Weer is de Nobelprijs aan de neus van onze Nederlandse schrijvers voorbijgegaan, maar gelukkig hebben wij nog altijd de prijzen van eigen makelij: de Libris-prijs en Ako-prijs. Geef Nederlandse waar, dan helpen wij elkaar. De uitreiking van de Ako-prijs heb ik dit keer niet helemaal uitgekeken. Harry Mulisch zie ik graag, maar Krol kun je beter lezen dan zien, en Jeroen Brouwers was helemaal niet aanwezig. Jammer dat ze de uitreiking van 1994 niet hebben herhaald. Die was veel leuker. Sonja Barend presenteerde toen ook. Het was het jaar dat G.L. Durlacher de prijs wegkaapte voor de neus van Nicolaas Matsier, wat een groot pandemonium ontketende.
Het mooie van toen was de publieksjury, die bordjes met cijfers omhoog hield. Zo-maar-lezers mochten de winnaar bepalen. De Nederlandse literatuur gedemocratiseerd, Nederlandser kon je het niet verzinnen. De dag na het pandemonium werd de jury in NRC Handelsblad ondervraagd door Reinjan Mulder, die toen gewoon verslaggever was en nog geen uitgever. Op de vraag hoe je in de jury terecht kon komen, gaf een van de leden aan Reinjan Mulder het volgende antwoord: «Ze kenden mij omdat ze van een vriend van mij wisten dat ik veel leesde.»
Dat stukje van Reinjan Mulder heb ik uitgeknipt. Het hangt al jaren bij mij op de wc. Nog altijd kan ik niet naar die zin kijken zonder met mijn ogen te knipperen. «Ze kenden mij omdat ze van een vriend van mij wisten dat ik veel leesde.» Het staat er echt. Reinjan Mulder is geen dronkelap en ik ken hem ook niet als iemand die blowt, hij moet het zo gehoord hebben. Als Ako-jurylid leesde ik een boek en ik kan zelfs zeggen dat ik het heb uitgeleesd. Daarmee winde Durlacher die honderdduizend gulden. Met dat geld is hij naar huis gerijd. In bed heeft hij toen nog even aan een concentratiekamp gedenkt, maar toen valde hij in een diepe slaap.
Dit keer hebben ze het niet meer aan het publiek overgelaten. Een vakjury bestaande uit de literaire kanonnen Willem Otterspeer, Monica Soeting, Johan Vandenbroucke, Bart Vervaeck en Jeroen Vullings heeft onder leiding van de romanschrijver Schelto Patijn de prijs aan Jeroen Brouwers gegeven. De voorzitter zei dat Geheime kamers van Brouwers klinkt als een symfonie en staat als een kathedraal. Hoe lang zou de vakjury vergaderd hebben om tot deze hoogst originele vergelijkingen te komen? De roman schijnt volgens de jury ook een boek te zijn «vol woede, mededogen, passie en technisch meesterschap». Uit de grabbelton der clichés kwam ten slotte het ultieme oordeel: «Een uitzonderlijke literaire schepping».
De kans dat wij met Jeroen Brouwers nog eens een Nobelprijs zullen winnen, lijkt me echter niet zo groot. Ik ken die Zweedse Academie zo langzamerhand wel. Die hebben een Nederlands boek nog nooit helemaal uitgeleesd.