ALI SHIRZAI/KANDAHAR – Iedereen in Ali Shirzai, het belangrijkste dorp in de Chora-vallei weet het. Het ‘theejongetje’ van Mohammed Gul, de chef van politie, is dood. Zelfmoord. Met een kalasjnikov.
Het gebeurde voor de deur van de white compound, het overheidsgebouw waarop nu naast de Afghaanse vlag de zwarte vlag met het embleem van het Nederlandse Regiment Stoottroepen wappert. De alfacompagnie van het regiment, bestaande uit parachutisten, heeft er z’n intrek in genomen. Er staan pantserwagens en mortieren opgesteld. ‘Wij hebben die vlag hier gehesen en hij zal blijven wapperen’, vertelde kapitein Larry, commandant van de alfacompagnie, me eerder.
Sinds eind april werden de gevechten in de vallei steeds heviger. Totdat 150 parachutisten ingesloten dreigden te raken door opdringende gevechtsgroepen van de Taliban. De strijd eindigde voorlopig op 19 juni met een grootscheepse aanval van Nederlandse troepen ondersteund door eenheden van het ana, het Afghaanse regeringsleger. Maar opnieuw duiken groepen Talibanstrijders op in het westen van de vallei. Vanuit de white compound vuren de 81mm-mortieren aan het einde van een snikhete dag met keiharde dreunen high explosive-granaten af om een Nederlandse patrouille te ondersteunen die op een groep Taliban is gestuit.
Chora is vooralsnog behouden en de theejongen van de politiecommandant is dood. Theejongetjes zijn de speeltjes van sommige Afghaanse commandanten. De jongens worden bij hun familie weggehaald, soms tegen betaling, meestal onder dwang. De diensten die van hen worden verlangd gaan verder dan theezetten en schoonmaken. ‘Ze worden seksueel gebruikt en gedrogeerd met hasjiesj’, zegt ana-tolk Wase. ‘Wij Afghanen keuren dit af, maar wat kunnen we doen? De commandanten zien de jongetjes als statussymbool. Ze zijn bereid hun bezit met hun wapens en hun manschappen te verdedigen.’
‘Dus jij gelooft echt dat het zelfmoord was’, zegt een verkenner verbaasd. ‘Hoe kun je zo naïef zijn? Hij had drie schoten in zijn lichaam, hier, hier en hier.’ Hij wijst vlak boven zijn rechterlies, op het midden van zijn buik en op de rechterkant van zijn borstkas. Hij legt uit dat de lengte van het wapen, de terugslag en de harde klap waarmee de eerste kogel het lichaam raakt het vrijwel onmogelijk maken de trekker lang genoeg ingedrukt te houden om drie kogels in je eigen lichaam te jagen. ‘Onze medic is erheen gerend. Hij kon niets meer doen. De jongen lag al te gaspen. Er stonden allemaal Afghanen omheen. Misschien zat daar de schutter wel tussen.’ De verkenner vertelt dat zijn eenheid eerder, tijdens de gevechten, een groep gewapende mannen staande hield. Het waren de politiecommandant en zijn gevolg. In de commotie vluchtte het jongetje. ‘Ze hebben hem net zo lang achtervolgd tot ze hem te pakken hadden. Als je het mij vraagt was dit zijn straf.’
Een paar dagen later meldt een overmacht aan Nederlandse en Afghaanse militairen zich bij de politiepost in Sangar. De commandant van Sangar is een broer van de politiechef en ook hij houdt er een theejongen op na. ana-luitenant Ayatollah Amin walgt van dergelijke praktijken en laat het jongetje meenemen. Nederlandse militairen brengen hem uiteindelijk terug naar zijn ouders in Tarin Kowt. ‘Als je de jongen van mij wegneemt, is het alsof je mijn vrouw steelt’, dreigt de knetterstonede politiecommandant. Wie in Afghanistan een mans eer bezoedelt, kan gedood worden. Maar de luitenant haalt zijn schouders op. De Nederlanders en zijn mannen zijn een stuk zwaarder bewapend dan de agenten. En dat betekent hier vrijheid, in elk geval voor het jongetje. Hij is twaalf en zegt dat hij graag weer naar school wil.
Kom in Uruzgan niet aan met filosofische bespiegelingen over het begrip vrijheid. Vrijheid zoals wij die in het Westen kennen is hier simpelweg afwezig. Hier heerst geen overheidsbescherming van het individu. Hier heerst de macht van de kalasjnikov. Het is dus zinloos de militaire opbouwmissie te koppelen aan het begrip ‘vrijheid’. Dat doet Isaf dan ook niet. De International Security Assistence Force, geleid door de Navo, tracht veiligheid en stabiliteit te bieden, zodat de Afghaanse regering stapje voor stapje haar centrale gezag waaruit iets van een geweldsmonopolie zou kunnen voortvloeien, kan invoeren. Maar de overheid in dit van wapens en opium vergeven land is niet vrij van corruptie. En bij zware gevechten maakt Isaf, beoogd brenger van veiligheid, burgerslachtoffers. Dat is verschrikkelijk en tegelijkertijd vrijwel onvermijdelijk met een vijand die zich tussen de burgers verschuilt en met Navo-militairen die nog altijd niet door de muren en daken heen kunnen kijken van de huizen van waaruit ze beschoten worden.
Commandopost uitgeschakeld, geen burger gezien. Maar wie waren er in het gebouw? Wie liggen onder het puin? In Karbala, een dorpje in de Chora-vallei, zegt de dorpsoudste dat het vrouwen en kinderen zijn. Minstens zestien, uiteengereten en stukje bij beetje begraven in kleine massagraven. Volgens inlichtingeninformatie van de Nederlanders staat onomstotelijk vast dat vanuit de twee of drie vernietigde huizen (door de ravage is bijna niet vast te stellen hoeveel qala’s hier stonden) een Taliban-commandant de gevechten leidde.
Een dag later blijkt het gesprek dat we in het dorp voerden te zijn doorgebriefd aan de Taliban. ‘Ga door met informatie geven’, kreeg de informant te horen. ‘Wij hebben nog spullen in die qala’s liggen.’ Weet de dorpsoudste van de contacten met de Taliban? Zijn het geen burgers maar strijders die gedood zijn? De verse graven in de nabijheid van Karbala met witte vlaggen erop, een Taliban-kenmerk, kunnen daarop wijzen. Of spreekt hij de waarheid en zal dat vreselijke gevolgen voor hem hebben? De Taliban hebben geen genade voor wie ‘samenwerkt’ met Isaf. Dat begrip zien zij ruim. Dorpelingen in Qal-eh-ye-Ragh vertellen mij met ogen vol angst dat een bewoner de keel is doorgesneden omdat hij zijn auto een keer had verhuurd aan een wegenbouwbedrijf dat werd betaald door ‘de buitenlanders’.
Vrijheid bestaat niet voor wie leeft in onveiligheid. Het is voor westerlingen die weinig te vrezen hebben moeilijk te begrijpen wat de alom aanwezige dreiging van gruwelijke pijn, verminking en de dood met een mens doet. Eerst een onschuldig voorbeeld van de dilemma’s die de verwevenheid van veiligheid en vrijheid in Uruzgan opleveren. Het uitdelen van vliegers aan kinderen. Dolblij zijn ze ermee. Vliegeren is in Afghanistan een tijdverdrijf dat verbonden is met vrij zijn van de Taliban, die het vliegeren verboden. Maar dit symbool van vrijheid is ook verbonden met (on)veiligheid. Waar kinderen vliegeren zijn geen Taliban, en vliegers zie je van grote afstand. Handig voor patrouillerende Isaf-eenheden. Maar levensgevaarlijk voor de kinderen. Wat als de Taliban ’s nachts het dorp intrekken? Ook zij kunnen de vliegers van ver zien. Hoe menslievend is dan het uitdelen van vliegers aan kinderen in Uruzgan?
Dan een voorbeeld waarin westerse ethiek en Afghaans lijfsbehoud hard botsen. Een tweedaagse patrouille in de groene zone van de Chora-vallei. De groene zone bestaat uit akkers vol hoog graan, boomgaarden, struiken en een wirwar van qala’s met muren zo dik dat een f16-vlieger er met zijn 20mm-kanon niet doorheen komt. Dit is het territorium van de Taliban. We bevinden ons in een drooggevallen rivierbedding, er zijn Taliban vlakbij, maar we weten niet waar. De situatie is zenuwslopend. De dorpelingen zijn doodsbenauwd en willen niet met ons praten. Militairen van het ana arresteren een man wiens huis ze doorzocht hebben. Ze vinden een foto van hem waarop hij een holster met pistool draagt. De foto is gemaakt in Quetta, waar het Taliban-commando zetelt. De man vertelt uiteindelijk dat de Taliban elke nacht in het dorp zijn en zich waarschijnlijk nog geen halve kilometer naar het zuidwesten ophouden. Er is geen grond om de man als arrestant weg te voeren uit het dorp. Hij wordt vrijgelaten. Maar wat is zijn lot als ’s nachts de Taliban komen en bange dorpelingen hem aanwijzen als degene die informatie gaf aan de vijand?
Een van de Nederlandse militairen die het ana begeleiden kijkt me aan met een treurige blik van verstandhouding als de man wordt vrijgelaten. ‘Denk jij wat ik denk’, vraag ik. ‘Ik ben bang van wel, maar ik kan die gedachte beter niet uitspreken tegen een journalist’, antwoordt hij. Dus kan ik hier slechts opschrijven wat ik dacht. Als de arrestant een flinke dreun op zijn hoofd had gekregen met de kolf van een kalasjnikov, met zichtbare verwondingen tot gevolg, zou hij tegen de Taliban kunnen zeggen dat hij gedwongen was te praten. Hem pijn doen zou hem het leven kunnen redden. Maar tegelijkertijd zou dat Isaf en het regeringsleger in een kwaad daglicht stellen. Welkom in Uruzgan, waar vrijheid beperkt is tot de keuze uit louter kwaden.
‘Het is eenvoudiger te beschrijven wat onvrijheid is’, zegt majoor S. ‘Somber gesteld bestaat vrijheid eigenlijk niet. Je bent altijd wel aan iets gebonden. Maar als mensen zich kunnen ontwikkelen en de mogelijkheid hebben om keuzes te maken, is er in mijn ogen vrijheid. De afwezigheid van die mogelijkheid is de grote ellende van de bewoners van Uruzgan.’
Majoor S. werkt voor het Operational Monitoring and Liaison Team in Uruzgan. Hij sliep vaker in de woestijn dan in zijn gepantserde fab en kent het dorpsleven. ‘De gewone mensen zijn afhankelijk van wat de landheren beschikken. Nemen die in een sjoera de beslissing om Piet te aanbidden en voor Jan te werken, dan moet je daarin mee. Het is de beschikbaarheid van wapens die keuzevrijheid uitsluit. Wapens betekenen dwang. Dat is een cruciaal verschil met de westerse leefwijze. Bij ons is het: kies je beroep, doe waar je goed in bent. Kies je geloof, je wordt niet doodgeschoten. Je mag je ontwikkelen. Je mag zelfs in de goot terechtkomen.’
Hij staat achter de missie, maar ziet de dilemma’s: ‘Als Isaf Chora had laten vallen, zouden de contacten van de bevolking met ons op een verschrikkelijke manier gewroken zijn door de Taliban. Isaf kan nu nog niet waarmaken wat het uiteindelijk waar wil en zal maken: Uruzgan bevrijden van de Taliban. Dáár begint hier de vrijheid.’
Dit artikel is door het ministerie van Defensie gecontroleerd op operationele informatie. De gegevens konden niet worden geverifieerd bij onafhankelijke Afghaanse bronnen