen idee wat ik op dat moment ten overstaan van een volle zaal wel en niet kon beloven. Of ik de middelen en de macht had om te doen wat ze in het contract van me vroeg. Vandaar het hart. Dat was de enige belofte waarvan ik zeker wist dat ik hem ook echt waar kon maken: “Ik ga mijn uiterste best doen.”’

Het contract vormde een essentieel onderdeel van de performance voor Willemsen. Alleen de brief was niet sterk genoeg geweest, volgens de kunstenares. Er moest een daad bij het woord worden gevoegd. Iets dat blijvend én bindend zou zijn. Een belofte, zwart op wit, waar niemand na die avond meer omheen zou kunnen. Op de vraag of ze achteraf teleurgesteld was in het antwoord van Seymour, antwoordt ze ontkennend: ‘Waarom? Het was een eerlijk antwoord dat voor mij precies samenvatte waar het voor mij die avond over ging. Na twee jaar van vruchteloze discussies en onbeantwoorde vragen had ik al dat onbegrip, al die teleurstelling en eenzaamheid die ik had gevoeld, eindelijk in een beeld weten te vangen en dat was meer dan dat ik van tevoren gehoopt had.’
Het antwoord van Seymour bleef niet alleen bij een symbolisch gebaar. Vrijwel direct na haar afstuderen werd Willemsen vanuit het bestuur van het Sandberg Instituut benaderd om als projectcoördinator vorm te geven aan de Black Student Union, het aanspreekpunt voor zwarte studenten van zowel de Gerrit Rietveld Academie als het Sandberg Instituut waarvan Willemsen een jaar eerder zelf een van de oprichters was geweest. Daarnaast werd ze als alumna uitgenodigd om in een adviserende rol mee te denken over het Dirty Art Department en gaf ze als gastdocent een workshop over institutioneel racisme in de kunst.
‘Nagaré heeft met haar performance een hoop teweeggebracht binnen de opleiding en het Sandberg als opleidingsinstituut’, zegt Seymour gedecideerd. ‘Als bij een copernicaanse revolutie dwong ze ons die avond als kunstopleiding ons beleid en visie, ons wereldbeeld, te herzien en de revolutie van de revolutie te heroverwegen. We zijn direct aan de slag gegaan met haar kritiek en eisen, en sindsdien is er een hoop veranderd. De diversiteit onder studenten, tutors en docenten is de afgelopen drie jaar aanzienlijk vergroot en thema’s als de (de)koloniale geschiedenis en culturele identiteit zijn vast in het curriculum opgenomen. We staan pas aan het begin, maar de eerste stappen naar een radicaal inclusieve opleiding zijn gezet.’ >
Op een conferentie over gelijkheid in de kunsten op ArtEZ in Arnhem gaf Willemsen vorig jaar een presentatie over de totstandkoming en het werk van de Black Student Union. Een bijzonder moment voor de oud-student, want voorafgaand aan haar master studeerde Willemsen er aan de afdeling fine art, waar ze als enige student van kleur binnen de academie vier eenzame jaren kende. ‘Ik werd op ArtEZ door mijn medestudenten en docenten niet gezien als mens, maar als een donker figuur. Ik werd gereduceerd tot mijn huidskleur. Het ging niet over mij, maar over mijn zwart-zijn.’
De 27-jarige Tiffany Vicario begint na de zomer aan haar vierde en laatste jaar van de opleiding muziektheater aan het ArtEZ Conservatorium in Arnhem, maar het had weinig gescheeld of de op Curaçao geboren Rotterdammer was al halverwege haar eerste jaar gestopt, vertelt ze. ‘Ik was dat jaar de enige student van kleur binnen de hele opleiding. Ik voelde me in die periode vaak eenzaam en worstelde heel erg met mijn plek binnen de academie. Wie was ik als student op ArtEZ? In Rotterdam was ik me ook wel bewust van mijn huidskleur, maar in Arnhem voelde het alsof dat het enige was dat telde. Mijn anders-zijn werd constant benadrukt, in alles.’
Na een moeilijk eerste halfjaar vond de Curaçaose actrice langzaam haar plek in Arnhem en inmiddels, ruim tweeënhalf jaar later, heeft ze geen seconde spijt van haar keuze. ‘Na mijn eerste jaar werd alles makkelijker. Zeker toen er aan het begin van het tweede jaar nog een student van kleur op de academie bij kwam. Plotseling was er nog iemand zoals ik. Van de ene op de andere dag was ik niet langer alleen. Dat maakte een wereld van verschil.’

Na de dood van George Floyd bleef vorige zomer, in tegenstelling tot andere kunstacademies, een officieel statement van ArtEZ in eerste instantie uit. Vicario voelde zich als student van kleur in de steek gelaten en besloot een brief aan het hoofd van de academie te schrijven: ‘Wie zijn wij als ArtEZ? vroeg ik haar daarin. Hoe staat de academie tegenover de dood van George Floyd en de Black Lives Matter-beweging?’
Tot teleurstelling van Vicario was de eerste reactie ontwijkend. Als kunstopleiding wilde ArtEZ zich van elke vorm van politiek onthouden, luidde het antwoord. ‘Maar hoe zit het dan met het idee dat kunst midden in de samenleving hoort te staan? vroeg ik. Hierop had de opleiding geen antwoord en uiteindelijk volgde er na een goed gesprek op school een paar dagen later alsnog een publiekelijk statement op de website.’
Na het statement werd Vicario door twee studenten van kleur van ArtEZ Zwolle benaderd om gezamenlijk het studentinitiatief halt te starten. ‘haltstaat voor Hungry, Angry, Late en Tired, een ArtEZ-brede intersectionele community voor en door studenten die streven naar gelijkwaardigheid en inclusie’, licht Vicario bevlogen toe. ‘Ik heb het dus niet over diversiteit, want diversiteit vind ik een te breed begrip. Een zwarte man als schoonmaker draagt ook bij aan de diversiteit van de opleiding. Dat is te makkelijk. Inclusiviteit en intersectionaliteit zijn als termen veel nauwkeuriger. Dat gaat over een bewustzijn dat mensen op meerdere assen kunnen afwijken van “de norm” en dat dat van invloed kan zijn op iemands positie in de maatschappij, zowel positief als negatief.’
Sinds de oprichting komt de groep wekelijks bij elkaar. De eerste, belangrijke stappen zijn inmiddels gezet: de groep mocht tijdens een docentenvergadering in Arnhem zichzelf en ideeën over onder meer een inclusief curriculum presenteren en op de eigen Facebook-pagina werd het officiële halt-manifest gepresenteerd.
Vicario: ‘Het gaat de goede kant op. Toen we net begonnen wilden we in eerste instantie graag een plek aan tafel krijgen, maar daar zijn we in de loop van het jaar van afgestapt: we zijn een studenteninitiatief en geen bestuursorgaan. We willen onze eigen tafel. En niet alleen voor studenten van kleur, maar voor studenten uit allerlei gemarginaliseerde groepen. Bij ons is er ruimte voor iedereen, ongeacht gender, nationaliteit, religie, (dis)ability, seksuele geaardheid of etnisch-culturele achtergrond.’
De afgelopen maanden was het stil op de Rietveld en ArtEZ. Als gevolg van de lockdown werden activiteiten van de Black Student Union en halt uitgesteld of waren ze alleen online te bezoeken. Lukt het initiatieven als de Black Student Union en halt het momentum van de vorige zomer de komende jaren vast te houden en het debat over institutioneel racisme en inclusiviteit naar een volgend en hoger niveau te tillen? Lukt het om de energie van anti-racismeprotesten om te zetten naar een effectief en duurzaam diversiteitsbeleid, naar een culturele sector die representatief is voor de hele samenleving en niet alleen voor een witte elite?
Willemsen is optimistisch. ‘Er is iets in beweging gezet en die beweging is niet meer terug te draaien. We zullen geduld moeten hebben als we het echt goed willen aanpakken. Stap voor stap, of we nu willen of niet. Het heeft honderden jaren geduurd voordat we op het punt zijn gekomen waar we nu staan. Nu verwachten dat we alles binnen een jaar veranderen, is een illusie. En dat hoeft ook niet. Ik bedoel: wat is tien jaar op eeuwen van onderdrukking?’
Eindexamenexposities 2021
Nederland telt vele kunstacademies en op dit moment tonen afstuderende bachelor- en masterstudenten hun werk op de jaarlijkse eindexamenexposities. Een overzicht:
- AKI ArtEZ Enschede: 25 juni t/m 4 juli
- ArtEZ Arnhem: 30 juni t/m 4 juli
- ArtEZ Zwolle: 1 t/m 11 juli
- Hogeschool voor de Kunsten Utrecht: 2 t/m 4 juli
- Piet Zwart Instituut, Rotterdam: 1 t/m 4 juli
- Gerrit Rietveld Academie, Amsterdam: 7 t/m 11 juli
- AKV | St. Joost, Breda: 7 t/m 11 juli
- AKV | St. Joost, Den Bosch: 7 t/m 11 juli
- Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten, Den Haag: 8 t/m 11 juli