Waar ik naar kijk vanwege spanning, sensatie en soms schoonheid, maar ook vanuit primitief nationalisme dat doet hopen op zeges voor ene Dafne, Epke, Sifan of Churandy – ondanks doping op particulier initiatief en onder staatsdwang, dubieuze jury’s, maffiose bestuurders en gedupeerde arme Brazilianen. Maar de prijs die serieuze tv-kijkers (sporthaters, maar ook soortgenoten) voor dit meer dan guilty pleasure betalen is krankzinnig: een maanden durende publieke-omroep-slapte en -lamlendigheid.
Terwijl de wereld kolkt heerst buiten het voortreffelijke Nieuwsuur een officieel geproclameerde en door autoriteiten verdedigde komkommertijd – vanwege de Hollandse zomer, sportverdwazing en daaruit voortvloeiend geldtekort. Resten twee plechtankers van tv-ernst: Zomergasten en Kijken in de ziel. Dat laatste programma van Coen Verbraak en editor Gerald van Leipsig is alweer aan zijn tiende editie toe. Bepaald geen zomerzotheid, maar de eerste aflevering trok, hartje vakantie, ruim een half miljoen kijkers. Wat veel zegt over het niveau van de makers. En over onderschatting van het publiek door beleidsmakers: kwaliteit loont.
Dit jaar spart Verbraak met ‘wetenschappers’, een heel wat gevarieerdere groep dan rechters, artsen of officieren van justitie. Dat was enigszins af te lezen aan deze ouverture, waarin theoretisch natuurkundige, primatoloog, econoom, psychiater, bacterioloog, classica, voedingsdeskundige, psycholoog, landbouwdeskundige, hersenonderzoeker, wiskundige en kankerspecialist het tableau bleken te vormen. Het was een oriënterende opmaat, maar leek toch een wat algemenere aard te hebben dan gebruikelijk. Het impliciet debatgehalte, het ‘achterkant-van-het-gelijk’-karakter, was nog niet zo hoog en de ethische en praktische dilemma’s waren nog niet zo pregnant.
Gegarandeerd dat die komen. Meer bèta- dan alfatoppers onder de twaalf; de meesten enigszins tot zeer bekend bij breed publiek. Nog niet werd de vraag naar het wetenschappelijk gehalte per bedrijfstak gesteld (psychologie en economie liggen regelmatig onder vuur). Wat niet wegneemt dat het een genoegen was te luisteren naar definities, beschrijvingen, metaforen, illustraties en anekdotes die, hoewel schijnbaar enigszins willekeurig, door de knappe koppen werden verteld. ‘Kunnen dieren denken?’ luidde een vraag aan Frans de Waal. Zijn praktijkantwoord (de chimpansee die ruim voor opening van de dierentuin rustig keitjes klaarlegde om die later, boos, naar het publiek te kunnen gooien) verhelderde en stemde vrolijk. Robbert Dijkgraaf ziet getallen en formules in kleuren, wat zeer behulpzaam kan zijn. En blijkt omgeven door veel knappere koppen dan hij zelf. Een nederig stemmende constatering die door velen gedeeld werd. En die intimiderend maar ook inspirerend blijkt te kunnen werken.
Enigszins troostend voor gewone stervelingen was de vaststelling dat de meeste wetenschappers nooit iets van betekenis vinden, zoals de meeste sporters nooit kampioen worden. En dat wetenschap bedrijven grote frustratietolerantie vereist omdat de meeste onderzoeksaanvragen afgewezen worden, de meeste ingeslagen wegen doodlopend zijn en veel artikelen door tijdschriften worden geweigerd, soms voorzien van ronduit beledigende kwalificaties. Daar staat de kick tegenover die ontstaat wanneer je eindelijk achter het beslagen raam een heel landschap ziet of het begin van het rolletje plakband hebt losgepeuterd en een lang stuk zich moeiteloos ontrolt. Geen betere mensen zijn deze geleerden, wel slimmere, al werd zelfs daarover terughoudend gedaan. We zijn immers een egalitair volkje.
Coen Verbraak, Gerald van Leipsig, Kijken in de ziel: Wetenschappers, NTR, zes afleveringen vanaf vrijdag 29 juli, NPO 2, 21.10 uur