MEKKA GAAT OP DE SCHOP. Volgens de Saudi British Bank zal er de komende vier jaar in Mekka voor dertig miljard dollar gebouwd worden. Zo’n 130 wolkenkrabbers staan er gepland, inclusief de zes miljard kostende Abraj Al Bait Towers, een complex met zeven torens dat je eerder in Las Vegas zou verwachten dan pal naast de Kaäba, de heiligste plek voor moslims. Volgend jaar moet het complex af zijn, waarmee Mekka meteen een van de grootste en hoogste gebouwen ter wereld zal huisvesten. Het wordt zestig verdiepingen hoog, krijgt twee heliports, tweeduizend kamers en een conferentiecentrum voor vijftienhonderd man. Het ontwerp van de hoogste toren doet denken aan een combinatie van de Big Ben en het Empire State Building, met een halve maan als piek.
In vergelijking met zijn buurlanden heeft Saoedi-Arabië de laatste jaren een meer calvinistische houding gehad in de besteding van zijn petrodollars. Hier geen megaresorts voor zonvakanties van toeristen. De miljoenen pelgrims die elk jaar op de traditionele bedevaart naar Mekka en Medina komen, de hadji’s, logeren vaak in sobere tentenkampen net buiten de stad, omdat de hotels lang niet genoeg ruimte bieden.
Dat calvinisme lijkt nu overboord te zijn gezet, zelfs in de heilige stad. De modernisering wordt mooi belichaamd door het vier verdiepingen tellende winkelcentrum van de Abraj Al Bait Towers: de pelgrims kunnen in Mekka straks koffie drinken bij Starbucks en juwelen kopen bij Tiffany & Co. en Cartier. MAC en The Body Shop krijgen er een winkel, terwijl er fast fashion-ketens neerstrijken als het Zweedse H&M en de Britse TopShop.
De nieuwbouw is niet zonder kosten. De plekken waar Mohammed twee historische veldslagen uitvocht, worden nu ingenomen door parkeerplaatsen. Het huis van de eerste kalief werd gebulldozerd voor een Hilton hotel, de bijbehorende moskee is sinds kort een pinautomaat. Voor de Abraj Al Bait Towers werd een achttiende-eeuws Ottomaans fort met de grond gelijk gemaakt – een ‘culturele genocide’, aldus de Turkse minister van Buitenlandse Zaken.
Hoe reageert de strikte wahabistische clerus hierop? Je zou verwachten dat die zich verzet tegen de commercialisering van Mekka, maar de bouwvakkers van koning Abdullah en de zijnen beroepen zich op een fatwa die door sjeik Abdulaziz bin Baz werd uitgesproken. Bin Baz, toen de hoogste religieuze autoriteit van het land, predikte in 1994 tegen de restauratie van historische gebouwen en locaties. Dat zou te veel naar idolatrie en polytheïsme neigen.
Met een vertraging van een decennium reageert koning Abdullah nu, en naar klachten wordt niet geluisterd. In een van de artikelen op zijn weblog gaat Zvika Krieger, een Amerikaanse journalist die vanuit Saoedi-Arabië voor The New Republic en Newsweek blogt, in Mekka op stap met Sami Angawi, de oprichter van Mecca’s Hajj Research Center. Vanuit een oprechte geloofsovertuiging protesteert Angawi tegen de nieuwe bebouwing van de stad en pleit hij voor het behoud van de historische gebouwen: ‘“Het is niet alleen onze geschiedenis, het is het bewijs van het verhaal van onze profeet”, zegt Angawi, gekleed in de traditionele wollen mantel en foutloos omgebonden tulband. “Wat kunnen we straks zeggen? ‘Dit parkeerterrein was ooit de eerste islamitische school?’ ‘Hier stond ooit een berg waarop Mohammed een speech hield?’ Wat is het verschil tussen geschiedenis en legende?” vraagt hij me. “Bewijs.”’ Angawi wordt inmiddels door de Saoedische politie in zijn bewegingsvrijheid beperkt.
Saoedi-Arabië beleeft een ander moderniseringsproces dan de buurlanden. Tussen 2002 en 2006 verdienden de oliestaten ongeveer anderhalf biljoen dollar, en vooralsnog blijven de olieprijzen stijgen. En dus staat er een weelderig surplus op hun begrotingen. Doha gaat een gooi doen naar de organisatie van de Olympische Spelen van 2016; Abu Dhabi heeft een miljard dollar uitgetrokken om een museum te bouwen dat alle andere grote musea naar de kroon zal steken; Dubai heeft het plan opgevat om de Franse stad Lyon na te bouwen – inclusief overheidsgebouwen, een museum, een koksschool en een voetbalclub. Naar schatting bevindt een derde van alle hijskranen in de wereld zich nu aan de Perzische golf.
Op het eerste oog lijken soortgelijke projecten ook te vinden in Saoedi-Arabië. Wie de stedenbouwkundige plannen van King Abdullah Economic City ziet, waant zich in een nieuw Atlantis. Een zilveren stad rijst op uit het water, vol hoogbouw en groen, met witte zandstranden die corresponderen met het woestijnzand op de achtergrond. De stad komt te liggen naast de kuststad Rabigh aan de Rode Zee en moet een ankerplaats worden voor de wereldhandel en het speerpunt van de Saoedische economie. Hier zal plastic gemaakt worden voor Japanse televisieproducenten en mobiele telefoons voor de Europese en Aziatische markt. Op de officiële website, bedoeld voor investeerders, zegt koning Abdullah: ‘Master-planned as a modern, world-class metropolis, it will become not only one of the most important cities for Saudi Arabia, but for the entire world.’ Nog vijf soortgelijke stedenprojecten staan voor de komende jaren gepland.
Toch zijn de plannen van koning Abdullah fundamenteel anders dan die van zijn collega’s. In tegenstelling tot landen als Dubai, waar emir Mohammend Al Maktoum zijn land als de CEO van een private onderneming regeert, zijn de investeringen niet louter bedoeld om simpelweg zo veel mogelijk winst te genereren. Ongeveer veertig procent van alle Saoediërs is jonger dan vijftien jaar en dankzij een van de hoogste geboortecijfers van de regio zal het land in 2025 veertig miljoen inwoners tellen, vijftien miljoen meer dan nu. De investeringen zijn een politieke strategie: het aantal banen in de olie-industrie is beperkt en om over tien jaar geen massale werkloosheid te hebben is er nu economische diversificatie nodig. De geplande steden – die je meer moet zien als een soort reusachtige campussen, waar mensen werken en wonen – moeten daarin voorzien.
Abdullah regeert met de wetenschap dat de VS nooit zullen toestaan dat wahabistische rebellen hem van zijn troon stoten, omdat zij daarmee hun strategisch belangrijke bases zouden verliezen. De aanwezigheid van de Amerikanen op Saoedisch grondgebied heeft Abdullah altijd zeer impopulair gemaakt; al-Qaeda is ooit opgericht om zijn regime omver te werpen. Maar Abdullah weet dat zijn olie opraakt. Nu produceert Saoedi-Arabie 10,7 miljoen vaten per dag en langzaam neemt de productie af. Wat zal er gebeuren als de Amerikaanse belangen verdwijnen?
In zijn nieuwe boek, The Post-American World, voorziet Fareed Zakaria een ‘rise of the rest’. Het is niet zozeer dat de VS hun macht verliezen, als wel dat de rest van de wereld zijn macht beter weet uit te oefenen. Het is een aardig staaltje ironie, schrijft Zakaria: ‘Meer dan zestig jaar lang zijn Amerikaanse politici en diplomaten over de wereld gereisd om landen te overreden hun markten te openen, om vrijhandel en nieuwe technologie te omarmen. We hebben mensen in verre landen aangemoedigd de uitdaging van de competitie van de globale economie aan te gaan, hun valuta op te geven en nieuwe industrieën te ontwikkelen. (…) En het werkte: de natives zijn goed geworden in ons kapitalisme.’
Misschien zelfs beter dan wij, had Zakaria kunnen schrijven in het geval van Saoedi-Arabië. Precies de modernisering waarop zoveel vrije-marktidealisten hamerden, heeft koning Abdullah gebruikt om zich vrij te spelen in de internationale arena. Met de investeringen in Mekka heeft hij de wahabisten meer op zijn hand gekregen. Door nieuwe steden te bouwen speciaal toegespitst op industrie, schept hij werkgelegenheid voor de toekomstige generaties en doordat Saoedi-Arabië zo een self-dependent state wordt die steeds minder afhankelijk is van olie-export, zijn Abdullah’s handen ongebonden en kan hij in zee gaan met wie hij dat wil. En dat hoeven de Verenigde Staten helemaal niet te zijn.
Al jaren hebben de Saoedische staatsfondsen miljardenbelangen in het Amerikaanse bedrijfsleven. Maar die lijken af te nemen: volgens schattingen van McKinsey zouden de Saoediërs een derde van hun buitenlandse aandelenportfolio ‘gerepatrieerd’ hebben. Koning Abdullah zet zijn fiches heel slim niet op een buitenlands paard. Hij gokt op zichzelf. Het Saoedi-Arabië dat Abdullah aan het bouwen is, is niet afhankelijk van buitenlandse investeringen. De stijgende olieprijzen geven het land een economische upswing waardoor het kan kopen of bouwen wat het wil. Dat is precies het geopolitieke zwarte gat waar strategisch analisten bang voor zijn: een autarkisch Saoedi-Arabië. King Abdullah Economic City en de geplande zustersteden zijn staptreden op weg naar een volwassen self-dependent state, economisch autarkisch. Starbucks en H&M mogen best in Mekka investeren, maar de tijd dat het westerse bedrijfsleven in de Saoedische economie de toon zette, is voorbij.
Er is ook een militair aspect. Al jaren steunt de koninklijke familie, tot ongenoegen van de wahabisten, op westerse soldaten. Toen de Grote Moskee in Mekka in 1979 werd ingenomen, werd aan Franse elite-eenheden gevraagd om de rebellen uit te schakelen; in de beide Golfoorlogen werd steun verleend aan de westerse allianties. De enorme bevolkingstoename geeft koning Abdullah de mogelijkheid een groter leger te bouwen, terwijl het geroezemoes over een Saoedisch atoomprogramma alleen maar toeneemt. Sinds er in 2003 rapporten uitlekten waaruit bleek dat het land een nucleair programma overwoog, wordt erover gespeculeerd en nu heeft het de middelen en een motief (de mogelijkheid van een Iraanse kernbom). En wie zou ze kunnen stoppen? Een economische boycot zou bij het Westen harder aankomen dan bij de Saoediërs .
Pas op de plaats. Zo’n vaart zal het niet lopen, maar duidelijk is dat ZKH Abdullah, met zijn hand op de oliekraan en zijn vingers op de knip van het staatsfonds, een riante onderhandelingspositie heeft. De modernisering waarvoor Amerikanen de afgelopen zestig jaar als missionarissen gepleit hebben, hebben de Saoediërs precies omgekeerd. Het is de antithese van Fukuyama: in plaats van dat het land door modernisering een actievere speler op het wereldtoneel wordt, gebonden door financiële allianties, bereikt het bijna een positie waar het volledig vrij is te doen wat het wil, en met wie.