KEITH WATERHOUSE raadpleegde nooit een menukaart tijdens zijn lunches. Voor de pas overleden schrijver en journalist was het middaguur bestemd voor een drinkgelag dat geheel bestond uit diverse soorten champagne, afgewisseld met Pinot Grigio. Om de illusie hoog te houden dat hij geen alcoholische grootverbruiker was, bestelde hij nooit een fles. Het aantal glazen echter bereikte meestal de dubbele cijfers. In de Who’s Who voerde hij de lunch op als zijn hobby en hij schreef er het boek The Theory and Practice of Lunch over. Lange tijd was Jeffrey Bernard zijn vaste drinkmaat, de alco-columnist die zoveel dronk dat The Spectator op de plek van zijn Low Life-column soms de woorden ‘Jeffrey Bernard is Unwell’ moest plaatsen, een mededeling waar Waterhouse een toneelstuk op baseerde.
Anders dan Bernard had Keith Spencer Waterhouse een ijzeren discipline. Voor en na de lunch, die een Franse lengte had, schreef hij boeken, toneelstukken, televisieseries, filmscripts en duizenden columns, eerst 26 jaar voor The Daily Mirror en daarna 23 jaar voor The Daily Mail. Binnen de Britse pers werd hij gezien als de columnist onder de columnisten, wat zich vertaalde in een reeks prijzen. Toen hij bij het satirische blad Punch werkte, suggereerde hij om een bordje met de tekst ‘Articles Written While You Wait’ op de deur te hangen. Deadlines miste hij nooit. Hij werd onder meer voortgedreven door een angst om geen geld te hebben, een overblijfsel uit zijn jeugd in Leeds. Zijn moeder werkte als schoonmaakster en zijn vader verkocht met de kruiwagen deur aan deur groenten. De lunch bestond regelmatig uit toast, zonder beleg.
Lunch was ook het uur van de dag waarop zijn carrière als schrijver begon. Op het kantoor van de begrafenisonderneming waar hij als tiener werkte, ontdekte hij een typemachine. Terwijl zijn collega’s dronken en aten, tikte hij zijn ervaringen op. Tot publicatie kwam het vooralsnog niet. De liefde voor het geschreven woord was op de middelbare school, die hij op veertienjarige leeftijd had verlaten, gestimuleerd door een onderwijzer die boeken van de schrijvers P.G. Wodehouse, Jerome K. Jerome en Mark Twain had meegegeven. Na twee jaar bij de luchtmacht klopte hij, slechts voorzien van een typediploma en enthousiasme, aan bij de Yorkshire Evening Post, waar hij tot wandelverslaggever werd benoemd. Net als Frank Johnson, een bekende columnist die enkele jaren geleden overleed, was hij een ouderwetse self-made journalist. Een van zijn eerste klussen was een verslag van de Great North Road, die van Leeds naar Londen loopt.
Het duurde niet lang eer hij naar de hoofdstad ging om nooit meer terug te keren. Hij probeerde van de pen te leven en met zijn tweede roman, Billy Liar, boekte hij in 1959 een doorslaand succes. Het autobiografische verhaal van de jongen Billy Fisher zou in de loop van de jaren als toneelstuk (met Albert Finney in de hoofdrol), musical en film worden uitgevoerd. Rond dezelfde tijd liep hij bij The Daily Mirror binnen. Gevraagd wat hij kwam doen, antwoordde hij: ‘Ik wil de volgende Cassandra zijn’, refererend aan de legendarische huiscolumnist. Waterhouse werd aangenomen, doorliep correspondentschappen in Washington en Moskou, en kreeg zijn eigen column. Met zijn socialistische overtuiging, klassenbewustzijn en brutaliteit paste hij goed bij deze krant. Hij hielp Labour-leiders Hugh Gaitskell en Harold Wilson bij het schrijven van hun toespraken.
Hoewel hij zich goed thuis voelde in de krantenwereld van Fleet Street bleef hij een buitenbeentje in de literaire kringen van Londen. Hij hield van links en van champagne, maar met de champagnesocialisten in Hampstead had hij weinig op. In 1991 ridderde de koningin hem.
Groot was de verbazing toen hij in 1986, na de overname van Robert Maxwell, de Mirror verruilde voor de rechtse Daily Mail. Hij aardde er evenwel goed en de lezers hielden van hem. Nadat Waterhouse in een van zijn columns ooit om amper meer te verkrijgen schrijflinten voor zijn Adler-typemachine had gevraagd, net zoals Gerard Reve zijn lezers wel eens om kroontjespennen verzocht, werd de postkamer van de Mail ermee overspoeld. De liefde voor de typemachine paste bij z’n ‘algische’ inslag. Van computers, puriteinen, statistieken en het nieuwe links van Tony Blair moest hij niets hebben. Hij betreurde het vertrek van de kranten uit Fleet Street, onderwerp van zijn laatste toneelstuk, The Last Page. Terugkerend thema in zijn columns was zijn afkeer van politieke correctheid, wat het prima deed bij het lezerspubliek van de Mail. Hilarische scènes laat hij zich afspelen bij het denkbeeldige Clogthorpe District Council, met name in het Ways & Means Committee. Men is daar zeer kundig in het verspillen van geld, declareren van onkosten en, meer in het algemeen, betuttelen van de burgers.
Polemieken voerde Waterhouse zelden, maar voor taalhervormers maakte hij graag een uitzondering. Ondanks zijn gebrekkige onderwijs schreef hij perfect en helder Engels. Onvergetelijk is deze openingszin uit een van zijn columns: ‘Brighton looks like a town that is helping the police with their enquiries.’ Sinds de jaren zeventig zag Waterhouse de taal verloederen, zelfs in Fleet Street. Hij schreef daarom het boekje Waterhouse on Newspaper Style, dat zelfs door ambtenaren zou worden gebruikt, met wisselend succes. Tevens richtte hij de Association for the Annihilation of the Aberrant Apostrophe op, bedoeld om mensen te bekeren die zich bezondigen aan taalfouten als ‘it’s major stations…’. Waterhouse hekelde taalwetenschappers die een correct gebruik van grammatica ‘elitair’ vinden en alles goedkeuren zolang het maar begrijpelijk is. Het is dan ook treffend dat de laatste column van Waterhouse, begin mei, onder de kop ‘It’s English As She Is Spoke, Innit?’, over taalonderwijs ging. Hij koesterde een diep respect voor de Engelse taal, daar die hem had geholpen om uit de armoede te ontsnappen. Woorden waren zijn leven.
Het einde: 6 februari 1929 – 4 september 2009
Keith Waterhouse
De Britse schrijver en self-made journalist Keith Spencer Waterhouse miste nooit deadlines, ontving typelinten van gans het volk en streed voor het juiste gebruik van de apostrof.
Uit: De Groene Amsterdammer van
www.groene.nl/2009/38
www.groene.nl/2009/38