In Klont kijkt een ooit gevierde spreker terug op zijn verrijzenis en zijn val. Alexei Krups is de naam, hij is het type spreker dat zich weet te vermommen als een verlosser, een goeroe. Lid van de intelligentsia. Een nette meneer in een donkerblauw op maat gemaakt pak. Hij preekt over de vijand, ‘de klont’, de parallelle digitale wereld aan gegevens die wij dankbare internetgebruikers gewoon hebben laten groeien. Een grote, stuurloze braakbal is het resultaat, die wel eens helemaal met de mensheid aan de haal zou kunnen gaan omdat allerlei onvermoede gegevensbestanden op onvermoede manieren aan elkaar gekoppeld zijn. Bodo Klein, expert op het gebied van technologie, is de topambtenaar die wordt ingehuurd door de minister van Veiligheid om de gangen van Krups na te gaan. Met welke autoriteit spreekt deze Krups? Is hij niet een ordinaire plagiator?

Klont zou zich kunnen ontwikkelen tot een pamflet, verpakt als een technoroman waarin de schrijver zijn lezer waarschuwt voor wat er van komt als de wereld niet meer op menselijke maat geschoeid is, en we geen idee meer hebben, laat staan voelen, waar de drones hun werk doen. Om maar wat te noemen. Maar dit is een boek van Maxim Februari. Ethicus en romanticus. Scherpslijper en dromer. Grootse thema’s met denkend gemak parend aan dagelijks gedoe. En dus leren we Alexei Krups kennen als een slimme opportunist, een oerflirt, een handige jongen die zichzelf bezig ziet. En blijkt Bodo Klein zacht gezegd wat haperend in het leven te staan. Iemand die leeft met het idee dat je voorbereid moet zijn op de dood, misschien die zelf maar voortijdig moet uitnodigen. En zich ondertussen met een uitgekiende balans van antidepressiva op de been houdt. Klinkt somber, maar zo pakt het in Klont niet uit. Daarvoor kijkt hij met een te grappige, scherpzinnige blik om zich heen. Beziet hij bijvoorbeeld met milde ‘murwte’ zijn huwelijkse leven met Colette, de arts-die-van-aanpakken-weet, maar die hij zelf niet meer echt te pakken krijgt. Zijn werk, zijn huis, zijn liefde; het lijkt hem allemaal wat te ontglippen. Een beetje dus, gewoon, zoals dat iedereen gebeurt, zeker als je 57 bent en ingehaald dreigt te worden door een gretige stagiair die van zijn moeder al vanaf de wieg te horen heeft gekregen ‘een grappig mannetje’ te zijn.
Klont dient zich, net als Februari’s vorige roman De literaire kring, aan als een well made novel, een bedrieglijke good read, waarin de hoofdstukken ironisch getiteld zijn – ‘Alexei Krups brengt u een boodschap van boven’ – en de personages met sardonisch plezier over het bord worden geschoven. De schrijfstijl is consequent parmantig, alsof de schrijver er zelf ook wel tevreden over is. ‘Wie heeft je het recht gegeven zo bescheiden te zijn, Bodo Klein, jij miezerige humanist?’ Op die manier schuift de verteller zichzelf geregeld naar voren. Het is een stijl die net zoveel bewondering als onverschilligheid opwekt; het schittert en het springt, maar als de schrijver het zelf allemaal zo goed weet, wordt zijn wereld ook een beetje levenloos. Vooral de scènes in Huize Klein zijn bijna levensecht, zo heerlijk idioot gaat het eraan toe. De hoogzwangere stiefdochter doet haar entree, hangt zodanig achterover op een keukenstoel dat haar buik ‘als een moreel oordeel’ boven de tafel uitsteekt.
In de Krups-intermezzi is Krups zelf aan het woord, verwondert hij zich over de wereld, de meisjes, de badkamers, de vermogenden, het internet. Ziet hij langzaam maar zeker wat er aan de hand is, dankzij de opkomst van de digitale techniek: van een kennend wezen heeft de mens zichzelf gedegradeerd tot een gekend wezen. Profiteert hij volop van de honger van het publiek naar toverwoorden van beroemdheden. ‘Wezelwoorden. “Inzicht” en “optimalisering” en “feedback” en “analyse” en een “blik op de toekomst”.’
En schrikt hij er niet voor terug en passant (‘We praten in deze nieuwe eeuw over onszelf in termen die uit de robotica komen’) de dood van de roman aan te kondigen. De lezer wordt dan ook op zeker moment toegesproken als ware hij een dinosaurus: ‘Als je dit leest, snap je blijkbaar nog steeds niet hoe de wereld in elkaar zit. (…) je hebt dapper volgehouden en nu lees je zowaar een roman’.
Klont is speels, erudiet, ironisch, ernstig, zozeer dat het moeilijk toe te geven is dat het daarnaast ook nog eens saai is, gek genoeg. Ideeën en personages lossen elkaar af, en gaan niet helemaal een soepel verband aan, in ieder geval niet zodanig dat ze je ook wezenlijk gaan interesseren. Het is een schouwspel dat Februari opvoert, knap, ook vanwege de suggestie dat de verteller van dit alles de niet-zo-kwade-genius Alfred Krups himself is. Misschien een beetje té knap en daardoor koud. Aan de andere kant: was dit niet de hele tijd ook het punt? Dat emoties er alleen zijn om met een laboratoriumblik te analyseren? En dat juist daarop ernstig teruggekomen moet worden?
In het laatste hoofdstuk zie je in ieder geval een schrijver op alle mogelijke manieren bezig léven in zijn roman te blazen. De baby is geboren, de deur naar de tuin staat open, de maan staat aan de hemel, gespreksflarden klinken op, er wordt soep gekookt en geklonken op het leven. Bodo Klein wil nu toch zijn aanwezigheid in zijn eigen huis opeisen, met servies gooien, grommen, alles om eindelijk toe te geven dat hij nergens greep op heeft, alleen kan hopen dat morgen alles anders is. ‘… hij hoeft alleen maar zelf in beweging te komen’. Die slotpagina’s geven Klont alsnog zijn silver lining.