Vervelende, onpersoonlijke mannen zijn het, ze brengen geen begrip op voor hun partners, of hun vrienden. Ze excelleren in goedbedoelde maar vooral op zichzelf gerichte projecten die uitlopen op zelfmoord. Hun vrouwen verlaten hen en daar staan ze dan, helemaal alleen. Er is geen uitweg. Dit is het hoofdverhaal van deze hybride roman waarin Van Brederode haar beproefde breed uitwaaierende vertelstijl met volle kracht etaleert. Alle drie raken deze mannen de grip op hun leven kwijt, zoals dat zo fraai heet in het melodramatische jargon van het psychologisch ondergangsboek. In Psychologie Magazine en Cosmopolitan kun je enquêtes erover invullen. Hoe hou ik mijn relatie gelukkig? Wil mijn vriend me nog wel? Waarom kom ik altijd op de tweede plaats? Bedriegt mijn partner me?

Ik ben minder geschikt voor dit type romans maar ik begrijp dat ze keer op keer geschreven moeten worden. Allemaal echt gebeurd, of echt gebeurd in vermomming. Natuurlijk stel ik mezelf in het echt regelmatig bovengenoemde vragen, maar al snel neemt mijn interesse voor de voetbaluitslagen het over of probeer ik voor de zoveelste keer een onleesbaar werk van Kierkegaard alsnog te begrijpen. Zelfs lees ik, met enige beklemming, de meeslepende reportages van Corine Koole, melodramatische romans op zich, in de Volkskrant, over de geheimen van de liefde. Ja, dat is echte liefde, dat is genieten. Was ik ook maar zo, dan was ik minder kleinburgerlijk!

Vermoedelijk mis ik de juiste wanhoop, terwijl ik vaak genoeg wanhopig ben, of iets dergelijks, maar dan schrijf ik er niet erg veel over. Ik blijf liever gelukkig. Maar ik ben wel sterk geïnteresseerd in literatuur en het mag overal over gaan. Zelfs over egoïsme, bedrog en wanhoop, maar juist dan komt het erop aan. Dan gaat het om gevoel, verlangen en verbeelding, literatuur dus, en niet alleen om zelftroost en uitgebeende wanhoop. Dat is voor de krant en de docu-literatuur waarmee de kiosken vol liggen. Wat wil de schrijver? Literatuur schrijven? Of een afrekenboek?

Schrijf toch een liederlijk mooi boek, verdomme! Pardon, nu liet ik me weer even gaan

Vooral de vraag over huwelijksbedrog heeft de schrijfster flink voortgejaagd. Dit zat niet in haar kouwe kleren, ze moet en zal erover schrijven. En dan krijgt deze roman, gelukkig maar, af en toe een bittere toon die beslist op me oversloeg. Dan laat ze ook het jargon van de psychologie-zelfhulpbladen soms los en gaat haar proza met haar aan de haal. Lost in despair, dat is deze roman op zijn beste momenten. Zo ziet de bedrogen vrouw uit de roman bijvoorbeeld het volgende: ‘Staar naar zijn mond, die naar me terugstaart als een rood, schraal, wimperloos, dik opgezwollen oog waarin de oogbol diep is weggezakt. In het donker worden de woorden nog eenmaal bekeken. Dan zachtjes naar buiten geblazen, alsof het zeepbellen zijn.’ Dit is schrijven van grote klasse dat gelukkig schrijven wil zijn. Dit zegt meer over wanhoop dan de tientallen bladzijden wanhopig gerationaliseer over de ontrouw van een man waarmee deze roman vol staat. Met ongelukkige psychobabbelzinnen als deze: ‘Op grond hiervan zou dus even makkelijk beweerd kunnen worden dat de buitenechtelijke verhouding, opgevat als een aangename hobby voor ten minste één van de twee betrokkenen, het reeds bestaande huwelijk eerder nog heeft verbeterd dan verslechterd.’ Ik begrijp dat zo’n zin een beeld moet geven van het gerationaliseer waarmee het slachtoffer haar wanhoop aan het oog wil onttrekken, maar wat dan nog. Hier is literatuur vervangen door het hulpjargon. Drie halen twee betalen. Of neem deze: ‘Ik wil weten hoe het heeft gekund dat Hero, weliswaar na lang aandringen van Zara, en zoals ze zelf zei, misschien wel om af te zijn van het gezeur, een ring voor haar heeft gekocht.’ Kan zo in de Viva of in de Volkskrant.

Ik probeer nog altijd als een kind te lezen dat zoekt naar iets wat het niet kent. Waarom zou ik anders romans lezen? Ik wil dit soort boven geciteerde zinnen gewoonweg niet lezen in een boek over bedrog en huwelijkstrouw. Omdat ik ze al ken. Ze staan overal al bij duizenden op een kluitje bij elkaar de ideologie van het huwelijk voor zich uit te prevelen. Al jaren lang. Ik wil ze nooit lezen in romans over bedrog. Juist dan wil ik iets anders. Iets ongehoords. Ik wil tintelende zinnen, droomzinnen, wat mij betreft keiharde lustzinnen, en verregaande meedenkzinnen en huiverzinnen. Geen troost- of rancunezinnen.

Maar goed, zwijgen was dus geen optie voor deze gevoelige schrijfster, die in andere boeken bewezen heeft het ongehoorde van de samenleving uitstekend te kunnen beluisteren. Ik moet me hier als recensent bij neerleggen. Ik doe dat ook, zij het met tegenzin. Schrijf toch een liederlijk mooi boek, verdomme! Pardon, nu liet ik me weer even gaan.

Onlangs (her)las ik Rood paleis (1951) van Bordewijk, over een bordeel. Geen woord erin over wat je zou kunnen verwachten. Niks expliciets over onderdrukking van de vrouw. Een schitterend boek. In een ‘nawoord’ schrijft Bordewijk: ‘Drang, fantasie, mensenkunde, feitenkennis, vormbeheersing zijn de factoren waaruit de roman wordt opgebouwd, waarin hij moet kunnen worden ontbonden.’ Van Brederode’s roman ontbeert literaire drang, fantasie en vormbeheersing.


Beeld: Zwijgen was geen optie voor Désanne van Brederode. Foto Levien Willemse