Het boek had er helemaal niet moeten zijn. Al voor What Happened, Hillary Clintons verslag van haar verloren verkiezingsrace, in de winkel lag buitelden journalisten en columnisten – om over de trollen op de sociale media maar te zwijgen – over elkaar heen om duidelijk te maken dat ze niet bepaald naar het boek uitkeken. ‘Het Amerikaanse publiek wil geen boek van Hillary Clinton’, schreef The New York Daily News. ‘Ze verloor. Nu moet ze opdonderen en naar huis gaan.’ In The Los Angeles Times werd het iets vriendelijker geformuleerd, maar de boodschap was hetzelfde: ‘Hillary, I Love You. But Please Go Away.’ ‘Hillary: How Can We Miss You When You Won’t Go Away’, schreef een columnist in The Chicago Tribune. Een andere columnist wist dat de Democraten hoopten dat iemand haar voorgoed in een kelder zou opsluiten.
Die weerzin tegen Clintons boek is allicht invoelbaar vanwege de schok waar veel Amerikanen na de verkiezing van Trump nog in verkeren, maar fair is het niet. In de eerste plaats bestaat er in de Verenigde Staten een traditie van post-verkiezingsboeken. Richard Nixon, George McGovern, Hubert Humphrey, Gerald Ford, Jimmy Carter en recenter John McCain en Mitt Romney behoren tot de club van verliezers die boeken schreven na hun nederlaag. En juist die bespiegelingen van verliezers, schreef The New York Times naar aanleiding van What Happened, waren vaak onthullend over wat een race om het presidentschap allemaal vermag. In de tweede plaats gaat de nationale conversatie in Amerika al maanden over hoe het heeft kunnen gebeuren dat een narcistische nitwit het Witte Huis veroverde – en dan zou een van de hoofdrolspelers daar niet haar licht over mogen laten schijnen? En in de derde plaats is het wel erg gemakkelijk om Hillary Clinton alle schuld in de schoenen te schuiven als het om het presidentschap van Trump gaat. Onder Obama hadden de Democraten al meer dan duizend zetels verloren in de verschillende staten en waren ze al de controle over het Huis en de Senaat kwijtgeraakt.

Maar waar het natuurlijk werkelijk om gaat is wat voor boek What Happened is. Biedt het nieuwe inzichten? Hoe ver gaat de zelfreflectie van Clinton? Is ze oprecht over de missers in haar campagne? Is haar boek ook onthullend? Het antwoord daarop is, misschien een beetje laf: ja en nee. Al meteen geeft Clinton aan dat ze de verantwoordelijkheid voor haar nederlaag neemt; de fouten die ze heeft gemaakt zijn van haar en haar alleen. Maar tegelijkertijd wijst ze erop dat dat niet het hele verhaal is en komt ze in haar boek telkens terug op het bekende rijtje van de inmenging in de verkiezingen door het Kremlin; de desastreuze brief van fbi-directeur Comey dat het onderzoek naar haar e-mails heropend werd, kort voor verkiezingsdag; de media die Trump in het zadel hielpen en uit een vals gevoel voor evenwichtigheid haar e-mailschandaal opbliezen alsof het Watergate-achtige proporties had; seksisme en racisme; en de diepe onderstroom van woede en ressentiment die door het land ging. ‘I know some people don’t want to hear about these things’, voegt ze daaraan toe, ‘especially not from me.’
Dat laatste is helemaal waar: in de eerste reacties op What Happened wordt Clinton kwalijk genomen dat ze op externe oorzaken voor haar verlies wijst – alsof ze haar schuld toch wil wegwimpelen. Maar uit het boek doemen wel degelijk veel van haar kleine en ook grote fouten op. Ze staat stil bij de Clinton-moeheid, waar ze zich op verkeken heeft, bij haar speeches voor Wall Street, waar ze zich nog steeds te gemakzuchtig vanaf maakt, bij het e-mailschandaal, waar ze adequater op had moeten reageren, bij haar te grote voorzichtigheid en terughoudendheid, waardoor altijd de vraag bleef bestaan wie ze nu werkelijk is.
Haar belangrijkste feilen benoemt ze niet expliciet, maar het rijst onmiskenbaar uit haar boek op: ze bereidde zich nauwgezet voor op het presidentschap, en veel minder op het campagne voeren. Ze werkte met allerhande deskundigen en denktanks aan gedetailleerde politieke plannen, had al tot in de puntjes uitgewerkt wat ze haar eerste honderd dagen in het Witte Huis zou doen, had zelfs al een huis gekocht naast dat waar Bill en zij wonen om haar staf te kunnen ontvangen, maar vergat dat ze de kiezers eerst moest bezielen. Dat die kiezers vergezichten willen, en geen technocratische tien-puntenplannen over hoe er meer banen gecreëerd kunnen worden. Ze geeft dat schoorvoetend toe als ze over de in haar ogen onhaalbare want niet doorgerekende ideeën van Bernie Sanders schrijft: misschien is het niet zo slecht als je idee voor Amerika tot een bumpersticker kan worden teruggebracht. Ze kreeg, geeft ze toe, een nieuwe waardering voor de ‘galvanizing power of big simple ideas’.
Wat What Happened de moeite waard maakt zijn niet zozeer de oorzaken van Clintons nederlaag – daar is de afgelopen maanden al zo veel bij stilgestaan – het is vooral dat Clinton haar voorzichtigheid laat varen. Haar eerdere boeken waren behoedzame zetstukken in een campagne voor het veroveren van een politieke post; zoals een Amerikaanse critica het verwoordde werd daarin elk woord eerst afgemeten met een theelepeltje en daarna besproeid met ontsmettingsmiddel. Nu ze niets meer te verliezen heeft, want een politiek ambt zegt ze niet meer te zullen najagen, kan ze de bewaker die ze had geïnternaliseerd de laan uitsturen.
What Happened is dan ook een boos, pijnlijk, verdrietig, soms gevat en zelfs vilein boek geworden. Ze begint met de pijn na de nederlaag, hoe er dagen waren dat ze eigenlijk alleen in een kussen wilde schreeuwen. Hoe ze zichzelf weer een beetje bij elkaar raapte door veel te lezen, naar oude tv-series te kijken en aan yoga te doen – ‘If you have never done alternate nostril breathing, it’s worth a try.’ Om meteen toe te geven dat de chardonnay ook hielp. Ze beschrijft hoe ze zich door de inauguratie van Trump als president slaat. Door te fluisteren met George W. Bush, die na Trumps bloedbaden-toespraak met ‘Texas bluntness’ bromt: ‘That was some weird shit.’ Door, ziehier het vileine, de volksvertegenwoordiger die haar een paar jaar eerder de Antichrist noemde fijntjes te begroeten met: ‘You know, Congressman, I’m not actually the Antichrist.’ Er is één ding dat ze geleerd heeft, schrijft ze daarbij, en dat is hoe makkelijk het is voor mensen om afschuwelijke dingen over haar te zeggen als ze niet in de buurt is, maar hoe moeilijk het voor ze is het recht in haar gezicht vol te houden.
Openhartig is Clinton ook in haar hoofdstuk ‘On Being a Woman in Politics’, waarin ze uiteenzet hoe ze haar hele leven geconfronteerd is geweest met seksisme en misogynie en hoe ze dat niet altijd langs de koude kleren kan laten afglijden. Dit behoort natuurlijk tot de dingen die mensen niet van haar willen horen, want al haalt ze een objectieve enquête aan van het Pew Research Center waaruit blijkt dat de meerderheid van de Amerikanen niet uitkijkt naar een vrouwelijke president (bij de Republikeinen is dat zelfs tachtig procent van de vrouwen en 84 procent van de mannen) – ze laadt toch snel de verdenking op zich dat ze de slachtofferrol kiest. Maar de manier waarop haar woorden en daden decennialang met een fileermes zijn ontleed – van het vasthouden aan haar meisjesnaam Rodham tot de opmerking dat ze ook thuis had kunnen blijven zitten en koekjes bakken tijdens de presidentscampagne van haar man – is wel degelijk ongekend. Ze kreeg er naar eigen zeggen een olifantshuid van.
Soms leest dat hoofdstuk als een feministisch pamflet, bijvoorbeeld als ze stelt dat als een vrouwelijke politicus ad rem is ze meteen een ‘nasty woman’ is. Maar vaker is het juist de beschrijving van wat al die vijandigheid met haar doet die indruk maakt. Al is het maar haar onthulling dat zij na de voortdurende kritiek op haar schrille stem een specialist inhuurde die haar aanraadde zich te concentreren op haar diepe ademhaling en aan iets vrolijks te denken als ze het podium besteeg. Uit nieuwsgierigheid vroeg ze hem of hij voorbeelden kon geven van vrouwelijke politici die zijn advies om hun stem zacht en laag te houden tegenover een opgewonden menigte succesvol in praktijk hadden gebracht. Dat kon hij niet.
Clinton laat daarbij evengoed zien dat het feminisme altijd een inspiratiebron is geweest. Ze mag dan zijn opgegroeid in een doorsnee middenklassegezin en een gelukkige jeugd hebben gehad – iets heel anders dan het politiek zeer bruikbare levensverhaal van Bill, die als kind in een boerderij zonder waterleiding woonde, met een stiefvader die zijn moeder sloeg tot hij oud genoeg was om dat te verhinderen. Maar, schrijft Hillary, ook haar eigen verhaal is exemplarisch. Ze werd geboren op het moment dat alles voor vrouwen begon te veranderen. Ze werd groot op de golven van de tweede feministische golf. Toen ze naar Yale Law School ging was ze een van de 27 vrouwelijke studenten tegenover meer dan tweehonderd mannen. Ze was de eerste vrouw die partner werd van het oudste advocatenkantoor in Arkansas, de eerste First Lady die voor een overheidspost werd gekozen, de eerste vrouwelijke senator van New York. En ze was de eerste vrouwelijke presidentskandidaat voor een grote politieke partij.
Ze heeft in haar leven zoveel moeten bevechten dat het niet anders dan logisch is dat ze alle weerzin tegen haar, en tegen haar boek, van zich af slaat. En dat het boek eindigt met de woorden ‘Keep going’. Waarom je decent terugtrekken? Dat hebben velen haar hele leven al van haar gewild. Zoals ze de afgestudeerden van de vrouwenuniversiteit Wellesley, de universiteit waar ze zelf ooit ook studeerde, even daarvoor aanraadde: ‘Don’t let … the bastards get you down. (…) Most of all, keep going.’