
Liet de Australische regisseur Barrie Kosky het koor maar onzinnig staan wiebelen of riep hij schitterende, nachtmerrie-achtige visioenen op? Waren de geliefden, de Syrische moslimkoningin Armide en haar christelijke vijand Renaud, stijve poppen die elkaar niet aankeken of volstrekt overtuigend in hun liefde en hun haat?
Gluck zou er niet van hebben opgekeken. Hij is de grote operahervormer van de achttiende eeuw, die de sterzangers uit zijn tijd in het harnas joeg, omdat ze geen muzikale hoogstandjes mochten maken, maar gevoelens moesten laten horen. Toen hij in 1773 van Wenen naar Parijs verhuisde was het publiek daar al snel verdeeld in felle gluckianen en anti-gluckianen. Hij werd beschuldigd van hoogmoed toen hij het waagde voor zijn opera Armide een libretto van Philippe Quinault op muziek te zetten, dat honderd jaar eerder met veel succes door Lully was getoonzet. Het is een daad van belang dat De Nederlandse Opera deze minst gespeelde opera van Gluck nu op de planken brengt.
En is het geslaagd? Ja, nee, ja, ook in mijn hoofd is het ruzie. Muzikaal is het prachtig: de flamboyante Bolton leidt het Nederlands Kamerorkest met vuur, schwung en veel vaart. Het koor van De Nederlandse Opera is zoals altijd weergaloos, zowel acterend als muzikaal.
Regisseur Kosky heeft voor zijn debuut in Amsterdam een aantal negatieve keuzes gemaakt. Hij wilde van het uit de Gerusalemme liberata van Torquato Tasso afkomstige verhaal van een oosterse koningin die met magische trucs een kruisridder tot liefde dwingt geen spectaculaire sprookjesopera maken. Hij wilde het ook niet actualiseren naar de burgeroorlog in Damascus. Blijkbaar wilde hij ook de tegenstelling tussen moslims en christenen niet uitwerken, of een tegenstelling tussen de tijd van de kruistochten en nu. Hij maakt een op zichzelf respectabele keuze: herkenbare mensen.
Toch pakt het niet helemaal goed uit, misschien omdat de formidabele Canadese sopraan Karina Gauvin de regisseur niet heeft kunnen inspireren tot een duidelijke visie op Armide. Nu staat zij daar in een lange, zwarte jurk en drukt af en toe tenor Frédéric Antoun als Renaud aan haar boezem om hem daarna weer opgelucht los te laten. Om hen heen wordt de show gestolen door twee uitgelaten jonge meiden van nu (Karin Strobos en Ana Quintans) en stampen twee ridders in harnassen (Sébastien Droy en Henk Neven) onhandig rond. Er is geen sprookjestuin, er zijn alleen wat dorre bomen en een klein stukje woestijn. Maar af en toe zijn er aangrijpende visoenen van de hoofdpersonen, met naakte verschijningen, een uitgemergelde Adam en een dikke Eva, een tweede Armide die aan een boom bengelt, een bloedend paard met een naakte jongeling erop en heel veel sombere mannen en vrouwen.
Armide baart in een droom De Haat (Diana Montague): een oudere uitvoering van haarzelf. Zij roept de haat op omdat zij het haat om lief te hebben. Liefde is onzekerheid; bij haat, geweld en oorlog weet je tenminste wat je hebt. Een vreselijke conclusie, zo roetzwart dat het weer grappig wordt.
[Armide, t/m 27 oktober in het Muziektheater, Amsterdam,](dno.nl)