Goed nieuws uit de kinderopvangsector: de wachtlijsten voor een plaats slinken rap. De oorzaak ligt onder meer in de enorme inhaalslag die is ingezet onder Paars I. In het afgelopen decennium is het aantal plekken vertienvoudigd. Internationaal gezien haalde Nederland eindelijk zijn gênante achterstandspositie in, hoewel dat vooral voortkwam uit economisch calculeren van werk gevers en overheid en minder uit emancipatoir denken.

De massale toestroom van vrouwen op de werkvloer was de motor van de economische hoogconjunctuur. Daardoor konden werk gevers en werknemers geld vrijmaken om ieder eenderde deel van de kosten voor opvang op zich te nemen.

Maar het goede nieuws is tevens slecht nieuws. Kinderopvangorganisatie Humanitas sloeg deze week groot alarm. Ouders halen hun kinderen van de crèche of verlaten de wachtlijst, omdat ze de opvang niet meer kunnen betalen. De prijzen zijn in de afgelopen drie jaar met ongeveer dertien procent verhoogd. Door de aanhoudende recessie is de angst een baan te verliezen reëel. Vaak overkomt dat de vrouw omdat ontslag gaat op basis van last in, first out.

Veel ernstiger is volgens Humanitas-directeur Anja Hol dat aan de CAO-onderhandelingstafel «niet meer wordt gesproken over de eenderde-bijdrage van werkgevers». Net als laptops en leasebakken — de franje uit de gouden jaren negentig — lijkt de vergoeding voor opvang nu ook te sneuvelen. Het kind van die rekening is de werkende vrouw. Bij tweeverdieners legt zij wegens financiële redenen het loodje. Laagopgeleide alleenstaande vrouwen zullen weer aankloppen bij de bijstand. Als straks ook nog eens dagverblijven moeten sluiten wegens dalende aanmeldingen, zullen er in die sector arbeidsplaatsen — dat wil zeggen jonge meisjes — verdwijnen. Voor dit doemscenario wordt al langer gewaarschuwd door belangenbehartigers van vrouwenemancipatie: Nederland wil gewoon niet structureel investeren in opvang.

Het was al een teken aan de wand dat tijdens de demissionaire periode van Balkenende de lang verwachte Wet Basisvoorziening Kinderopvang (WBK) werd vooruitgeschoven naar 2005. In die wet zou worden vastgelegd dat werkgevers, overheid en ouders verplicht ieder eenderde deel van de kinderopvang moeten betalen. In geval van twee werkende ouders zijn er twee werkgevers samen verantwoordelijk voor het derde deel. Weigert een van de werkgevers dat, dan zou de overheid het volgens de nieuwe wet compenseren.

Toen werd becijferd dat deze regeling de overheid vierhonderd miljoen extra zou kosten, krabbelde het demissionaire kabinet terug. Staatssecretaris Phoa van emancipatie vergooide intussen zijn budget liever aan een campagne om de vaders aan te spreken op hun zorgtaken — een tamelijk uitgekauwd thema dat beter door middel van faciliteiten (zoals goedkopere opvang) kan worden benaderd dan met onnozele tv-spotjes en folders. Inmiddels zijn binnen Balkenende II de coalitiepartners CDA, VVD en D66 over dit onderwerp verdeeld geraakt.

Wordt de noodkreet van Humanitas breder gedragen in de opvangsector? «Ja», meent Gjalt Jellesma van de Belangenvereniging voor Ouders in de Kinderopvang (BoinK). «De telefoontjes stromen binnen van vooral vrouwen die in deeltijd werken. Ze vragen zich af of het nog wel zinvol is om te werken, gelet op de kosten van opvang versus het inkomen. Werkgevers beginnen te bezuinigen op de opvangkosten. Maar ook ligt een deel van de verklaring in de stormachtige groei in de kinderopvang, waardoor her en der overcapaciteit is ontstaan. Alleen hoop ik niet dat dit signaal verkeerd wordt opgepakt, in de zin van ‹we zijn er, het kan wel wat minder›. We moeten ervoor waken dat we niet terugvallen in de sfeer van de jaren vijftig. Het zou niet alleen doodzonde zijn als duizenden goed opgeleide vrouwen thuis blijven, ook is het vanwege de vergrijzing economisch urgent dat vrouwen werken. Vooral in de publieke sector — onderwijs en gezondheidszorg — zou de klap hard aankomen.»

Toch valt er ook een ander geluid te horen. Organisatie Kintent — de grootste intermediair voor kinderopvang in Nederland — ziet dat de tendens van de afgelopen vijftien jaar flink doorzet. Het aantal werknemers dat gebruikmaakt van opvang groeit in hetzelfde tempo door en werkgevers betalen vrijwillig mee. «Het is grote onzin dat bij de CAO-onderhandelingen op opvang wordt bezuinigd. Wij merken daar niks van», aldus hoofd communicatie Anette Douwes Dekker.

Humanitas opereert volgens haar vooral op het platteland. In de grote steden speelt het probleem niet. De organisatie heeft berekend dat 80 tot 85 procent van alle werk nemers die onder een CAO vallen een kinderopvangregeling heeft. Van alle CAO-regelingen uitgevoerd door Kintent (van grote bedrijven tot de kappersbranche of de theater- en danssector) is er in het afgelopen jaar niet één stopgezet wegens kinderopvang. Douwes Dekker doet de berichten af als mediapaniek. Maar, geeft ze toe, door de sterk stijgende prijzen van de kindercentra brengen ouders hun kind wel wat minder naar de opvang: van 2,5 dag naar momenteel 1,9 dag per week. Ook constateert ze dat werk gevers bij twee werkende ouders principieel van mening zijn dat béide werkgevers moeten betalen. Maar dat is niet meer dan logisch, vindt ze. Bij de eventuele invoering van de WBK zit daar straks de crux. Werkgevers gaan koehandel drijven over hun aandeel, de overheid over de compensatie.

Nederland blijft opvang zien als franje. De werkende vrouw moet terug in haar hok.