Een paar maanden geleden waaide de wind stevig uit het zuidoosten, knarste het dorre riet, schoof ijsvijlsel als zand over een nat strand, waren onze schaduwen vele malen langer dan wij. We hadden die wind tegen, scholden, hoopten dat het eindpunt snel samen zou vallen met het vertrekpunt. Buiten een paar schapen en nog minder dikharige Shetlandertjes was er nauwelijks een dier te zien, hopen ganzenstront stokten schaatsers die op hun punten reden.
Nu waren de vogels nauwelijks te tellen, trokken buizerd en kiekendief samen op tegen kievieten, maakten reigers en kraaien zoals gewoonlijk onafgebroken lawaaiig ruzie en was elke paal in het land bezet met een grutto of een tureluur. Een eenzame lepelaar cirkelde rond, viel heel af en toe samen met een vliegtuig, vele kilometers hoger in de lucht. De wind was net als toen hard, maar waaide nu uit het noordoosten, waardoor het kraakhelder was. Water sproeide en golfde de kano binnen, Waterlandse jochies zetten hun buitenboordmotoren niet op ‘traag’ als ze ons zagen. Families in fluisterboten, kleine kinderen in feloranje zwemvesten, gleden vrijwel rimpelloos voorbij, onze peddels raakten verstrikt in de gele plomp zonder bloemen. De honden van Kanoverhuur Henk John lagen lui uitgestrekt op de weg, de grootste, een soort herderkruising, als altijd eenkennig en in vreemde mensen totaal niet geïnteresseerd. ‘Het moet hier Kanoverhuur Mevrouw John heten’, zei mijn kanomaat. ‘Zij doet al het werk en meneer John lult alleen maar.’ De bel aan de overkant van de Holysloter Die werd geluid, het duurde even voor het pontje uitvoer om de fietsers op te halen. Nergens telt een schuur meer zwaluwnesten dan de schuur van de familie John, we moesten de tweekleurige stront van de zadels vegen voor we weer op de fiets stapten. ‘Rotvogels’, zei mevrouw John met een blij gezicht en zwaaide ons uit. Uren eerder had ze op haar knieën met een natte lap bij de kanozittingen gezeten.
Je zal toch maar in een land als Centraal-Afrika wonen, nauwelijks de seizoenen ondergaan, je nooit verbazen over ijs en water, op een moment waarop het schaatsen nog zo kort geleden lijkt.