De Groene-lezers waaieren in hun waardering uit van Dappere Dodo en Pipo de Clown tot Pina Bausch en Claude Lanzmanns Shoah; van De ondergang van de Onan (1973) tot de kus van Laura in GTST. Wij dachten de lezers te kunnen beperken tot het terrein van de cultuur, maar daar hebben ze zich gelukkig niets van aangetrokken. Daardoor worden ook historische breekpunten genoemd als de Val van de Muur, de vrijlating van Nelson Mandela, 11 september 2001 en de moord op Pim Fortuyn. In die zin is televisie nog altijd mondiale dorpsomroeper. Toch: het leeuwendeel van de inzendingen betrof televisie als producent, als geestelijk moeder of vader, als maker. Hieronder de uitslag en een analyse door onze vaste televisierecensent Walter van der Kooi. Is Nederlandse televisie eigenlijk wel zo bijzonder?
Omroepbazen veler landen zien amusement als hoofdtaak van de televisie. Lachen mag van God, maar, zo blijkt verrassend, ook van de Groene-lezer – mits op niveau. Ga maar na: Wim de Bie en Kees van Kooten zijn onbetwistbare winnaars; Arjan Ederveen met 30 Minuten goede derde; Jiskefet en Freek de Jonge ex aequo zesde. Verder nog genoemd: Herenleed; Wim Kan; Maak eens een gebaar! (benefiet voor Amnesty International); Wim T. Schippers; Dit was het nieuws; Hadimassa; Margreet Dolman; Paul de Leeuw; Plien en Bianca; Rembo & Rembo; Schudden; Zaai. Monty Python en All in the Family versterken de conclusie dat humor (van oud tot nieuw; van anarchistisch tot moralistisch; van schaterend tot melancholiek) zich het best vasthaakt in de geheugens. In bovenstaande zit vertekening.
Op 2 staat het Verzameld Werk van Wim Kayzer en dat is alles behalve geinig. Diogenes en Zomergasten zijn ex aequo vierde. Maar toch, ook opgeteld wint humor met vlag en wimpel. Dat roept de vraag op of ‘leuk’ ook buiten stamcafé Holland kwaliteit heeft. Drama of documentaires die niet geproduceerd worden voor een zo groot mogelijk publiek, maar die authentiek zijn, die ergens wortelen, die kunnen grensoverschrijdend zijn: juist in het specifieke schuilt het universele. Bij humor ligt dat ingewikkelder. Die is zowel qua karakter als thematiek vaak sterk cultureel gebonden, alsof er ook figuurlijk een andere taal wordt gesproken. Engels verstaan wij verreweg het best, Duits wordt moeilijker, ook al vonden Annie M.G. Schmidt en Carmiggelt hun inspiratie in Tucholsky en Kästner. Frans is als Chinees: je ziet ze lachen maar hebt geen idee waarom, Jacques Tati en Amélie Poulain daargelaten.
Kees en Wim zijn oer-Hollands, wortelend in stadse, vrijzinnige kleine burgerij, warme nesten, nuchterheid, redelijkheid en verdraagzaamheid. Gezegend met groot taalgevoel; met acteertalent dat zich uitte in honderden typetjes maar ook in een prachtige Dienstlift van Harold Pinter. Met een scherpe blik voor trends, niet om die ‘watchend’ te verkopen maar om er de draak mee te steken; en met het vermogen voor actuele ontwikkelingen en dilemma’s rake scènes en metaforen te vinden. Cultureel antropologen van eigen habitat. Maar ook moralisten, Bie meer dan Koot, en zich daardoor, onbedoeld en wellicht ongewild (althans veel ongewilder dan Freek) steeds meer ontwikkelend tot het geweten van weldenkend Nederland. Met de jaren misschien wel minder mild, door maatschappelijke verharding, maar blijvend bemind en beminnend door een fundament van humanisme, door mededogen en een ‘wie lacht niet die de mens beziet’. Dat alles gevat in enorm komisch talent, grote intelligentie en sterk ontwikkelde smaak. Ondenkbaar zonder persoonlijke en artistieke vriendschap die de som meer deed zijn dan de delen.
Koot en Bie zijn het beste wat de Nederlandse televisie heeft voortgebracht en is overkomen. Enerzijds waren hun aard en arena in en in Nederlands, anderzijds hadden ze waarschijnlijk, waren ze over de grens geboren, ook elders kansen gemaakt op een carrière, ook op de televisie. Wim Schippers daarentegen, beduidend meer ontregelend en minder gezellig, kon zijn radio- en tv-werk juist uitsluitend in Nederland maken. Omdat hier de haren van soldaten langer groeiden dan waar ook en burgerlijke gedragscodes het snelst verdwenen – waaraan Schippers fiks bijdroeg. Maar vooral dankzij een krankjorum bestel: geen nationale omroep, staatstelevisie of commerciële zender zou ooit Haché, Servet, Van Oekel, Van der Pik en Plafond voorbij de portier hebben laten komen. Zo min als enige andere Nederlandse omroep dat zou hebben gedaan. We danken er een bizar en briljant oeuvre aan.
De roem van Koot en Bie en van Freek de Jonge lijkt te wijzen op geseculariseerd domineespubliek in geseculariseerd domineesland. Zoals ook Raoul Heertje en Jan Jaap van der Wal in Dit was het nieuws hun fatsoen (van hoger orde dan Balkenendes ‘moet je doen’) vaak briljant improviserend erin rammen. Maar net als Schippers is Ederveen bepaald geen moralist, en ook het van niveau sterk wisselende Jiskefet-trio Koch, Prins, Romeyn hield zich ver van moralisme. Zij vertegenwoordigden een absurder, vaak kwaadaardiger wereldbeeld. De bak cabaretiers die de Vara al jaren over ons heen mietert is ook niet onder één noemer te vangen. Veel geheven wijsvingers, maar ook opgestoken middelvingers. En, helaas, veel leuk doen maar vaak niet zijn. Met televisie maken heeft het bovendien weinig van doen. Op dat terrein zijn we aangewezen op het overschatte Koefnoen, op De Lama’s en Koppensnellers.
Het leukste programma van vandaag, ’t Schaep met de vijf pooten, dateert van 1969. Geschiedenis kenmerkt zich niet door vooruitgang. We zijn niet meer zo leuk. Maar we waren het wel degelijk, ook in vergelijking met het buitenland.
Dat dankten we grotendeels aan de vpro, die in de Groene-lezers-lijsten ook buiten de humor triomfeert. De complete lijst van ‘onvergetelijks’ volgens respondenten wordt volledig door die omroep gedomineerd. De bovenste acht komen al uit die hoek, waarna nog volgen: Gat van Nederland; De Nieuwe Wereld; Tegenlicht; Buren (Frans Bromet) en Vastberaden, maar soepel en met mate van Hofland, Keller en Verhagen.
In Rudi Schokker huilt niet meer, een fake-documentaire van Pieter Verhoeff en Gerben Hellinga, wordt de weerbarstige dramatraditie van de vpro geëerd. En met de huldiging van Gerard Reve, Reiziger in muziek en Entree Brussels van Hauser Orkater, verfilmd door Frans Weisz, is er ook erkenning voor het vele dat daar gedaan is voor de Schone Kunsten. Die verpletterende overwinning zegt natuurlijk veel over de smaak van Groene-lezers, en doet andere omroepen te kort. Maar Nederlandse kwaliteitstelevisie, van leuk tot lood, was nu eenmaal ondenkbaar zonder vpro. Tot op zekere hoogte is dat nog steeds zo, maar tijd, politiek en markt hebben vernietigend werk gedaan.
Waarin is de Nederlandse televisie nog meer uniek? Het is geformuleerd door de lezer die ‘het lange interview’ nomineerde, en het drukt zich uit in hoge plaatsen voor Wim Kayzers grote projecten (Nauwgezet en wanhopig en Van de schoonheid en de troost); en voor Zomergasten: het lef om tijd te nemen en te geven, aandachtig te vragen en te luisteren, ernstig te zijn, de diepte in te gaan. Ik zou, net als een inzender, op mijn herziene Top 5 dat vier-uurs-programma uit 1974 zetten, boegbeeld van die traditie: Vastberaden, maar soepel en met mate van Hofland, Keller en Verhagen. Een mozaïek over Nederland tussen 1938 en 1948 waarin het ‘dappere volk in oorlogstijd’ ingrijpend van kanttekeningen werd voorzien en de continuïteit tussen voor- en naoorlogs werd benadrukt. Televisie die voortkwam uit de geest van een nieuwe tijd, maar die geest tegelijk ook (her)vormde. Nog altijd trotseert de vpro de netmanagers met thema-avonden over onderwijs, gezondheidszorg en zorg voor bejaarden. Waar Kayzer sprak met de geestesgroten der aarde, daar wordt in die thema’s de ervaringsdeskundige op de werkvloer bezocht. In beide gevallen leidt dat tot ‘bewaartelevisie’. Overigens is terecht ook Andere tijden genoemd, wekelijks van hoog niveau, formidabel in filmcollages uit jaren dertig, veertig en vijftig.
De Nederlandse tv was verder uitzonderlijk in haar grote belangstelling voor ‘de wereld’ zoals door lezers gehonoreerd in stemmen voor die schitterende vpro-buitenlandrubrieken, waarin belangrijke inhoud en prachtig filmen samengingen. De vergelijking met het buitenland doorstaat de Nederlandse televisie op meer terreinen. Onze kindertelevisie wint internationaal prijs op prijs – een hoofdstuk apart. Ook daar dreigt ‘nieuw beleid’ een eind aan te maken – beleid van vercartoonisering, welteverstaan.
Lang bleven wij internationaal gezien achter in drama. Een Singing Detective, Heimat of Sopranos is hier nooit gemaakt. Maar er kwam een inhaalslag met fraaie resultaten (Oud geld, Zwarte sneeuw, De enclave, One Night Stand). Eén genre ontbreekt nagenoeg: dat waarin archiefbeeld, interview en drama worden gecombineerd. Hans Hylkema’s Nipkow-winnende Samuel Falkland Show over Herman Heijermans en Krijn ter Braaks en Hans Fels’ Het tweede gezicht over Menno ter Braak waren fraaie uitzonderingen. Die Manns: Ein Jahrhundertroman (Heinrich Breloer en Horst Königstein) maakte duidelijk hoezeer juist daar de kracht van televisie kan liggen.
Veel namen en programma’s ontbreken in de uitslag, en (noodgedwongen) in dit stuk: actualiteiten; debat; talkshows; kunst- en cultuurprogramma’s (Kunstgrepen, Beeldenstorm, De Plantage). Over documentaires, los en in reeksen, als Het uur van de wolf, hebben we het al helemaal niet gehad. Laat ik al die getalenteerde ongenoemden eren in twee betrekkelijk recente documentaires: Korreltjie niks is my dood van Saskia van Schaik en wijlen Henk van Woerden over dichteres Ingrid Jonker. En Beautiful in Beaufort-Wes van Walter Stokmans over dichter-zanger Gert Vlok Nel. Kunst, vreemd en verwant, precisie, fijnzinnigheid, schoonheid van object en filmen. Moge het behouden blijven. Want televisie is niet alleen machtig maar kan ook machtig mooi zijn. En als ze dat niet is is er nog altijd die, door één lezer voor bekroning voorgedragen, uit-knop. .
Bron fragmenten: You Tube