De Libi, regie Shady El-Hamus © Gusto Entertainment

Vijftien jaar geleden werd de Nederlandse speelfilm Shouf Shouf Habibi! een onverwacht groot succes: bioscoopbezoekers gingen massaal naar deze voortrazende komedie over een Marokkaanse familie die, kibbelend en ritselend, haar weg probeerde te vinden in de Nederlandse samenleving. Tot op dat moment moesten Marokkaanse personages doorgaans genoegen nemen met voorspelbare bijrolletjes, nu stonden ze opeens fier centraal – vermoedelijk dankte de film daar een groot deel van zijn succes aan. Ik weet zelf nog dat ik met veel plezier naar Shouf Shouf Habibi! keek, maar wie de film nu terugziet struikelt over de flauwe stereotypen, de achterhaalde clichés en de overdreven spelfouten die uitsluitend bedoeld lijken om het publiek aan het lachen te krijgen en tegenwoordig beslist als politiek incorrect zouden worden afgeserveerd.

Dit alles onderstreept hoe moeilijk een proces van integratie en vooral acceptatie kan zijn – anders gezegd: hoe lang en hobbelig de route is voordat personages (en acteurs) met niet-Nederlandse wortels werkelijk serieus worden genomen in Nederlandse films en verhalen. De Libi is een komedie die vijftien jaar geleden niet gemaakt had kunnen worden. Debuterend regisseur Shady El-Hamus (1988) bedient zich van dezelfde lichte, warme toets en hetzelfde turbotempo als Shouf Shouf Habibi! en juist daardoor voel je welke terreinwinst er sindsdien is geboekt. De drie hoofdrolspelers, zoekende pubers met Surinaamse en Marokkaanse wortels, worden nergens bespot maar juist voelbaar serieus genomen. Ondanks hun irritante neigingen en de soms wel erg melige scènes, ondanks hun constante gevloek en hun dominante, oppervlakkige materialisme. Behendig wordt namelijk tussen dit alles door voelbaar gemaakt hoezeer die stoerheid samenvalt met een diepe, existentiële onzekerheid: wat moeten ze in hemelsnaam doen met hun leven? Rappen, zoals hoofdrolspeler Bilal zo graag wil? Elke ochtend om zes uur op de markt staan, zoals zijn uitgetelde vader al jaren doet?

Van een plot is amper sprake. Alles speelt zich af op één warme, zomerse dag in Amsterdam – met levendige shots op de Wallen, in Nieuw-West en Amsterdam-Zuid is De Libi ook een soort ode aan de hoofdstad geworden. De jongens spijbelen, hangen zomaar wat rond, ze willen naar een bruisende nachtclub want daar schijnt een heel mooi meisje te komen. Maar eigenlijk gaat het daar allemaal niet om, het gaat om de achterliggende vrijheid: alles kan nog, alles lijkt mogelijk.

Vergelijk het met Shouf Shouf Habibi!: dit zijn geen kolderieke buitenstaanders waar we eens om kunnen schaterlachen, deze jochies zijn een wezenlijk onderdeel van onze samenleving. Dit zijn namelijk precies de jongens waar docenten maanden slaap op verliezen. De afwezige probleemgevallen die veel makkelijker worden bereikt door één stoere rapper dan door tien welwillende docenten. De toekomstige treitervloggers die hun schouders ophalen voor Nederlandse grammatica en praten in hun eigen straattaal. De jongens die niet stemmen omdat politiek hen niets interesseert, die een portemonnee meegrissen zodra ze de kans krijgen, die toeterend in een Canta over het fietspad scheuren. En dit zijn ook de jongens voor wie je uiteindelijk, gniffelend, een beetje wee door de zoete ondertoon van het geheel, toch de nodige sympathie gaat voelen.

Nu te zien in de bioscoop