Moet actrice Halina Reijn nou wel of niet een kind krijgen? Na de uitzending van de documentaire De OK-vrouw (De ongewild kinderloze vrouw) werd dat even een nationale kwestie, al werd er meteen bij gezegd, niet in de laatste plaats door Reijn zelf, dat de documentaire over meer gaat dan alleen voortplanting. Met name hoogopgeleide vrouwen herkennen iets in het eenzame avontuur van de topactrice.

Ook ik, vrouw van min of meer dezelfde generatie als Reijn, raakte getriggerd, én geïrriteerd door de documentaire. Maar vrouwenzaken, zo weten we sinds Simone de Beauvoir, zijn ‘irriterende kwesties’, en tegelijkertijd van levensbelang. Ineens meende ik een parallel te zien tussen acteren en kinderen krijgen en daarover doordenkend kreeg ik gek genoeg ook een mening over een eventueel moederschap van Reijn. Ik schrijf dit met schaamte, want het gaat me uiteraard totaal niets aan. Daarbij weet ik hoe het voelt wanneer anderen jou gaan uitleggen hoe jij in elkaar zit. Geduid worden is altijd een vorm van onderdrukt worden, of je erom gevraagd hebt of niet.

In de documentaire De OK-vrouw, gemaakt door Gülsah Dogan, worstelt actrice Halina Reijn met haar kinderwens, die door haar toewijding aan de toneel- en filmwereld onvervuld is gebleven. Dogan laat zien hoe de theaterwereld Reijn met huid en haar heeft opgeslokt. Het theater fungeert voor haar als een wat sociologen wel noemen greedy institution, een organisatie of deelgebied waar men zich vrijwillig door laat meevoeren en waarmee men een bijna totaal commitment voelt ook als dat ten koste gaat van andere deelgebieden van het leven (familie, gezin, vrienden). Reijn investeert zoveel in het theater opdat het haar tot iets hogers kan brengen – dichter bij een waarheid of schoonheid. De waarheid van Shakespeare vindt ze mooier dan het ‘echte’ leven.

Waar het in De OK-vrouw niet over gaat, is dat een actrice in hoge mate te maken krijgt met de houdbaarheidsdatum van haar lichaam. Voor een actrice is ook haar lichaam haar kapitaal. Natuurlijk, acteren is een vak dat extreem veel beheersing en techniek vergt, maar waar het me nu om gaat, is dat een actrice er vanaf een zekere leeftijd genadeloos mee wordt geconfronteerd dat ze te oud is voor de hoofdrollen. Toegegeven, er zijn prachtige karakterrollen voor de oudere actrice. Ze bestaan. Maar in het meeste repertoire is de vrouwelijke hoofdrol weggelegd voor de jongere collega, en het is ook de jonge actrice die vaak prominent op de affiches staat om het publiek naar de theaters te trekken, iets wat Reijn ook nadrukkelijk als haar taak ziet.

Op een punt in haar leven, ergens tussen veertig en vijftig, speelt een actrice niet langer de rol van de begeerde jonge vrouw, maar die van haar moeder. In 2004 speelde Julia Roberts, toen 37 jaar oud, in Closer nog de aantrekkelijke fotografe om wie gevochten wordt. Twee mannen wilden liever haar dan een veel jongere stripteasedanseres. Vier jaar later speelt ze moederrollen in Fireflies in the Garden, Valentine’s Day en Larry Crowne. In een recente sketch van de immens populaire actrice en comédienne Amy Schumer wordt de draak gestoken met dit fenomeen. In de sketch wordt ‘the last fuckable day’ van actrice Julia Louis-Dreyfus gevierd, het moment waarop de media besluiten dat je niet langer geloofwaardig ‘fuckable’ bent en je alleen nog wordt gevraagd voor films met een still van de keuken op het affiche.

In de sketch geeft actrice Tina Fey (44) als voorbeeld: ‘You know how Sally Field was Tom Hanks’ love interest in Punchline and then 20 minutes later she was his mom in Forrest Gump?’ Punchline is van 1988, Field was toen 42. In Forrest Gump was ze 48.

Voor iemand als Reijn, die zo reflecteert op de gang van haar leven en zich zozeer vereenzelvigt met haar film- en toneelrollen, is het begrijpelijk dat de vraag naar het moederschap zich ook in het echte leven opdringt. In de documentaire vraagt ze zich af of het de samenleving is die haar het idee geeft dat het moederschap de bestemming is van de vrouw, maar je kunt ook beweren dat die vraag juist voortvloeit uit reflectie op haar werk.

Die reflectie behelst ook de menselijke behoefte aan zelfverwezenlijking, die voor acteurs tegelijkertijd concreet en vluchtig is. Acteurs drukken zich uit op het toneel, maar het is maar ten dele een uitdrukking van zichzelf. Voor een groot deel is het een rol, geschreven door iemand anders en geregisseerd door iemand anders. Het verbaast me altijd hoe filmacteurs hun lot in handen van een regisseur leggen, meestal zonder enige vorm van zeggenschap. Vaak zien acteurs pas op de première voor het eerst het resultaat.

Dat Reijn voor de lange termijn iets wil nalaten dat écht honderd procent van haarzelf is, is begrijpelijk voor iemand die zich omringd weet door mensen die scheppend in het leven staan. Je kunt zelfs zeggen dat het via deze documentaire bespreekbaar maken van zo’n maatschappelijk thema als ongewenste kinderloosheid fungeert als zo’n nalatenschap.

Tegelijkertijd, maar dat is een heel andere kwestie, wil Reijn wellicht een warm nest om zich te kunnen verschansen als straks de pijnlijke teleurstellingen komen van het gepasseerd worden voor de rollen die ze tot nu toe altijd kreeg. In zo’n overgangsfase is het hebben van een significante Ander in je leven extra waardevol, en een kind kan er zelfs voor zorgen dat je die vernederingen niet persoonlijk opvat. Je had zelf immers een legitieme andere prioriteit. En nu zit je eraan vast. Dicteert die je leven.

Dat is waar Halina Reijn voornamelijk naar op zoek lijkt te zijn voor de komende levensfase: iemand die haar dicteert. ‘Nu mis ik’, schrijft ze in een brief aan haar denkbeeldige kind, ‘dat mijn wereld klein is door jou. Dat mijn wereld beperkt is tot eten, slapen, wassen, schommelen, schoonmaken, voeden, zorgen, spelen, dragen en klagen.’

In haar onlangs verschenen columnbundel Loos, waarin ze met haar jeugd als vertrekpunt iets zegt over haar leven nu, schrijft Reijn dat haar hippie-ouders niets met de kerk hadden en dat zij het daar fundamenteel mee oneens was. Ze wilde helemaal niet vrij zijn: ‘Ik fantaseerde voortdurend over strenge leraren, priesters, dictators, en andere dominante figuren die mij opdroegen wat ik moest doen, zodat ik niet zelf hoefde te bepalen wat ik wilde met mijn leven.’

‘Ik fantaseerde over dominante figuren die mij opdroegen wat ik moest doen, zodat ik niet zelf hoefde te bepalen wat ik wilde met mijn leven’

Uiteindelijk werden het regisseurs. Maar uiteraard regisseren zij slechts een stuk, niet Reijns persoonlijke leven. Daar maakt ze zelf alle keuzes, met hulp van een manager. Geregisseerd willen worden is een behoefte waarin de markt voorziet in de vorm van managers, life-coaches, psychologen en psychiaters. In de documentaire zien we Reijn als een volkomen in de wereld levende, zelfstandige vrouw, maar wel een die wordt omringd door een schare adviseurs.

Onzelfstandigheid is in de geschiedenis van de mensheid lang het lot van de vrouw geweest. In De tweede sekse laat De Beauvoir in een historische analyse zien hoe mannen zichzelf altijd konden verwezenlijken, dankzij hun biologisch voorrecht. Vrouwen waren gehandicapt door hun continue diensten aan de voortplanting en gingen er niet op uit. Ze konden niet boven zichzelf uitstijgen, niet zichzelf uitdrukken, geen zelfstandig individu zijn. Ze waren enkel in staat tot reproductie, ‘een vervelende herhaling’. Om te waarborgen dat er voor hen gezorgd zou worden, moesten ze mannen zien te behagen. Een verschrikkelijk, maar ook een verleidelijk lot.

Naast de drang van ieder individu zich te doen gelden als subject is er ook de neiging om vrijheid te ontvluchten en een ding te worden. Een makkelijke en rampzalige weg, noemt De Beauvoir dit. Een makkelijke weg, want ‘op die manier ontwijkt men ook de angst en de spanning van een existentie die bewust wordt aanvaard’. Een rampzalige weg, ‘want die mens die haar gaat, wordt passief, vervreemd en verloren, de prooi van een andere wil dan de zijne, raakt afgesneden van zijn transcendentie en wordt van iedere waarde ontdaan’. >

De behoefte meegenomen te worden door een stroom – zonder het juk van de reflectie – bestaat misschien wel met name bij hoogopgeleiden. (Wie al bevelen opvolgt, heeft er iets minder mee op.) Hoogopgeleiden ervaren veel druk om hun talenten en kansen optimaal te benutten in een vaak veeleisende omgeving, met grote verantwoordelijkheden. In dit licht moeten we misschien de zus van Reijn zien, die in de documentaire ook uitgebreid aan het woord komt. Gepromoveerd, een actieve rol gehad in de harde wereld van de wetenschap, het traditioneel mannelijke terrein van de vooruitgang. Toch koos ze voor de rol van huismoeder. Niet in de wereld, maar in de kleine wereld van het gezin.

Er zijn veel meer voorbeelden van zeer hoog opgeleide vrouwen van onze generatie die hun plek niet vinden, en na een aantal jaren in de consultancy business plotseling yogalerares worden. Misschien vielen hun banen simpelweg tegen, maar het kan ook zijn dat het anno 2016 nog niet vanzelfsprekend is voor vrouwen, die alle mogelijkheden hebben om carrière te maken als een man, om ook zelf te geloven dat ze naar de top willen. In elk geval is het anno 2016 nog steeds geoorloofd en sociaal geaccepteerd dat hoogopgeleide vrouwen die stap opzij doen.

Een actrice is iemand die bij uitstek in de wereld is, in het theater, in de samenleving. Niet voor niets was het tot aan het eind van de negentiende eeuw een schande om als vrouw op het podium te gaan staan. Zich zo willen manifesteren als vrouw, is als god willen zijn. Ze moest haar plaats kennen.

De huidige actrice heeft haar plaats in de wereld veroverd, maar ze is een hybride. Ze is wel in de wereld, maar nog altijd als lichaam, geen zelfstandig subject, doordat ze rollen speelt die door anderen zijn bedacht en die door anderen worden geregisseerd. Dat het in de theaterwereld doodnormaal is om cosmetische aanpassingen aan je lichaam of je gezicht te doen, om aan bepaalde schoonheidswensen tegemoet te komen, bevestigt deze hybride vorm van in de wereld zijn.

Het echte leven deelt die schoonheidswensen met het toneel. Drie feministische bewegingen hebben de vrouw vanachter het aanrecht de wereld in getrokken, maar daar is ze al weer gedeeltelijk naar terug, en als een man een vrouw ziet, ziet hij nog steeds in de eerste plaats een lichaam. Veel vrouwen denken zelf ook dat zij in de eerste plaats een lichaam zijn, objectiveren daarmee zichzelf, en maken zich zo begerenswaardig mogelijk.

Een intellectuele vrouw, schrijft De Beauvoir, heeft het daar het moeilijkst mee. De Beauvoir wist dat zelf maar al te goed als filosoof en schrijver, typische mannenrollen.

Een uitstap maken naar de schrijfster is interessant omdat vrouwelijke auteurs over deze zaken hebben geschreven, en omdat zij als scheppende individuen bij uitstek een subjectpositie hebben in de wereld. Aan onder meer de brieven van mannen die ik zelf krijg, meen ik te zien dat het voor sommigen nog best wennen is.

De brieven komen altijd nadat ik op tv ben geweest of als er een interview met foto in de krant heeft gestaan. Ook in de brieven zelf zit een patroon. Meestal beginnen ze met een omschrijving van de afzender – naam, leeftijd, burgerlijke staat, (voormalig) beroep, vaak zijn ze gepensioneerd –, gevolgd door een opmerking over hoe ik eruitzag op tv of op de foto in de krant. Op mijn bureau ligt nog een brief van begin mei 2016: ‘Centraal sta je afgebeeld als, zoals ze in Brabant zeggen, een pronte vrouw. Sterk uit de ogen kijkend, een knap gezicht, blonde haren, wat wil je nog meer.’ Vervolgens word ik geduid, meestal heb ik in het interview iets over mezelf gezegd wat ik niet zo moet zien, en wordt er afgesloten met een uitgebreide motivatie waarom de briefschrijver overweegt zijn eigen levensverhaal nog eens op papier te gaan zetten.

Is een schrijvende jonge vrouw in beeld een provocatie van de man? Omdat zij iets heel anders doet dan wat zo duidelijk haar eerste bestemming is, en daarmee gedaan heeft wat hij zelf altijd nog van plan was geweest te doen, een boek schrijven?

De allereerste vraag die ik op een lezing kreeg, net na het verschijnen van mijn debuut, was: bent u getrouwd en heeft u kinderen?

Niet alleen de briefschrijvers, ook interviewers en recensenten noemen vaak mijn haarkleur, al dan niet aangevuld met iets anders over mijn uiterlijk. Misschien gaat het te ver om dat te verbinden aan wat socioloog Fatima Mernissi een typisch westerse onbewuste aanname noemt: dat uiterlijke schoonheid en intelligentie elkaar uitsluiten. Het is in elk geval schrikken wanneer iemand voor het eerst recht in je gezicht zijn oprechte twijfel uitspreekt of de aandacht die je als (jonge) schrijfster krijgt wel zoveel te maken heeft met je boek.

Inderdaad is het de vraag of je een uitnodiging voor een interview krijgt puur om wat je geschreven hebt. In mijn geval blijkt nieuw werk vaak de aanleiding om me nóg een keer mijn assepoesterverhaal te laten vertellen. En ook al ben ik stellig geweest in mijn antwoorden op de vragen van de presentator, als reactie krijg ik via de sociale media steevast het dubieuze compliment dat ik mijn twijfels en onzekerheden dapper heb verwoord. In de media wordt mijn domein aldus het psychologische, en in de reacties wordt (onbewust) gesuggereerd dat mijn subjectstatus nog een wiebelige is, die elk moment weer kan omslaan, door bijvoorbeeld in te gaan op een verkapt huwelijksaanzoek van zo’n briefschrijver.

Niet het krijgen van een lief kindje om mee te knuffelen is beangstigend, maar het zelfverlies. Het nooit meer alleen zijn

De Italiaanse schrijfster Elena Ferrante is voorzover ik weet de enige schrijfster van wie we niet weten hoe ze eruitziet. In principe geldt: wil je mensen interesseren voor jouw creatieve werk, dan moeten ze een beetje een idee hebben wie je bent. Beeld maakt daar deel van uit.

In een voor de gelegenheid gekochte blouse meldde ik mij voor mijn eerste fotoshoot, behorend bij een interview met een vrouwenblad. Zeven mensen stonden mij op te wachten met een koffer vol make-up en twee rekken kleding. Mijn blouse paste niet bij de sfeer van het nummer: voorjaar, bloemen, pastel. Toen ik na afloop een paar damesbladen kocht, zag ik dat collegaschrijvers dit ook deden. Je krijgt publiciteit voor je werk en met je lichaam maak je en passant reclame voor de voorjaarscollectie.

Verkleden doe ik niet, zei een bevriende schrijfster. Daar is de grens. Maar die grens is ze inmiddels ook over, weet ik uit de bladen. Gefotografeerd worden is een ongemakkelijkheid waar ik niet meer al te veel aandacht aan probeer te besteden, maar ongemakkelijk is het altijd, en ook een vorm van onderwerping, want je hebt geen enkele invloed op hoe je erop staat en welke foto gekozen wordt – tenzij je Halina Reijn bent met een manager die daarover keihard onderhandelt. Overigens geldt dat ook voor het interview zelf. Je kunt met verve een of andere theorie ontvouwen, maar als de interviewer meer geïnteresseerd is in een persoonlijk verhaal (of jou daarmee meer associeert) komt je theorie niet in het stuk terecht.

Halina Reijn valt samen met haar lichaam, en lijkt niet te lijden onder aandacht voor haar uiterlijk. Ze is een echte ster en weet dat dat erbij hoort. Het ligt in het verlengde daarvan dat ze zo gemakkelijk kan praten over haar verlangen naar een kind.

Maar dat verlangen is halfslachtig. In een scène waarin ze met de kinderen van haar zussen naar de kinderboerderij gaat, laat ze zich zo snel mogelijk weer ophalen om iets leukers te gaan doen. Ze fixeert zich op een abstracte notie van het moederschap, maar het echte ‘zijn’ met kinderen gaat ze niet aan, althans niet in de scène die we te zien krijgen. Het uitspreken van de kinderwens lijkt vooral een manier om te behagen. Zolang zij het accent legt op het feit dat ze ontbeert wat de meeste vrouwen hebben (die zich geen leven zonder hun kinderen kunnen indenken), wekt ze sympathie op.

Ik kreeg eigenlijk vooral de indruk dat Reijn zich verveelt. Ik kan me daar van alles bij voorstellen. Alle grote rollen heeft ze al wel een keer gehad, in alle bladen heeft ze al vaak gestaan, ze is praktisch stamgast aan de tafel bij De wereld draait door.

Maar er is ook een meer existentiële verveling. De vraag naar de zin van de dingen die ze doet, dringt zich op, zo laat ze de kijker weten. Dat geeft een onrustig gevoel, een gevoel dat ik me nog maar al te goed herinner van de tijd voordat ik schreef. Het is een soort onrust die je serieus moet nemen, ook als het botst met andere verlangens, zoals het verlangen gedicteerd te worden, dat natuurlijk juist de kop opsteekt als je in een transitiefase zit, waarin je aan de bak moet.

Een kind is een jarenlange diepgaande investering, geen oplossing voor verveling. ‘Het huisvrouwenbestaan doet maar een beroep op een deel van de capaciteiten van vrouwen’, schrijft Anja Meulenbelt in haar nieuwe boek Het verschil. ‘Het bestaat voor een groot deel uit steeds herhaalde handelingen, die bovendien vooral gezien worden als je ze níet doet.’

In het Amerikaanse boek Selfish, Shallow and Selfabsorbed: 16 Writers on the Decision Not to Have Kids staan zestien uiterst persoonlijke verhalen van schrijvers die uitleggen waarom ze geen kinderen hebben. Dertien vrouwen en drie mannen. Ik moet zeggen dat ik al moeite heb met de titel, want geen weldenkend mens zal meegaan in het zogenaamde verwijt dat iemand zonder kinderen egoïstischer is dan iemand met. Niemand maakt een kind omdat het anders zo zielig is voor dat kind dat het niet geboren wordt. Maar ook het boek zelf viel tegen. Geen van de zestien schrijvers zag af van het kinderen krijgen om wille van het schrijven. Geoff Dyer schrijft zelfs: ‘I’m not claiming that I don’t need to have kids because my so-called work is fulfilling and gives my life meaning. To be honest, I’m slightly suspicious of the idea of an anthology of writers writing about not having kids.’

Het verbaast me, omdat je als schrijver wel degelijk iets hebt om te beschermen. Alsof een kinderwens niet het opheffen van jezelf is, en je aandacht richten op een ander, iemand in wiens dienst je staat. Niet het krijgen van een lief kindje om mee te knuffelen is beangstigend, maar het zelfverlies. Het nooit meer alleen zijn. Wie ooit de lusten van de creativiteit heeft geproefd, zal het wegblijven daarvan toch beleven als kapot zijn, zegt Gerrit Krol over een schrijver die geen romans meer schreef. Ik beweer niet dat moeders niet meer kunnen schrijven, maar het moet in afgepaste hoeveelheden tijd, die je ook weer meteen moet inleveren op het moment dat een kind ziek is of anderszins jou nodig heeft. Je hebt de lange lege dagen niet meer die nodig zijn om tot scheppen te komen. Er is het babygehuil dat alle gedachten de kamer uit veegt.

Je bestaan wordt dat van een ‘horige’. Dat ‘horige’ komt uit Kus me, straf me van Marja Pruis, waarin ze in het essay Gelukkige vrouwen schrijven niet het thema behandelt van vrouwelijke auteurs die hebben gebaard. Ze vraagt zich af of ze de visie deelt van Virginia Woolf dat een schrijfster pas echt vrij is als zij de gemeenschappelijke huiskamer ontvlucht en de menselijke wezens niet altijd in hun verhouding tot elkaar, maar in hun verhouding tot de werkelijkheid ziet, en of het vrouwen gegeven is vanuit hun horige positie anders dan beklagenswaardig proza af te leveren.

‘Ik heb lang gedacht dat een vrouw die wil schrijven lesbisch of krankzinnig moet zijn’, schrijft Pruis. ‘Ze zal zich in ieder geval op een of andere manier moeten kunnen onttrekken aan het vrouwelijk lot dat met zich meebrengt dat ze zich het grootste deel van haar leven tot aan haar oksels in een bad van kauwgum bevindt. Met taaie draden vastzit aan de dagelijkse beslommeringen van het bestaan. Nooit die blik daarbovenuit kan ontwikkelen.’

Lesbisch of krankzinnig. Ja? Schrijven is voor mij nou juist de manier om het banale leven te kunnen leven, om nu juist níet krankzinnig te worden. Waarom zouden (heteroseksuele) schrijfsters niet op een nuchtere manier hun knopen kunnen tellen, een zorgvuldige afweging kunnen maken? Natuurlijk heb je iets niet als je jezelf vergelijkt met al je vriendinnen die wél allemaal een kind hebben gebaard. Maar je hebt ook iets wél, en als je weet wat dat je waard is, wordt het in elk geval een bewuste afweging. Reproductie of creatie, of een combinatie, waar, zo weten we van ervaringsdeskundigen, minstens het werk of het kind onder te lijden krijgt.

Iemand van het kaliber Halina Reijn zou misschien in plaats van toneel te spélen toneel kunnen gaan schrijven of regisseren. Haar columns getuigen ervan dat ze affiniteit heeft met schrijven; haar inzet, eruditie en lef dat regisseren een interessante move zou kunnen zijn. Met haar jarenlange ervaring weet ze als geen ander waar ze mee bezig is. Het belangrijkste is dat het een daad van autonomie zou zijn: ze bevrijdt zichzelf uit haar slachtofferrol.


Franca Treur is schrijfster. Ze publiceerde de romans Dorsvloer vol confetti (2009) en De woongroep (2014). Begin dit jaar verscheen haar verhalenbundel X

Beeld: (1) Halina Reijn investeert zoveel in het theater opdat het haar tot iets hoger kan brengen - dichter bij een waarheid of schoonheid (Merlijn Doomerink / HH); (2) Franca Treur - is een schrijvende jonge vrouw in beeld een provocatie van de man? (Paul Levitton / HH)