Hoewel ik verder een normaal mens ben, die gezond eet en regelmatig klaarkomt, lijd ik aan een zekere mate van dyslexie. Mijn ouders waren er gelukkig vroeg bij, want anders had ik het nooit tot columnist geschopt. Verhaaltjes vertellen kan iedereen, maar ze zonder fouten opschrijven is nog wat anders.
Voor mij was veel trainen in lezen en schrijven de oplossing. Toch maak ik nog altijd fouten. Eind redacteuren weten dat zo langzamerhand wel. Dankzij allerlei spellingprogrammas heb ik het juiste spellen grotendeels onder de knie, maar in mijn teksten gebeurt het vaak dat kleine woordjes wegvallen, zoals lidwoorden. Mijn hoofd gaat veel sneller dan mijn hand kan tikken en bij het overlezen van wat ik heb getikt, beginnen de problemen. Ik zie die weggelaten woordjes niet, ik lees over ze heen alsof ze niet bestaan. Dat is geen slordigheid, dat is een vorm van leesblindheid. Ik heb dan ook altijd een hekel gehad aan die ingezonden-brievenschrijvers die denken dat al die fouten in de krant voortkomen uit luiheid. Zulke ingezonden-brievenschrijvers realiseren zich niet dat dyslexie een algemeen voorkomende stoornis is. Kunnen lezen en schrijven lijkt vanzelfsprekend, maar eigenlijk is het een klein wonder dat mensen dat al op zon vroege leeftijd kunnen leren.
Onderzoek op het gebied van dyslexie volg ik altijd gretig, hoewel de vooruitgang daarin niet groot lijkt. Trainen, dat blijft toch de enige oplossing. Wel leer ik af en toe weer iets over mijzelf. Zo werd vorige week in het wetenschapskatern van NRC Handelsblad een verschil gemaakt tussen gokkers en spellers onder de dyslectici. Gokkers lezen snel en gehaast, en maken daarom veel fouten. Dyslectische spellers lezen daarentegen ijselijk langzaam en doen alles overdreven goed.
Het is duidelijk dat ik bij de gokkers hoor. Ik lees snel en maak veel fouten. Dat vermoed ik, want er is nooit een team van onderzoekers uitgerukt om dat bij mij te controleren. Al die fouten die ik kennelijk maak, spreken natuurlijk ernstig in mijn nadeel. Zo kan ik niets precies zo overschrijven. Toch heeft dat ook weer een voordeel. Omdat ik nooit iets kan overschrijven, zal het mij ook nooit lukken iets te plagiëren. Adriaan van Dis is beslist geen gokker, hij zal wel een speller zijn. Voor mij daarentegen is schrijven gemakkelijker dan overschrijven.
Een reden voor grote tevredenheid is dat echter niet, want als gokker tracht ik natuurlijk de zwarte gaten in mijn perceptie met fantasie op te vullen. Maar fantasie is onbetrouwbaar en soms zelfs leugenachtig.
Bij mij gaat het er dus om de fantasie te beteugelen, onder controle te houden. Om dat te bewerkstelligen probeer ik alles in mijn leven zo droog mogelijk te beschouwen. Veel mensen vinden mij een droogkloot, maar voor mij is het niets anders dan een strijd tegen alle onzin in de wereld, en tegen de onzin in mijzelf.