
Samen moeten ze aan de bruten van het hondenasiel ontsnappen door net als de beroemde filmhond Lassie ‘intelligent’ te doen. Maar dan – en je kijkt ademloos, verontwaardigd, onthutst, want wat voor film is dit in hemelsnaam – valt Hagen in de klauwen van een gangster die betrokken is bij illegale hondengevechten. Hagen wordt getraind. Hagen wordt bloeddorstig gemaakt. Hagen wordt gemarteld. Hagen moet fit worden. Hagen wordt aan een rollende loopband vastgebonden. Dat beeld: de hond op een loopband.
Hagens baasje is Lili (Zsófia Psotta), een tienermeisje uit een gebroken huwelijk. Ze gaat bij haar vader wonen. Die wil niets van de hond weten. Die wil dat Lili naar school gaat en getrouw de repetities bijwoont van het symfonieorkest waarin ze trompet speelt. Maar Lili is bezig vrouw te worden. Ze heeft een geheim leven waaraan haar vader steeds minder deel heeft. Allebei hebben ze daar moeite mee. De vader zegt: het is moeilijk iemand te verliezen van wie je houdt. Je bent geen kind meer, Lili.

De hond Hagen symboliseert Lili’s ontluikende volwassenheid en het verlies van haar onschuld. Het geweld van deze overgang keert terug in de brutaliteit van de wereld waarin Hagen belandt wanneer de vader hem ergens in de stad dumpt, woedend over het feit dat hij een bijeenkomst van haar orkest verstoort. Waar Hagen terechtkomt in een harde realiteit zonder menselijkheid, daar belandt Lili in het schemergebied tussen kind zijn en volwassen worden. Hagen móet vechten voor zijn leven, en dat lukt dankzij de bloeddorst gekweekt door de gewelddadige hondentrainer. Hoeveel bloeddorst heb je eigenlijk nodig om te overleven als volwassene?
Hieraan gerelateerd is de tegenstelling tussen beschaving en chaos. Wanneer ze in het asiel op het punt staan om Hagen te laten in slapen, breekt hij los en neemt de leiding in een ‘opstand’ van de honden. Als heuse revolutionairen bestormen de dieren vervolgens de stad, nauwelijks te stoppen. Honderden honden vallen op straat mensen aan. De autoriteiten kondigen de noodtoestand af. Op dit moment verandert de toon van de film, het is nu een rampenfilm. Grenzen verdwijnen, conventies vloeien in elkaar over. Toch slaagt regisseur Mundruczó erin de wilde verhaallijnen rond de apocalyptische krachten die met Lili’s volwassenwording vrijkomen bij elkaar te houden. De honden dringen uiteindelijk door tot een concertzaal waar het orkest van Lili optreedt. Tegen haar verbijsterde vader zegt ze: ik denk dat ze zijn gekomen vanwege mij.
White God is een verraderlijk intelligente film. Sommige scènes zouden zo in Lassie Come Home (1943) passen, maar andere momenten uit de film zijn uniek, en daardoor ingebrand op je netvlies. Tijdens de opstand der honden staat er ergens een televisie aan. Tom Jerry. Tom speelt piano in een klassiek orkest. Een hond, nu even niet bloeddorstig, kijkt gefascineerd naar de kat in smoking. Dat is een subversief beeld; het primordiale dat nu losbreekt is angstwekkend. Net als de openingsscène die aan het einde van de film terugkeert: een tienermeisje fietst door een verlaten stad. Op de hoek verschijnt een horde woedende honden. Ze hebben moord in gedachten. Het meisje fietst voor haar leven. Ze heeft witte sokken aan, ze is een bobbysoxer, zoals een adolescent meisje in de tijd van Lassie heette. Lili. Een meisje. Maar niet voor lang meer.
Te zien vanaf 4 december
Beeld: (1) White God (Cinemien). (2) White God (Cinemien).