We zijn in de derde akte van Hamlet. Vierde scène in het origineel. Eerste scène (na de pauze) in de bewerking. Shakespeare is aan het opruimen. Daar was hij altijd heel goed in. De detective-klus van Hamlet is geklaard. De moordenaar van zijn vader geïdentificeerd. Aangezien de Koning de schuldige is, gaat Hamlet het vonnis persoonlijk voltrekken. Een afrekening binnen de koninklijke familie dus. Zoals de Geest van de Vader had gevraagd.

Maar, dan zou het stuk nu afgelopen zijn. En we zijn nog maar in het derde bedrijf. Gelukkig vindt Hamlet de plaats van handeling – een kapel – ongeschikt als locatie voor zijn wraak. Oom Claudius zou aldus biddend regelrecht naar de hemel gaan. En Hamlet wenst hem naar de hel. De wraak wordt opgeschort. De prins gaat naar de slaapkamer van zijn moeder. Waar hij een grote kans heeft straks zijn stiefvader onder betere condities te kunnen doden. Hamlet weet niet dat raadsheer Polonius, tot voor kort zijn gedoodverfde schoonvader, daar achter een gordijn de spion staat te spelen. Hamlet doodt hem vervolgens per ongeluk. Hij is nu zelf een moordenaar geworden. De plottechnisch overbodige figuur van Polonius is opgeruimd. Ex-vriendin Ophelia heeft nu nóg een goede reden om gek te worden en straks zelfmoord te plegen. Ophelia’s broer en de (politieke) rivaal van Hamlet, Laërtes, wordt voor de begrafenis van zijn vader naar het paleis gehaald. De spanning is helemaal terug. Hamlet kan weer een paar aktes vooruit.

Tom Lanoye doet hier een van zijn sterkste bewerkersingrepen. Hamlet (Abke Haring) merkt niet dat Polonius in de slaapkamer is. Hij is té geconcentreerd om zijn moeder Gertrude (Chris Nietveld, ijzingwekkend sterk gespeeld) de waarheid te zeggen. Hij is ook te druk met zich de opeens weer opduikende Geest van zijn vader van het lijf te houden. De moord op Polonius, die in het origineel van Shakespeare meteen in het begin van deze scène, na acht eenregelige replieken, plaatsvindt, wordt hier heel lang uitgesteld. Gertrude neemt het initiatief zelfs over. Ze eist van Hamlet een verklaring voor zijn merkwaardige gedrag. Hamlet onderwerpt zijn moeder aan een kruisverhoor. Waarom toch dat snelle huwelijk met zijn oom? Hij krijgt een college staatsraison: ‘Het land ging voor. Ik heb jou willen sparen./ Een lege troon veroorzaakt groot gevaar./ Jouw tijd komt later. Jij was nog niet klaar.’ En, even later: ‘Er zijn – wanneer men vorst is of vorstin –/ Beslissingen die men aanvaarden moet./ De kroon is groter dan onze persoon.’ Als Hamlet haar scherp onderhoudt over de koningsmoord en haar zelfs dwingt tot een biecht is Gertrude’s repliek meedogenloos en onverbiddelijk: ‘Biechten? Op jouw bevel? Geen denken aan./ Ik weet niet wat je wilt, maar ga je gang./ Het ligt in de natuur van elke man/ Te doen wat hij niet laten kan. Kom, dan/ Steek. Steek dan Hamlet. Steek!’ Pas daarna piept Polonius (een mooie rol van Roeland Fernhout) vanachter een gordijn dat zijn vorstin in gevaar is. En hij legt het loodje.

In diverse vraaggesprekken benadrukt regisseur Guy Cassiers dat de plot van Hamlet rust op vier pijlers: politiek en psychologie om te beginnen. Die van een filosofisch essay – over zelfmoord, het bedrieglijke van liefdestrouw en de korte looptijd van de macht. En ten slotte: een ode aan het ambacht van toneelspelen. De pijlers van de politiek en de psychologie worden door Lanoye behendig in elkaar geschroefd. In de analyse van Gertrude heet dat: Hamlet is niet klaar voor het politieke werk. Niet opgewassen tegen de sfeer aan het Deense hof. Zijn politieke inzichten deed hij op aan de Universiteit van Wittenberg, in Shakespeare’s tijd dé zetel van de (Duitse) Reformatie. Van Luther. Die het vagevuur afschafte, waar de Geest van Hamlets vader tijdelijk uit weet te ontsnappen. Wittenberg staat symbool voor het katholiek-protestantse conflict waar Shakepeare het product van was. De jonge intellectueel Hamlet kan met zijn nieuw verworven inzichten echter niets beginnen in de politieke slangenkuil van Elseneur. Hij wordt er traag van. En onhandig. In de laars van Hamlet draagt Abke Haring wel het forse mes van de oude feodale wraak. Maar zodra Hamlet dat mes trekt, wordt er een beetje sneu mee door de lucht gezwaaid. Claudius (Johan van Assche) raakt geïrriteerd over de hem omringende jonge watjes. Ze hebben misschien aardige ideeën, maar ook erg veel praatjes. Waar hij niks van wil weten. Claudius: ‘Remedies voor een uitzichtloze kwaal/ Zijn radicaal: wat rot is hakt men weg/ Om het gezonde lichaam te beschermen.’

Cassiers en Lanoye voegen enkele rotte elementen toe aan de al aardig rotte staat van Denemarken. Zo wordt de verhouding van de frêle Ophelia (Gaite Jansen) tot haar broer Laërtes (Eelco Smits) en haar vader Polonius ontsierd door een reeks intimiteiten, die de broer én de vader tot seksuele rivalen maken. Tot aan de rand van incest. Laërtes wil voorts vechten in het leger van Claudius aan de grens van Denemarken. De verbijstering daarover in de reactie van Hamlet duidt niet alleen op dreigende rivaliteit, maar ook op een forse deuk in hun vriendschap. Zo schuiven de schaakstukken langzaam maar zeker naar de stellingen op het grote bord. De zittende macht neemt posities in en wil die behouden, schermt met hoge staatsbelangen en verzuipt in leugens. De jonge generatie, die sowieso niet is toegerust voor dat spel, wil het ook eigenlijk niet spelen, terwijl ze zich wel verantwoordelijk zegt te voelen.

Onder de reusachtige plexiglazen vloer waarop wordt gespeeld, is van alles opgeborgen, begraven. Daar zijn ook duistere krachten aan het werk. Als het raadsel van de koningsmoord eenmaal is opgelost, blijken die krachten (na de pauze) een woekerende boomconstructie te hebben gebaard, die het speelveld compleet dreigt te verwurgen en te verpletteren. De scenografie van Ief Spincemaille en het lichtontwerp van Stefan Alleweireldt leveren een onnadrukkelijk visueel commentaar. Dat niet alleen van een grote schoonheid is, maar ook van een bijzonder soort ruimtelijkheid. Alsof we in een kosmisch brein naar binnen kijken, een hologram van hersenen, een planetarium van frustratie en grove fantasieën. Er staat een duistere Toren van Babel op het glazen speelplateau. Zo lijkt het. Maar als alle schijn is afgepeld en weggehakt, als ons nog slechts de kale gruwel van het illusieloze lege theater rest, dan blijkt die toren opgetrokken uit kralengordijntjes en ijle lucht. Er is ook een permanent geluidsdecor, gemaakt door Diederik de Cock. Het wonder daarvan is dat het permanent aanwezig is. Terwijl je het eigenlijk niet hoort.

Hamlet als ode aan het toneelspelen en het toneelbedrijf, dat is deze voorstelling eigenlijk in haar totaliteit. De kwadratuur van de toneelillusie is de kurk waarop het hele ding drijft. De fabel is als het ware vergroeid met het medium. Dat zie je aan de figuur Hamlet en aan zijn vertolker. Abke Haring is een jonge vrouw. Dat hoor je na een paar seconden. Daarna hoor je voornamelijk… Hamlet. Hij fungeert als enige verteller (Horatio is geschrapt) over de tweestrijd in hemzelf. De ambiguïteit tussen de Deense prins en zijn vertolker is al theatraal van zichzelf, door de letterlijke tweeslachtigheid. De illusionist Tom Lanoye wurmt zich daar op een lepe en geestige manier nog eens tussenin.

Cassiers en Lanoye voegen enkele rotte elementen toe aan de al aardig rotte staat van Denemarken

Zo verandert de troep toneelspelers die zich aan de kasteelpoort meldt spelenderwijs in het complete tragedierepertoire waaraan Lanoye zich als vertaler/bewerker in de afgelopen vijftien jaar heeft gewaagd. Met als hekkensluiter de figuur van Richard de Tweede uit Ten oorlog, Lanoye’s bewerking van Shakespeare’s Rozenoorlogen: ‘Zo speel ik veel personen in mijn eentje,/ En geen voelt zich voldaan noch recht gedaan./ Maar wat het is, dat ik ook ben: noch ik/ Noch enig mens die mens is en niets meer/ Kan ooit tevreden zijn met iets, totdat/ Hij vrede neemt met dit: de mens is niets.’

Lanoye speelt de kaart van Hamlet als een ode aan het toneelspelersvak nog via een andere meesterzet. Niemand schrapt schaamteloos Horatio uit Hamlet. Dat gemis moet wel ergens gecompenseerd worden. Dat gebeurt middels de figuur van de geest van Yorick, de gestorven lievelingsnar van Hamlet. Verbeeld en verklankt door Katelijne Damen. Ze zijn samen vanaf het begin, Yorick en Hamlet. Hun handenspel is simultaan. De geest van de nar is de enige die Hamlet mag aanraken, hem in de openingsscène ook mag omarmen. Als Claudius voor zich uit praat over zaken van staat en familie is het Yorick die Hamlets houding corrigeert – hij moet de rechterhand uit respect op zijn hart leggen. Als Hamlet zijn beroemde alleenspraak houdt tegen de schedel van Yorick, omringd door de onwaarschijnlijk grappige doodgravers van Marc van Eeghem en Kevin Janssens, klautert Katelijne Damen vanuit de plexiglazen vloer omhoog en maakt samen met Abke Haring een beeld dat van een grote en een verbluffend eenvoudige schoonheid is. Een beeld dat wezensvreemd lijkt, dat niet in het stuk lijkt te passen.

Zoals ook het complete slot van deze Hamlet een voor de liefhebbers (en zeker voor de Hamlet-exegeten) macabere hoeveelheid onherbergzame variaties van het origineel bevat. Maar die variaties kloppen goed bij de intentie van waaruit deze voorstelling lijkt te zijn gemaakt: Hamlet, als een voor iedereen bekend gegeven, is hier als het ware van de straat opgeraapt en opnieuw tegen het licht gehouden. Hamlet wordt van alle kanten bekeken. Als nieuw. En toch vertrouwd. Zoals ‘een droom die zich opdringt/ wanneer wij zijn bevrijd van al ’t aards tumult’.

Hamlet-Jr

Twintig jongeren spelen in een studio van de Amsterdamse Stadsschouwburg hun eigen Hamlet. Uit een ‘koor’ maken zich drie Hamlets los en drie Ophelia’s, die samen het stuk dragen. Naast een trotse koning die een grote rode kraag omdoet en dan koning is. Naast een bange koningin en een poenerige raadsman, ook aangeduid met simpele kostuumonderdelen. De geest van Hamlets gestorven vader is een grote schaduw op een doek. De doodgravers prikken wat rond in het slimme decor, dat een houten vloer is met uitgezaagde elementen die rechtop kunnen staan. Binnen één uur sta je weer buiten. En heb je de kracht en de schoonheid van Hamlet ervaren. Dat is de grote verdienste van deze juniorenversie. Gespeeld door middelbare scholieren uit Amsterdam. Geregisseerd door Erik Willems en Rosa Fontein.

Hamlet-Jr speelt in Studio 1 van de Stadsschouwburg (ingang naast de Melkweg), t/m 6 april en 9 t/m 12 april


Hamlet vs Hamlet is een coproductie van Het Toneelhuis Antwerpen en Toneelgroep Amsterdam. De voorstelling reist t/m half juni door Nederland en Vlaanderen en keert wellicht komend najaar in de Stadsschouwburg van Amsterdam terug.

Beeld: Abke Haring en Katelijne Damen als Hamlet en Yorick in Hamlet vs Hamlet (Jan Versweyveld).