De Telegraaf kopte afgelopen weekend ‘Chaos kinderopvang’. De kosten van de kinderopvang zijn het afgelopen jaar de pan uit gerezen. Dat komt doordat buurvrouwen, oma’s en opa’s zich via gastouderbureaus inschrijven om op de buur- of kleinkinderen te passen om zo overheidssubsidies te toucheren. Daar gaat het mes in. Tevens wordt van inkomens boven tweemaal modaal verlangd dat zij de kinderopvang voortaan zelf gaan betalen. Het leidde tot veel maatschappelijke verontwaardiging.

Een van de pijlers van het kabinet is het vergroten van de arbeidsparticipatie. Daarnaast was een basisvoorziening voor kinderopvang een van de verkiezingsthema’s van de PvdA. Ook zou de regering onbetrouwbaar zijn nu de net ingevoerde maatregelen voor de kinderopvang na een jaar weer worden teruggedraaid.

Het belangrijkste motief voor alle maatschappelijke protesten lijkt ingegeven door Balkenende-bashing. Hoewel deze regering inderdaad niet veel klaarmaakt, zijn de voorgestelde maatregelen best te begrijpen. Alleen zullen vrouwen door de maatregelen zeker niet meer gaan werken. Iets wat Maria van der Hoeven onlangs nog bepleitte met haar pleidooi voor een veertigurige werkweek.

De oorspronkelijke bedoeling is om ouders, en dan met name vrouwen, de mogelijkheid te geven om werk- en zorgtaken te combineren. Goede en betaalbare kinderopvang is daarvoor essentieel. De overheid betaalt momenteel het grootste deel van de kosten van de kinderopvang voor ouders die werken, studeren of bezig zijn om aan het werk te komen, bijvoorbeeld via een reïntegratietraject. Ook alleenstaande ouders kunnen een toeslag krijgen voor de kosten van kinderopvang. De vergoedingen nemen toe naarmate het inkomen lager is en naarmate er meer kinderen in de opvang zitten.

Het is in het algemeen wenselijk om zaken te subsidiëren die betaald werk aanmoedigen. Betaalde arbeid wordt financieel sterk ontmoedigd door hoge belastingen. De prikkels voor vrouwen om te werken nemen bovendien af door faciliteiten voor kostwinners. Het is dus goed om de arbeidsparticipatie van vrouwen te stimuleren en de subsidies voor de kinderopvang afhankelijk te maken van hun arbeidsparticipatie.

Hoewel de arbeidsparticipatie van Nederlandse vrouwen die van Scandinavische vrouwen nadert, werken ze nog steeds voornamelijk in deeltijd. Daar zit het voornaamste probleem. Het gemiddelde aantal gewerkte uren is laag. Nederlandse vrouwen geven in enquêtes massaal aan parttime werk te prefereren boven een fulltime baan.

Helpt de huidige kinderopvang ook om vrouwen meer uren te laten werken? Niet echt. De vergoedingen hangen niet af van het aantal gewerkte dagen. Als het kabinet had willen bezuinigen en tegelijkertijd de arbeidsparticipatie had willen aanmoedigen, had het beter de vergoeding voor de eerste twee gewerkte dagen kunnen beperken om een hoge vergoeding voor de dagen drie, vier en vijf in stand te houden. Natuurlijk vergroot dat de inkomensverschillen. Maar alleen als de verschillen tussen parttimers en fulltimers groter worden, neemt het aantal gewerkte uren toe. Balkenende IV heeft uit inkomenspolitieke overwegingen gekozen om de vergoeding voor de hogere inkomens te beperken. Daar valt best iets voor te zeggen. Maar de prijs is wel dat vrouwen minder uren gaan werken.

Het is natuurlijk nooit de bedoeling geweest om oneigenlijk gebruik uit te lokken en de fiscus te laten opdraaien voor oppasactiviteiten van grootouders en buren. Ook zonder fiscale subsidies zouden zij dat doen en nu draait de overheid, lees: de belastingbetaler, voor de kosten op. Het is niet meer dan billijk dat de overheid hier een streep door zet. De verwijten dat de overheid niet meer betrouwbaar is, snijden geen hout. Het getuigt juist van daadkracht om ten halve te keren in plaats van ten hele te dwalen.

De hele discussie over de kinderopvang draait nu alleen maar om de munten. Niet om waar het allemaal oorspronkelijk om is bedoeld: het combineren van zorg en werk. Minstens zo belangrijk is de mogelijkheid om werkuren zelf te kunnen kiezen. De Nederlandse arbeidsmarkt is vastgeroest in een van-negen-tot-vijf mentaliteit. Werkgevers met starre werkopvattingen zijn daar mede debet aan. Daarnaast wordt er nog te weinig gebruik gemaakt van thuiswerken. Om de betaalde arbeidsdeelname van vrouwen te stimuleren is het minstens zo belangrijk dat zij (en hun mannen!) hun arbeidstijden beter op elkaar kunnen afstemmen. Er is daarom meer nodig dan alleen overheidssubsidie voor kinderopvang. Een veel flexibelere arbeidsmarkt is essentieel. Maar op dat front blijft het, ook gezien de impasse rond het ontslagrecht, oorverdovend stil.