
Een treurige, desolate streek kortom, waar de glorie, zo die er eens was, even vergaan is als de 89-jarige uitbaatster van het dorpscafé. Een plek om triest van te worden, of gek, of een mengeling van beide.
Maar in Annelies Verbeke’s nieuwe roman Dertig dagen bestaat niets zomaar eenzijdig. De tristesse en belachelijkheid van de Westhoek mogen onmiskenbaar zijn, de streek valt er niet toe te reduceren. Alphonse is er zielsgelukkig: hij houdt van het landschap met zijn heuvels en zompige velden, van zijn stevige huis, van zijn werk als huisschilder, van zijn klanten, van zijn Kat. Die liefde is geen kwestie van ‘ondanks’ of ‘dankzij’, van oppervlakte of diepte, maar van een saamhorigheid die alle categorieën ontstijgt: ‘Het is kamervullende vertedering, niet in één punt gebald, oplichtende nevel.’
In eerdere romans als Slaap! (2003) en Vissen redden (2009) en in de verhalenbundel Veronderstellingen (2012) verkende Annelies Verbeke de grenzen van het aanneembare en het absurde, van normaliteit en ontsporing. Dat doet ze opnieuw in Dertig dagen, maar waar in eerder werk isolement vaak de boventoon voerde, gaat het in deze roman in de eerste plaats om verbondenheid, liefde en een groot verlangen het goede te doen.
Alphonse is binnenschilder, maar meer dan dat bestaat zijn dagtaak eruit te luisteren naar de verhalen van zijn klanten. Waar hij ook komt, ze kunnen de neiging niet onderdrukken hem deelgenoot te maken van hun geheimen en obsessies. Hij kalmeert ze, troost ze, verjaagt demonen die zich aandienen in de vorm van misbruikende priesters en dolende doden. Volgens Kat is hij ‘een magneet voor gestoordheid’. Zijn kleur maakt hem tot een buitenstaander, en juist daarom, vermoedt ze, geven ze zich aan hem bloot. Zelf beschouwt Alphonse het liever als wederzijdse hypnose. ‘Het moet met die interieurs te maken hebben’, denkt hij, ‘met binnenkanten.’
Verbeke heeft er duidelijk plezier in gehad een flink aantal excentrieke personages Alphonse’s revue te laten passeren: de uitbater van een pitazaak die een kundig bouwer van ijssculpturen blijkt te zijn; een kind van acht dat sublieme Maori-krijgsdansen uitvoert; een radeloze moeder die zwanger is geraakt van de buurman; de racistische alcoholist met acht barbecues in zijn achtertuin. Ze zijn lekker vet aangezet, deze hulpbehoevende, tragische en vaak ronduit krankzinnige types. ‘Dit is de afwijking niet’, concludeert Alphonse nuchter, ‘dit is de norm achter de muren.’
Zijn eigen welbevinden boezemt hem bij tijd en wijle angst in. ‘Is fundamenteel geluk een hovaardige waan?’ vraagt hij zich – terecht – af. ‘Is het ontvreemdbaar?’
Ja, natuurlijk, dacht ik, tweehonderd pagina’s verder zal alles vast en zeker in duigen liggen. Geluk is niet duurzaam, en al helemaal niet voor romanpersonages. Ze vliegen hoog en vallen diep, worden ingehaald door het noodlot, struikelen vroeg of laat over hun eigen zorgeloosheid. Romans gaan niet over geluk, alleen over de houdbaarheidsdatum daarvan. Wie let op de structuur van Dertig dagen ziet dat de dertig hoofdstukken waaruit deze roman bestaat niet op- maar aftellen, van dertig terug tot één. Dat Alphonse’s gelukkige dagen zijn geteld, lijkt van meet af aan in steen gebeiteld.
Gelukkig – no pun intended – is Annelies Verbeke geen schrijver die zich al te veel gelegen laat liggen aan klassieke plots en keurige waarschijnlijkheid. Nee, Kats kanker blijkt niet teruggekeerd na een routineonderzoek, en nee, de grootse liefde tussen haar en Alphonse loopt niet stuk op een paar momenten van jaloezie en wrokkigheid. Maar het is Verbeke om meer te doen dan haar lezers slimmig op het verkeerde been te zetten. De vragen die haar roman opwerpt over goedheid, medemenselijkheid, buitenstaanderschap en racisme zijn wezenlijk, en de antwoorden niet al van tevoren ingevuld.
Dat het uitbundige gezelschap van Westhoekers bovendien niet verwordt tot een freak show, en de roman niet tot tragikomische kitsch, is te danken aan Verbeke’s vernuftige stijl, die elk moment soepel kan transformeren van ongeremd naar ingetogen, van lyrisch naar nuchter. Het maakt een roman mogelijk die zich onttrekt aan ieder duidelijk afgebakend genre, en wel door ze allemaal te incorporeren; een roman die in al zijn lichtvoetigheid diepzinnig is, grappig, ernstig, absurdistisch en betrokken. Een roman die prangende politieke kwesties aan de kaak stelt – vluchtelingenproblematiek, broeiend nationalisme en vreemdelingenhaat – zonder te vergeten dat ze een roman is en geen pamflet.
Onevenwichtig, zou je kunnen zeggen. Ik heb nooit begrepen dat die term altijd als diskwalificatie geldt, en zou hem bij deze dan ook graag rehabiliteren. Juist de onevenwichtigheid, het hinken op verschillende gedachten en stijlen, het niet willen definiëren van al te klare antwoorden, verleent deze roman zijn bijzondere glans.
Met Alphonse schonk Annelies Verbeke ons bovendien een groots en dapper personage, een goede man, ja, en dat is eerlijk gezegd ook wel eens een verademing.

Annelies Verbeke, Dertig dagen. De Geus, 322 blz., € 19,95
Beeld: Annelies Verbeke verkent de grenzen van normaliteit en ontsporing (Keke Keukelaar).