Het lukte de FDP niet om de in Duitsland geldende kiesdrempel te halen. Ook de nieuwe anti-Europa-partij AfP slaagde er overigens niet in om minimaal vijf procent van de stemmen te halen.

Er zullen mensen zijn die het verdwijnen van de FDP uit de Bondsdag betreuren en dit een nadelig gevolg vinden van een hoge kiesdrempel. Ze zullen het vervolgens dan wel weer prettig vinden dat diezelfde kiesdrempel een nieuwkomer tegenhoudt die zich afzet tegen Europa. Het schildert in een notendop de vaak dubbele houding tegenover een kiesdrempel.

Ook in Nederland gaan na de laatste verkiezingen weer stemmen op om een kiesdrempel in te stellen hoger dan de 0,667 procent van nu. Als argumenten worden aangevoerd de versnippering van het politieke landschap, de vele verkiezingen in de afgelopen tien jaar en de daaruit volgende onregeerbaarheid van het land.

Versnippering was er in het verleden echter ook. Zo zat er in 1982 zelfs een partij meer in het parlement dan de elf van nu, terwijl in het cda toen al drie christelijke partijen waren samengevoegd.

Zou er in Nederland vorig jaar een kiesdrempel zijn geweest van vijf procent, dan zaten vijf partijen nu niet meer in de Tweede Kamer

Op dit moment is de versnippering wel anders. Dertig jaar geleden hadden drie grote partijen samen 128 van de 150 zetels, daarna kwam er heel lang niks en dan negen partijen die de overige 22 zetels verdeelden. Nu zijn er twee grote partijen met samen 79 zetels, dan volgt een viertal middelgrote partijen en daarna nog vijf kleine. Deze zetelverdeling bleek voor de formatie van een kabinet deze keer geen probleem, dat is nu de samenstelling van de Eerste Kamer. Daar helpt alleen een kiesdrempel voor de Tweede Kamer niet aan, die zou er dan ook voor de Provinciale Staten en daarmee voor de Eerste Kamer moeten komen. En dan nog is dat geen garantie.

De onregeerbaarheid van het land hangt ook samen met het gedrag van de kiezer. Die wijkt makkelijk uit naar andere partijen en rekent regeringspartijen graag direct af op hem onwelgevallig beleid. Dat beïnvloedt de stabiliteit van een kabinet en zorgt voor al weer een andere samenstelling van een kabinet na verkiezingen.

De vraag is of een kiesdrempel dit zou verhelpen. Maar vooral: wat wordt daarvoor dan opgeofferd? In Duitsland is door de kiesdrempel bijna zestien procent van de kiezers die zondag hun stem uitbrachten niet vertegenwoordigd in de Bondsdag. In Nederland is dat sinds de laatste verkiezingen nog niet een procent.

Zou er in Nederland vorig jaar een kiesdrempel zijn geweest van vijf procent, dan zouden vijf partijen niet meer in de Tweede Kamer vertegenwoordigd zijn geweest: ChristenUnie, GroenLinks, sgp, Partij voor de Dieren en 50Plus. Wie denkt dat een drempel de PVV had kunnen tegenhouden: Wilders kwam in 2006 in een keer boven die drempel uit. d66 daarentegen zou in dat jaar, en ook al in 2003 overigens, geen parlementariërs beëdigd hebben gekregen.

Wie na de Duitse verkiezingen denkt dat een drempel een lekker overzichtelijk parlement oplevert, moet over dit soort gevolgen eerst goed nadenken. Bovendien, ook met slechts vier partijen in de Bondsdag moeten daar de twee grootste tegenstanders waarschijnlijk gaan samenwerken in een regering.