Chagaiya – ‘Het kan goed die ene jongen zijn geweest die vorig jaar met mijn zoon vocht en toen riep: “Wacht maar, tijdens de verkiezingen steek ik je huis in de fik.”’ Tabitha Wangari zoekt drie dagen nadat in Kenia algemene verkiezingen zijn gehouden, maar nog niet bekend is wie de nek-aan-nekrace voor het presidentschap heeft gewonnen, nog naar een specifieke reden waarom haar houten huis woensdagnacht tot de grond toe afbrandde. Een tweede huis een kilometer verderop trof hetzelfde lot. Op de bank in het huis van haar ouders vertelt ze vrijdag over de ruzie en het beladen dreigement.
In de groene, vruchtbare heuvels rond Chagaiya, waar de mais hoog staat, roept zo’n waarschuwing bittere herinneringen op aan het geweld dat Kenia overspoelde na de verkiezingen van 2007. Jonge Kalenjins, de etnische groep die in Uasin Gishu de meerderheid vormt, joegen op de Kikuyu’s, een minderheid hier. Aanleiding was de verkiezingsfraude, waardoor zittend president Mwai Kibaki, een Kikuyu, onverwacht werd herkozen. In de streek gingen honderden huizen van Kikuyu’s in vlammen op, in heel Kenia vielen zeker elfhonderd doden.
Uit angst voor nieuw verkiezingsgeweld verhuisden vele Kikuyu’s uit de gehuchten rond Chagaiya naar dit door Kikuyu’s bewoonde dorp. Wangari wil vrijdag graag geloven dat de brandstichting tegen háár gericht is en geen voorbode is van meer geweld. Maar die hoop vervliegt de nacht na het gesprek, als een derde huis van een Kikuyu in de as wordt gelegd. Zaterdag vertrekken nog meer doodsbange Kikuyu-boeren naar veiliger oorden, terwijl er tientallen militairen aankomen om te patrouilleren.
‘Op de achtergrond speelt de strijd om land’, vertelt Samuel Kosgei, van de katholieke commissie voor gerechtigheid en vrede in Eldoret, de hoofdstad van Uasin Gishu. Hij bezocht de plek zaterdag, sprak met getroffenen en – apart – met Kalenjin-jongeren. ‘Het wantrouwen zit diep en iedereen vertelt halve waarheden.’
Veel in 2007 verjaagde Kikuyu’s verkochten hun land tegen weggeefprijzen. Sommigen bezitten nog eigendomspapieren en de nieuwe Kalenjin-eigenaren vrezen dat ze in ruil daarvoor meer geld komen eisen. Hij acht het ook goed mogelijk dat rijke Kalenjin lokale jongeren inhuurden voor de brandstichtingen, hopend dat de Kikuyu’s wegvluchten en hun land weer verkopen tegen weggeefprijzen. De langetermijnoplossing: uitzoeken hoe het zit met die eigendomspapieren en mensen helpen rechtszaken te beginnen. ‘Zodat het conflicten worden tussen individuen en niet tussen twee gemeenschappen, en de vrede terugkeert.’