‘Thank God for big government.’ En voor starre lonen, voegt Steve Keen eraan toe. Jawel, de situatie is rampzalig, betoogt de voormalig hoogleraar economie aan de Universiteit van West-Sydney, sinds kort vrij gevestigd denker. Van de door het imf en andere instituties waargenomen ‘groene waas’ is bij hem geen spoor te bekennen. ‘De seinen staan nog altijd op rood. We zitten nog altijd midden in de tweede grote depressie.’ Maar, schrale troost: het kan erger. Waren overheden klein geweest en de lonen flexibel zoals in de jaren dertig, aldus Keen, dan zaten we nu in een depressie waarbij de vorige afsteekt als een dipje.

‘We hebben geluk dat de lonen tegenwoordig niet zo snel dalen. En dat de Amerikaanse overheid zes keer zo groot is als toen. Uit angst voor een herhaling heeft zij deze keer, in 2008, veel sneller en feller gereageerd op het uitbreken van de crisis. Denk aan de omvangrijke stimuleringsprogramma’s. We hebben dus veel te danken aan big government. Dat wordt niet erkend door conventionele politici en economen. Zij waren de afgelopen decennia juist geobsedeerd door het inkrimpen van de overheid.’

De locatie waar Keen zijn sombere voorspellingen uitspreekt is passend: in de door mist omhulde kantoortoren waar de Duisenberg School of Finance gevestigd is, op de Amsterdamse Zuidas. Inderdaad, midden in ’s lands grootste financiële zeepbel. Aan de overkant stromen mensen het kantoor van staatsbank ABN Amro in en uit. Via Zuid-Amerika en Groot-Brittannië is Keen hier vanochtend gearriveerd. In drie kwartier tijd spreekt hij een hoeveelheid ideeën en opinies uit waarvoor gewoonlijk een interview van anderhalf uur zou staan.

Die middag, als hij op uitnodiging van het Sustainable Finance Lab een lezing geeft, zal hij er nog een tandje bij zetten. In een mum van tijd vliegen tientallen powerpointsheets voorbij. Keen – als enige in de zaal in spijkerbroek en gympen – toont zijn publiek grafieken, eindeloze formules, en de kroon op zijn werk: een open source, door crowdfunding gefinancierd economisch rekenmodel. Eerst met oscillerende lijnen en dan, de kers op de taart voor de aanwezige economen, in 3D. Met bewegende cirkels. Nu is het nog niet meer dan een toy model, geeft hij toe. Maar over een jaar of twee, drie hoopt hij zo ver te zijn dat zelfs centrale banken het kunnen gebruiken voor hun voorspellingen.

Niet dat Keen altijd gelijk heeft wat de toekomst betreft. Na een verloren weddenschap moest hij eens meer dan tweehonderd kilometer lopen vanuit Canberra naar de top van de hoogste berg van Australië. Op het T-shirt dat hij diende te dragen prijkte de tekst: ‘I was hopelessly wrong on house prices! Ask me how’. Waar Keen allerminst fout zat, was de kredietcrisis. Terwijl de meeste economen tot voor kort de cruciale rol van de financiële sector, van schulden en van zeepbellen grotendeels negeerden, stelde hij die centraal in zijn modellen. Met resultaat. Al jaren geleden waarschuwde hij voor een kredietcrisis.

En ook nu, ruim een half decennium later, moeten we ons niet veilig wanen, zal hij tijdens het interview die morgen meermalen betogen. ‘Het fundamentele probleem is dat we de economie proberen aan te zwengelen met een op den duur onhoudbare strategie: groei gefinancierd door schulden. Dat terwijl de omvang van de schulden nu al onhoudbaar is. Zoiets moet en zal fout gaan.’ Niet dat alle schulden even slecht zijn. Tegen de Europese mode in is hij ervan overtuigd dat staatsschulden niet het grootste probleem vormen: ‘Als je schulden gebruikt om te investeren in fabrieken, bedrijven of infrastructuur, vergroot je als land je toekomstige verdiencapaciteit. Maar als je het in huizen stopt, zoals jullie in Nederland net als in de Verenigde Staten hebben gedaan, kun je straks de rente niet meer terugbetalen.’

U wijst voortdurend op het gevaar van ‘schulddeflatie’. In zo’n situatie van economische krimp en een torenhoge schuldenberg wordt aflossen vrijwel ondoenlijk. In Nederland zijn de private schulden nog groter dan in de Verenigde Staten, en ze slinken nauwelijks. Is Nederland daarmee een kandidaat voor schulddeflatie?

‘Zeker weten! Huishoudens zijn vooral bezig met het opbrengen van de rente op hun hypotheek. De economische vraag is daardoor kleiner, waardoor bedrijven weinig prikkels hebben om te investeren, ook al hebben ze zelf relatief weinig schulden. In die schuldenval kun je jarenlang blijven steken.’

Toch is in Nederland, net als in vrijwel alle landen, officieel nog altijd geen sprake van deflatie.

‘Bij het uitbreken van de crisis in de VS zag je, voordat de overheid ingreep, wel degelijk deflatie. Hoe dan ook kampen we nu met een zeer lage inflatie. Dat maakt het lastig om zonder grote offers uit de schulden te komen. In de jaren tachtig was de inflatie hoger. Toen ging terugbetalen veel makkelijker, want in zo’n situatie nemen de schulden vanzelf in waarde af.’

‘We proberen de economie aan te zwengelen met een onhoudbare strategie: groei gefinancierd door schulden’

De Verenigde Staten bouwen inmiddels hun omvangrijke stimuleringsprogramma af. De reden klinkt als muziek in de oren: de economie herstelt zich.

‘Ik voorzie een terugkerend patroon, zoals we dat van Japan sinds de jaren negentig kennen. Eerst de economie stimuleren, dan denken dat de crisis achter de rug is, overheidssteun terugbrengen, waarna de crisis weer oplaait, enzovoort.’ Droogjes verwijst hij naar een Australische new-wave-hit uit 1980: ‘We’re Turning Japanese. Heerlijk liedje. Verschrikkelijk idee. En dan te bedenken dat Europa Japan heeft overtroffen! De Japanners hebben in elk geval nog massaal geld in het systeem gepompt om de aanhoudende stagnatie te bestrijden, zonder zich al te veel zorgen te maken over de staatsschuld. Europa doet het omgekeerde. In Zuid-Europa heb je in landen als Spanje en Griekenland een werkloosheid die waarschijnlijk nog groter is dan tijdens het dieptepunt van de depressie van de jaren dertig. Dat is echt een tragedie.’

Als hem die middag wordt gevraagd uit welke hoek hij een nieuwe politieke en economische wind verwacht, komt hij terug op Zuid-Europa: ‘Ik ben bang dat verandering vanuit uiterst rechts zal komen. Partijen als Gouden Dageraad in Griekenland hebben er geen moeite mee om met de regels te breken. Het probleem is dat ze eerst botten breken.’

Keen is een man met een missie. Zijn eigen vakgebied noemt hij in zijn indrukwekkende boek Debunking Economics ‘weinig beter dan indoctrinatie’. Via een omweg tot de economie gekomen, maakte hij uiteindelijk kennis met een heel andere, onorthodoxe denktraditie binnen de economie: die van mensen als Keynes, Marx, Schumpeter en, last but not least, de in 1996 overleden Amerikaanse econoom Hyman Minsky. Het was zijn intellectuele redding.

Minsky was voor de crisis een vrijwel vergeten econoom. Hoe bent u op hem gestuit?

‘Bij toeval! In 1987 studeerde ik – nadat ik een rechtenstudie had afgerond, een studentenrevolte geleid, geprogrammeerd, computerjournalist en leraar was geweest en vooral heel veel gelezen had – als dertiger economie. Van een van de weinige progressieve docenten moesten we een essay schrijven over een boek. Op de een of andere manier had ik Minsky’s naam ergens opgevangen. Daarom koos ik zijn boek John Maynard Keynes. Voor alle duidelijkheid: dat is geen biografie. Minsky zet daarin zijn eigen theorie uiteen, en draagt het vervolgens op aan Keynes. Minsky lezen was een ervaring die mijn leven veranderd heeft. Hij is een criticus én een fan van het kapitalisme. Net als ik. Maar was die ene docent er niet geweest, dan had ik me misschien wel nooit in hem verdiept.’

Hoe zou je vanuit die alternatieve traditie de huidige crisis analyseren? Als een anomalie, het gevolg van een verkeerde afslag die het kapitalisme genomen heeft? Of als onderdeel van de economische normaliteit?

‘Wat wij nu meemaken, is een terugkerende toestand van het kapitalisme. Dat is waarom Minsky’s theorie zo krachtig is. Hij laat zien hoe het na een crisis beter kan gaan. Dat leidt tot een speculatieve boom, wat zorgt voor een nieuwe neergang. Daaruit volgt dan opnieuw tijdelijke stabiliteit, met als gevolg groeiende verwachtingen waardoor mensen nieuwe schulden aangaan. En zo gaat het steeds maar door.’

Veel linkse economen menen dat met de ‘financialisering’ van de afgelopen dertig jaar een heel andere, nieuwe fase van het kapitalisme is aangebroken. Daarin zou de rol van de financiële sector en van schulden veel groter zijn dan vroeger. U bent het daar dus niet mee eens?

‘Nee, dat is juist een heel normaal verschijnsel. Het kapitalisme heeft een financiële sector nodig, maar die heeft de neiging altijd maar te willen groeien. Marx repte al in 1860 over de financiële instellingen als parasieten die de industriële productie verpestten.’

‘Voor de meeste economen en politici kwam deze crisis totaal onverwacht. Als een schip dat bij de evenaar een ijsschots ramt’

Een andere bron van inspiratie is Keynes. Maar in uw boek schrijft u: ‘De keynesiaanse revolutie is slechts tot halverwege gegaan.’ Keynes zou slechts gedeeltelijk hebben weten te ontsnappen aan de oude economische vormen en gedachten. Wie is uw Keynes?

‘In elk geval niet de Keynes van het standaardwerk, de General Theory of Employment, Interest, and Money. Ik vind dat een zeer arm boek. Het is als kijken naar een mot, die halverwege zijn transformatie tot een prachtige vlinder is. Een paar jaar later al, in 1937, zijn Keynes’ papers veel helderder. Maar wie niet van vlinders houdt, kan zich uitstekend beperken tot de mottenhelft van de General Theory en tóch zeggen dat hij voortbouwt op Keynes. Dat is wat economen als Paul Krugman doen. Het is net als wat er bij Marx gebeurt. Je kent de uitdrukking wel van het kind met het badwater weggooien. Nou, sommige mensen gooien de baby weg en behouden het badwater. Dan haal je dus een conventionele boodschap uit wilde geesten. Want dat waren Keynes en Marx. Ik vind dat ontzettend jammer. Ik probeer het beste uit beiden te halen.’

Marx schreef over het kapitalisme als een systeem dat alles wat vast is doet vervluchtigen. ‘Alles Ständische und Stehende verdampft.’ De laatste jaren zie je weer vaker die nadruk op het instabiele karakter van onze economie, in plaats van het gebruikelijke gepraat over spontane evenwichten. Dat lijkt niets minder dan een paradigmawisseling.

‘Het hele idee van het kapitalisme als een stabiel systeem van evenwichten is een mythe. Gelukkig bestaat er een lange traditie van denken over de economie in termen van instabiliteit. Maar let op: dat labiele is niet alleen maar slecht! Bij marxisten is het kapitalisme altijd een neergaande lijn. Een aflopende zaak. Maar instabiliteit is juist onderdeel van wat het kapitalisme zijn vitaliteit geeft. De Oostenrijkse econoom Joseph Schumpeter heeft daarop gewezen. Mensen zullen enkel in een nieuwe onderneming investeren omdat ze verwachten er veel winst mee te maken. Zonder die financiële euforie gaat het niet. Keynes had het over de animal instincts. Die opgeblazen verwachtingen zijn niet minder dan noodzakelijk om investeringen bij elkaar te krijgen.’

Toch houdt het leeuwendeel van de economische wetenschap vast aan dat harmonieuze beeld van evenwicht en stabiliteit. Waarom?

‘De neoklassieke ideeën blijken telkens weer verbazingwekkend hardnekkig. We hebben het nog steeds over ideeën waarmee 150 jaar geleden al korte metten gemaakt had moeten worden. De verklaring is volgens mij dat de neoklassieke visie een perfecte, pure wereld beschrijft. Alles is in evenwicht, mensen krijgen wat ze verdienen. Het is een wereld waarin je de macht van de staat niet nodig hebt.

Denk aan de periode waarin het kapitalisme het feodalisme van de troon stootte. De kritiek was toen dat mensen zonder de strikte maatschappelijke orde van het verleden hun plek niet zouden weten. Chaos dreigde. Het antwoord op dat hobbesiaanse bezwaar was de meritocratische orde van de markt. Die bereikt vanzelf evenwicht en zorgt dat iedereen krijgt wat hem toekomt. Zo werkt het kapitalisme natuurlijk niet, maar dat is een heel verleidelijke visie. Het is veel moeilijker om te werven voor de rommelige werkelijkheid die het kapitalisme daadwerkelijk is. Stel je voor dat Adam Smith had gezegd: “Ja, jullie hebben gelijk. Dit systeem zal enorm instabiel zijn, er komen crises en depressies, maar over tweehonderd jaar hebben jullie achterkleinkinderen wél iPads!’ Nee, dat werkt natuurlijk niet.’

U hebt het over neoklassieke economen die de belangrijke wetenschappelijke tijdschriften monopoliseren, de faculteiten zuiveren en hun exclusieve stempel drukken op het beleid van overheden en centrale banken. Dat bijvoeglijk naamwoord ‘neoklassiek’ lijkt in sommige kringen als het grofst mogelijke scheldwoord te gelden. Maar gooi je daarmee niet allerlei economen met heel uiteenlopende ideeën op één hoop?

‘Ach, die onderlinge verschillen zijn echt niet zo belangrijk. Alle neoklassieke economen gaan uiteindelijk uit van individuen die hun nut maximaliseren, van evenwicht, en ze negeren de rol van geld. Ze denken dat ze de grote macro-economie kunnen verklaren door vanuit individuele personen, de micro-economie dus, omhoog te werken. Natuurlijk zijn er minieme verschillen. Daardoor kunnen ze altijd zeggen: “Keen, je hebt het helemaal mis met je kritiek. Wij zien niets over het hoofd, want die ene gast in Turkije heeft 37 jaar geleden een neoklassieke paper over schulddeflatie geschreven.” Maar de theoretische kern is hetzelfde. Om dat te zien, hoef je maar te kijken naar de populaire lesboeken. Of naar de uitspraken van de winnaars van de Nobelprijs voor economie.’

In Groot-Brittannië sprak u onlangs voor studenten economie die eisen dat zij, naast hun neoklassieke studiemateriaal, ook onderwezen worden in alternatieve stromingen. Broeit er iets?

‘Ja, de studenten daar komen in opstand! Dat is fantastisch. Waar het om gaat, is dat economen voor de verandering een daadwerkelijk bestaand systeem moeten gaan beschrijven, ingebed in de fysieke realiteit van de planeet. Realisme dus, in plaats van idealisme. Wat mij betreft gaan economen zich daartoe meer oriënteren op de sociale wetenschappen én op de fysica. Alles beter dan de leunstoelrotzooi die we te danken hebben aan mensen als Jeremy Bentham en Jean-Baptiste Say. Hoewel ik niet al te optimistisch ben over de mogelijkheden om economen van gedachten te doen veranderen, is het enige moment dat dat kan slagen op een kruispunt, zoals nu. Voor de meeste economen en politici kwam deze crisis totaal onverwacht. Als een schip dat ter hoogte van de evenaar een ijsschots ramt. Op zo’n moment kunnen ze in elk geval níet volhouden dat hun theorie de werkelijkheid verklaart.’


Beeld: Steve Keen (Demetrius Freeman/The New York Times/HH).