
De noordgrens van het Romeinse Rijk in Nederland is door een lange serie opgravingen in de laatste honderd jaar blootgelegd als een waar systeem, de Limes, waarvan in het landschap vrijwel niets te zien is, maar dat zich desalniettemin in het voorstellingsvermogen van archeologen (en lokale vvv-kantoren) tot een heus monument ontwikkelt. In 2005 verscheen er al een schitterende atlas van; men hoopt nu dat het de Unesco Werelderfgoed-status krijgt.
Romeinen langs de Rijn in Leiden maakt duidelijk dat de ontwikkeling van dat systeem door een enorm aantal vondsten wordt onderbouwd. Het verbaast nog maar eens hoeveel dat wel niet is, hoe gevarieerd, en hoe verfijnd, soms, in kwaliteit. Die Limes was écht wat. Er hebben in de eerste twee, drie eeuwen van onze jaartelling tussen Nijmegen en de kust zo’n negentien ‘castella’ gestaan, versterkte legerplaatsen voor een cohort van zo’n vijfhonderd soldaten. Er waren verder twee nederzettingen met een stedelijk karakter, Nijmegen en Forum Hadriani (Voorburg), waar keizer Hadrianus zelf nog op bezoek is geweest. De Romeinen kwamen hier dus niet zomaar kamperen.
De tentoonstelling laat vooral de artefacten van het leven in en rond die nederzettingen zien, het bestaan van de soldaten en hun gezinnen, hun onderlinge broederschap, hun religies en hun vertier, hun uitrusting en hun bouwmateriaal. Het is een ‘familietentoonstelling’ en dus gaat het wat minder om het eigenlijke militaire werk. Er zijn prachtige dingen te zien: houten speelgoed, babyflesjes, kinderschoentjes; aardewerken borden waar elke soldaat zijn eigen naam in kraste, een maliënkolder uit Colijnsplaat, kloeke ijzeren sleutels, de bronzen hand van een keizersbeeld gevonden in Vechten (Utrecht) en een kalkstenen torso van Hercules, een kopie in het klein van de fameuze Hercules Farnese, uit Valkenburg (Zuid-Holland). Bijna alles werd van elders ingevoerd, omdat dit Limes-gebied niet bepaald de navel van de Romeinse wereld was – hier was behalve vis en modder bar weinig van nut of waarde te vinden. De soldaten kwamen van overal in het Rijk, wat de tentoonstelling ertoe brengt de Romeinse aanwezigheid langs de Rijn een ‘smeltkroes’ te noemen.
Dat is geen slechte gedachte, en zo zit er aan dat scherpere beeld van de Limes-cultuur nog een aardig aspect. Sinds de zestiende eeuw wordt de Romeinse aanwezigheid in de Lage Landen gezien als een bezetting door een vreemd volk, iets waar de autochtone Germanen en Bataven zich vervolgens tegen zouden hebben verzet. De classicus Jona Lendering schreef al eens dat er een rechte lijn loopt van Rembrandts Samenzwering van Claudius Civilis naar de Bataafse Republiek, Batavus Droogstoppel en Batavus-rijwielen: de Nederlandse natie zou in die gedachte zijn voortgekomen uit de autochtone ‘noordelijke’ bevolking, die zich scherp onderscheidde van de ‘zuidelijken’, de vreemdelingen. Zo was het dus niet. De Limes was geen harde grens, maar een brede, halfdoorlatende zone, waar auto- en allochtonen en hun culturen zich vermengden in een min of meer bestendige toestand, die bijna vier eeuwen stand heeft gehouden, een stuk langer dan de Republiek. Het is iets wat onze vertegenwoordigers in Brussel dezer weken misschien ter harte zouden kunnen nemen.
Romeinen langs de Rijn, Rijksmuseum van Oudheden, Leiden, t/m 28 februari 2021, rmo.nl