
Eén op de vier aankopen van museum het Mauritshuis in de laatste tien jaar betrof een bloemstilleven. Daarmee maakt het museum nu een mooie tentoonstelling, In volle bloei, een beknopte schets van de ontwikkeling van het genre in de zestiende en zeventiende eeuw, met aandacht voor de morele betekenis (‘de kortstondigheid van het leven’), de botanische wetenschap en het feit dat relatief veel vrouwelijke kunstenaars zich ermee bezighielden.
De capaciteit van de zaal is misschien net te beperkt om daar echt een goeie boom over op te zetten; de intentie van de tentoonstelling is vooral feestelijk (het Mauritshuis bestaat tweehonderd jaar), om niet te zeggen Haags, een tikje boudoirachtig en dat is een beetje jammer, want vooral dat vrouwelijke aspect is interessant. Nu is het onmiskenbaar zo dat het bloemstilleven in de rangorde van grote schilderkunst niet bijzonder hoog stond, en misschien daarom aan vrouwelijke kunstenaars werd overgelaten; het zat immers dicht op huisvlijt en er kwamen geen moreel lastige situaties (grote ateliers met naakte modellen en puberende leerlingen) bij kijken. Dat zegt niets over vakvrouwschap, alleen iets over de hiërarchieën van toen.
Rachel Ruysch, Judith Leyster en Maria Sybilla Merian kende u al, maar dat geldt misschien niet voor Clara Peeters, Michaelina Wautier of Maria van Oosterwijck. De laatste twee zijn in het bijzonder interessant, omdat hun werk dat type stilleven ver heeft overstegen, en tot contacten en klanten van het allerhoogste niveau voerde.
Van Oosterwijck, bijvoorbeeld, verhuisde in 1666 naar Amsterdam en werkte samen met de stillevenschilder Willem van Aelst (die volgens de legende met haar mocht trouwen als hij een jaar van de fles af kon blijven – wat hem niet lukte). Cosimo III de’ Medici, op bezoek in 1667, noemde haar werk even goed als dat van Van Aelst en kocht later twee stukken; een Vanitas met hemelglobe werd in dezelfde tijd aangekocht door de keizer van Oostenrijk, Leopold I. Ook de koning van Polen kocht werk, net als de keurvorst van Saksen en het stadhouderlijk paar in Den Haag. Zelfs Lodewijk XIV zou een Van Oosterwijck in zijn kabinet hebben gehad.
Van Oosterwijck gaf ondertussen ook schilderles aan haar dienstmeid Geertje Pieters. Constantijn Huygens schreef een geestig versje op zijn ‘aerdighe Vriendinn’, de ‘zeldzame’ Oosterwijck. Zij kent haar gelijke niet, ‘doet daeglix wonderen noijt hoogh genoegh te schatten’, en een van die wonderen is dat zij haar dienstmaagd ‘van den vaet-doeck’ heeft weggehaald om haar te leren ‘Oosterwijcken’.
Van Clara Peeters bezat het Mauritshuis al een stilleven met kazen, waar de kunstenaar zichzelf gewiekst in de spiegeling van een kan laat zien; Michaelina Wautier maakte ook historiestukken die later aan mannen werden toegeschreven: vrouwen deden dat soort dingen immers niet. Die verhalen zouden best eens wat meer uitgebreid mogen worden verteld; het Mauritshuis heeft er de spullen voor.
In volle bloei. Mauritshuis, Den Haag, t/m 6 juni. mauritshuis.nl