En ik herinnerde me de eerste Conjuring, een verrassend goede horrorfilm, blijkbaar gebaseerd op echte gebeurtenissen, waarin een paranormaal begaafd echtpaar in een huis in Rhode Island boze geesten uitdrijft. Pluspunten: technisch uitstekend gemaakt, behoorlijk eng, en met twee acteurs in de hoofdrollen die ik kende van fijne televisieseries: Vera Farmiga uit Bates Motel, gebaseerd op de klassieker Psycho, en Patrick Wilson uit het tweede seizoen van Fargo. Maar iets anders in de eerste film raakte mij, iets wat nog sterker terugkeert in het vervolg: het idee dat het kwaad te bestrijden valt met een oubollig brouwsel van geloof en medemenselijkheid.

Ook in The Conjuring 2 overheerst ‘retro’. Het echtpaar, Ed en Lorraine Warren, reist naar de trieste buurt Enfield in Noord-Londen. Daar woont het gezin Hodgson, een moeder en haar vier kinderen. Het is eind jaren zeventig. In de hippe wereld gaat punk over in de New Romantics, maar in dit huis luisteren ze nog naar de Bee Gees, David Soul en The Hollies. Op vinyl. Met haar uitkering komt moeder Hodgson nauwelijks rond. Wanneer de kinderen hongerig thuiskomen van school moet ze hen teleurstellen. Nee, er zijn geen koekjes. Uitzicht op verbetering is er ook niet voor mensen als de Hodgsons: op het stokoude televisietoestel in de woonkamer is een jonge, vrouwelijke politicus te zien die blakend van zelfvertrouwen vertelt hoe ze van plan is de macht te grijpen en de Britse politiek voor altijd te veranderen. Zo ver is het nog niet. Want dit is de winter of discontent, zoals het tijdperk van economische neergang en sociale onrust in het Verenigd Koninkrijk bekendstaat.

Deze ondertoon van kitchen sink sociaal-realisme, een kenmerk van de Britse cinema uit die tijd, gaat vervolgens volmaakt over in de horror van regisseur James Wan. De boze geesten in het huis hebben het gemunt op een dochter die ’s nachts stemmen hoort die haar vertellen dat het gezin onrechtmatig in het huis woont. Wanneer Ed en Lorraine arriveren – ze krijgen opdracht van de katholieke kerk om orde op zaken te stellen – blijkt dat er in dit huis veel meer mis is dan wat verongelijkte klopgeesten. Ze moeten het opnemen tegen niets minder dan ‘het kwaad’. Dat doen de twee christenen uit New England graag, gewapend met traditionele normen en waarden – thuis houdt Lorraine zich bezig met creatief naaiwerk terwijl Ed graag boeken leest – en met behulp van analoge opnameapparatuur die de aanwezigheid van het diabolische ‘registreert’.

Bij vlagen schrik je je lam, maar wat The Conjuring 2 zo uitstekend doet slagen is echte empathie met de slachtoffers, in eerste instantie van de kant van Ed en Lorraine, die ook nog dolverliefd zijn op elkaar. In een prachtige scène dansen ze op de maat van Elvis Presley’s Can’t Help Falling in Love, een songtitel die precies mijn gevoel weergeeft over een film die ik zomaar op vrijdagmiddag zag.

Te zien vanaf 9 juni