Wat kunnen reactionaire recensenten die slechts geamuseerd wensen te worden zoal aanrichten? Stelt u zich een Amerikaanse auteur voor die na jaren zeeman te zijn geweest een reeks goedlopende oceaanavonturen schrijft en dan met een afwijkende megaroman komt: Moby-Dick (1851). De schepper van dit proza heette Herman Melville (1819-1891), de critici vonden het boek maar niks: te lang, te pathetisch, te symbolisch, te ongeordend, te essayistisch, te moeizaam, te moeilijk. Zes jaar later waagde Melville het om The Confidence Man te publiceren, een verhaal over een fantastische oplichter die de raderboot Fidèle op de Mississippi «onveilig» maakt door zich te hullen in allerlei verleidelijke gedaanten. De recensenten waren deze keer vernietigend: te filosofisch, te weinig ontwikkeling, te onduidelijke personages, te duister, te… alles. Een boek dat nog hopelozer mislukt bleek dan Moby-Dick, volgens het voltallige recensentendom dan.
Na dat massale literair-kritische onbegrip zat er voor Herman Melville, negentiende-eeuwse meesterschrijver voor lezers uit latere eeuwen, niets anders op dan te stoppen met publiceren en om te zien naar een andere broodwinning. Op 5 december 1866 werd hij douanebeambte in de New Yorkse haven voor vier dollar per dag. Standplaats: 470 West Street bij Gansevoort Street. Hij trok zich uit het publieke leven terug, maar bleef wel schrijven, vooral filosofische poëzie maar ook, mondjesmaat, proza. In 1885 ging hij met pensioen, in 1891 stierf hij, bijna vergeten. Een paar dagen na zijn dood schreef The New York Times dat Henry Melville was gestorven.
In de twintigste eeuw dook Herman Melville echter onweerstaanbaar op uit de zee der vergetelheid, om niet meer literair onder te gaan. Moby-Dick werd een klassieker, The Confidence Man begon men te lezen als een virtuoos en verleidelijk spel met identiteiten en dubbele taalbodems. Raymond Weaver, de eerste van een reeks Melville-biografen, deed de vondst van zijn leven. Hij ontdekte een prozamanuscript, verborgen in een blikken broodtrommel. Vijf jaar later verscheen de eerste druk van Melvilles postume verhaal Billy Budd, Foretopman, dat Thomas Mann tot zijn lievelingsvertellingen rekende.
Billy Budd is een zeemansverhaal dat zich eind achttiende eeuw afspeelt als de Britse vloot het opneemt tegen de napoleontische Franse vloot. De titelheld is het prototype van de knappe, atletisch gespierde matroos met een goudeerlijke inborst en een eenvoudige geest. De conservatieve verteller noemt hem een rechtschapen barbaar, een jonge Achilles en een «Apollo met zijn valies». Billy Budd is een wees, een kindman à la Kaspar Hauser, die meer past bij het eenvoudige platteland dan bij de gecompliceerde en kwaadaardige stad. Baby Budd wordt hij genoemd door een oude zeerot, Dansker, die al snel in de gaten heeft dat iemand de pik op hem heeft: provoost John Claggart. «Om van een normale natuur tot hem te geraken moet iemand de dodelijke tussenruimte oversteken…» Claggart bezit een aangeboren slechtheid. Zijn fascinatie voor de bijna volmaakte Billy Budd, die slechts harmonie en vrede uitstraalt, drukt hij uit door afgunst en afkeer. «De farizeeër is de Guy Fawkes die rondsluipt in de verborgen kamers van naturen als die van Claggart.» Als Claggart hem beschuldigt van een poging tot muiterij wordt Billy Budd slachtoffer van zijn enige gebrek: hij stottert en komt niet uit zijn woorden als kapitein Vere hem beveelt zich tegen de aantijging te verdedigen. In plaats daarvan haalt Billy uit en slaat de maritieme politiechef dood.
Wat te doen? Begrip tonen voor de onmogelijke situatie waarin de leugenachtige provoost Billy heeft gemanoeuvreerd? Moet het individuele mensenrecht voorgaan of dient de krijgstucht zonder aanzien des persoons gehandhaafd te blijven? Kapitein Vere denkt hardop en is ervan overtuigd dat Barbertje moet hangen. Wie de wettelijke gestrengheid als militaire noodzaak opzij schuift, brengt de discipline een dodelijke slag toe. Vere, die de emotionele vader in zich laat opspelen, kan er niet omheen: de zoon moet aan het kruis, dat wil zeggen, Billy Budd wordt bij dageraad opgehangen aan de ranok. De belezen Britse kapitein, die zijn Montaigne kent, kijkt verder dan het incident-Billy Budd, hoe tragisch ook. Aan de overkant van het Kanaal ligt het verdorven Frankrijk van na de revolutie van 1789, die alleen maar verraad, terreur en moordzucht heeft gebracht. «Voor het mensdom zijn vormen, weloverwogen, afgemeten vormen alles en dat is de betekenis gelegd in het verhaal van Orpheus, die de wilde bewoners der wouden met zijn lier onder zijn bekoring hield.»
Herman Melville heeft met Billy Budd, Foretopman een ethisch dilemma geschetst dat nog immer actueel is. De verteller, die de lezer af en toe toespreekt en zich verontschuldigt voor zogenaamde afdwalingen, heeft niet voor niets een paar hoofdstukken nodig om Billy Budd te laten verhuizen van het koopvaardijschip Rights-of-Man naar de oorlogsbodem Indomitable (= ontembaar). Filosofisch gezegd: via de beschrijvingen en de overpeinzingen van zijn verteller en van kapitein Vere twijfelt Melville tussen liberale denkers als Diderot, Voltaire, Henry Thoreau en Thomas Paine aan de ene kant en Thomas Carlyle en Edmund Burke aan de andere kant. Kapitein Vere is duidelijk. De minste inbreuk op de discipline is funest: «Zijn gevestigde overtuigingen waren als een dijk tegen de opdringende wateren van nieuwbakken opinies op sociaal, politiek en ander gebied, die als een stortvloed heel wat geesten in die dagen meesleurden…»
En ook Melvilles verteller is burkiaans. In diens Reflections on the Revolution in France (1790) breekt hij een lans voor de deugd, de traditie, de wet, de plicht en de sociale instellingen. Het intellect is geen waarborg tegen corruptie en terreur; de rede valt niet samen met een verlichte geest die de ander op voorbeeldige wijze tolereert. Ook de Verlichting kan tot nieuwe duisternis leiden. Maar hoe staat het dan met de individuele mensenrechten? Henry Thoreau schreef in zijn Resistance to Civil Government (1849) dat we eerst mensen zijn en dan pas onderdanen. Het individu gaat voor de wet en is een onafhankelijkere, hogere macht zoals hij in Walden wilde laten zien. Nee, zeggen Burke en Carlyle, de rede van het loslopende individu is te weinig en te klein. Puur individualistische mensenrechten, losgeweekt van traditionele instituties, leiden louter tot onbegrensde vrijheid. Wat de gevolgen daarvan zijn heeft de Franse Revolutie laten zien. Dan verdwijnen alle zorgvuldig opgebouwde normen en waarden. Wat we nodig hebben zijn beheerste vormen (gewoonten, tradities) in een gevallen wereld.
Waarmee we weer terug zijn bij Billy Budd, de stotterende vondeling die door Melville wordt voorgesteld als een jongeman van vóór de slang en de zondeval. Kan die paradijselijke wereld nog bestaan? Wie die vraag stelt, heeft zich nog niet geconformeerd aan het burkiaanse wantrouwen tegen de smalle menselijke rede. Billy Budd, Foretopman schippert tussen tegenstellingen die typisch melvilliaans zijn: het ongebreidelde vrije individu versus het getemde sociale wezen. Dat schipperen houdt nooit op, lijkt Melville met zijn actuele zeemansverhaal te willen zeggen.
Dichters & Denkers Herman Melville, Billy Budd, voormarsgast
Kaspar Hauser op zee
Herman Melville, Billy Budd, voormarsgast
Vertaald door Johan M. Palm
Wereldbibliotheek, 143 blz., 11,50
Uit: De Groene Amsterdammer van
www.groene.nl/2006/17
www.groene.nl/2006/17