Mark Rutte’s relatieve verkiezingswinst is vooral te begrijpen uit de goed presterende economie. Het consumentenvertrouwen én het producentenvertrouwen zijn hoog, de bestedingen groeien, de werkloosheid daalt, de investeringen stijgen, de groei van het bruto binnenlands product ligt boven de twee procent. Het CBS spreekt van een hoogconjunctuur. Velen zien de goede staat van de overheidsfinanciën als een knappe prestatie. De begroting kent een overschot, de overheidsschuld is dalende en staat nu op 62 procent van het bbp.

Louter zonnig nieuws dus. Gun Rutte zijn succes, hij heeft het verdiend, hoor je vaak. Maar hoe robuust is onze groei? Om te beginnen is een lage overheidsschuld nergens een garantie voor. In 2006 stond de overheidsschuld op het zeer lage niveau van 42 procent van het bbp. Het jaar erop kwam de crisis.

Ik begrijp de jubel over het begrotingsoverschot niet. Overschotten zijn gelukkig zeldzaam, want de drie begrotingsoverschotten van de laatste halve eeuw werden ieder gevolgd door recessies. Een begrotingsoverschot gaat namelijk samen met groeiende private schuld. Stel je de economie voor als drie communicerende vaten: de overheid, bedrijven en burgers, én het buitenland. Wat het vat van de overheid uitstroomt bij een tekort, stroomt de economie in. Dit is de normale situatie, waarin de overheid de economie ondersteunt. Haar schuld groeit, maar als het goed is de economie ook, zodat de schuld als percentage van het bbp niet hoeft te stijgen.

Zelfde logica: wat het overheidsvat instroomt, moet ergens anders uitstromen. Het overschot (met dalende schuld) van de overheid is het tekort (met stijgende schuld) van bedrijven en burgers, plus dat van het buitenland. Wij moeten meer besteden dan we verdienen, zodat de overheid minder kan besteden dan ze aan ons ‘verdient’ (zijn belastingen verdiensten?). Tenzij er meer geld uit het buitenland binnenstroomt, neemt onze private schuld dus toe.

Nederland moet zich niet blind staren op twee procent groei

En dat is precies wat er gebeurt. De totale schuld aan banken, die na 2011 terug daalde naar het niveau van 2008, begint nu weer te stijgen, vorig jaar met drie miljard euro. Dat zou niet zo’n probleem zijn als er bedrijven mee gefinancierd werden. Maar terwijl de hypotheekverlening door banken groeit, blijven bedrijfskredieten al weer enkele jaren afnemen. Tegenover de verlaging van de overheidsschuld staat inderdaad groei van de private schuld, en dat vooral om vastgoed te financieren.

Dat is eng, en des te meer omdat de private schuld al zo groot is: volgens de OESO in 2015 277 procent van het bbp, en nu dus nog meer. Vergelijk dat eens met de 62 procent overheidsschuld. Waarom o waarom willen we die laatste omlaag hebben? Op dit gebied gaat het niet goed met Nederland, maar fout. Nederland staat nog op de tweede plek van rijke landen met hoge private schulden – een twijfelachtig erebordes. Alleen de Denen hebben hogere schulden. In 2015 hadden ruim één op de zeven Nederlandse huishoudens risicovolle of problematische schulden.

We zijn hierdoor kwetsbaar. Het consumentenvertrouwen is nu een belangrijke aanjager van de groei. Dat sentiment kan makkelijker omslaan naarmate de schulden hoger zijn. De huidige groei is dus fragiel, dat wil zeggen dat ze gemakkelijk kan wegzakken door een schok. Eén zo’n schok, die we met redelijke zekerheid kunnen zien aankomen, is het verhogen van de rente in de VS. Europa zal moeten volgen om kapitaaluitstroom te voorkomen. Een kleine renteverhoging kan in een situatie van hoge schulden grote gevolgen hebben voor de houdbaarheid van schulden, met sterke weerslag op de bestedingen.

Er wordt meestal gewezen op de kwetsbaarheid van de samenleving die door bezuinigingen vergroot wordt, en dat klopt. Kinderen kunnen geen tijdige psychiatrische zorg meer krijgen, de aivd werd door massaontslagen ontwricht, het bezoek aan voedselbanken was in 2014 veertien maal hoger dan tien jaar eerder. En denk niet dat het nu klaar is. De Volkskrant publiceerde afgelopen zomer nog een ‘menukaart’ voor verdere bezuinigingen die het ministerie van Financiën aan de fracties in de Tweede Kamer verstrekte. (Op wiens verzoek, vraag je je af.) Het ministerie van Financiën ziet opties voor nog eens vijftig miljard euro aan bezuinigingen.

Niet doen dus. Want naast de grotere maatschappelijke kwetsbaarheid is er ook zoiets als macro-economische kwetsbaarheid. Onderzoek wijst uit dat landen met hoge private schulden gemiddeld lagere economische groei hebben, grotere kans op een financiële crisis en langere stagnatie na zo’n crisis. Nederland, als kleine open economie, moet zich niet blind staren op twee procent groei. We moeten zorgen dat die groei bestendig is, ook als er schokken van buitenaf komen.