‘In elk geval heb ik me voorgenomen tegen iedereen beleefd en openhartig te zijn; dat is alles wat men van mij verlangt.’ Deze even eenvoudige als verstrekkende uitspraak doet vorst Mysjkin in De idioot, door Fjodor Michailovitsj Dostojevski in 1868 in razende vaart geschreven. Is dit niet de meest bondige omschrijving van de wijze waarop je tot een fatsoenlijk, ja zelfs goed leven zou kunnen komen? Het lijkt zo verschrikkelijk simpel: zeg gewoon wat op je hart ligt, wees oprecht en eerlijk, en zorg ervoor dat je daarbij niemand schoffeert of tekortdoet. Wie zich hieraan houdt, heeft geen tien geboden of de zelfhulpsectie bij de Ako meer nodig. Een bescheiden voornemen, aan het begin van een nieuw jaar, waar de wereld beter van wordt.

Het probleem is natuurlijk dat beleefdheid en openhartigheid niet zo heel vaak samengaan. In de negentiende eeuw bijvoorbeeld ging het laatste veelal ten koste van het eerste. Hoeveel onuitgesproken verlangens en gedachten bleven er niet bedekt onder een dikke pleisterlaag van beleefdheid; was er een uitbarsting van gevoelens, dan gebeurde dat met zoveel geweld dat het plafond bij wijze van spreken naar beneden kwam. Uit de brokstukken werd de complete literatuur van die jaren opgetrokken. Dat is ondertussen wel veranderd. Vandaag leven we in een tijd waar openhartigheid juist hogelijk gewaardeerd wordt en is zeggen wat je denkt een waarde op zich geworden, ook en soms zelfs juist indien anderen dat als kwetsend ervaren.

Dan De idioot. Daar brengt vorst Lev Nikolajevitsj Mysjkin zijn voornemen om openhartig én beleefd te zijn in het eerste deel met succes in de praktijk. Omdat hij niet in staat is een geheim voor zich te houden, gaat hij geen moment mee in de machinaties en roddels van de Petersburgse kringen waarin hij verkeert. Veelvuldig wordt hij daarom voor idioot uitgemaakt, al komt dat ook doordat hij aan de vallende ziekte lijdt en lange tijd in een kliniek in Zwitserland opgenomen was. Toch weet hij al snel iedereen voor zich in te nemen, sterker nog, maar liefst twee wondermooie, temperamentvolle vrouwen worden verliefd op hem en zijn onweerstaanbare kwetsbare openhartigheid. Het is een wonderlijke ervaring om die eerste honderd bladzijden van De idioot te lezen, waarin elke mogelijke intrige, toch niet onbelangrijk in een roman, komt bloot te liggen door de loslippigheid van het hoofdpersonage. De liefdevolle eerlijkheid van de vorst blijkt behoorlijk subversief te zijn. Dostojevski heeft zo een held geschapen die W.F. Hermans voor ogen stond toen hij in zijn befaamde opstel ‘Antipathieke romanpersonages’ de mogelijkheid opperde een boek te schrijven over een door en door goed persoon, iemand die ‘zijn medemens lief heeft tot in het onbegrijpelijke’. Hermans voorspelde dat onbegrip en zelfs haat deze denkbeeldige held ten deel zouden vallen, en citeerde ter bewijsvoering de bekende boutade van Benjamin Franklin: ‘Setting too good an example is a kind of slander seldom forgiven.’

Dat het uiteindelijk ook met de argeloze vorst Mysjkin verkeerd afloopt, komt doordat hij omringd wordt door een flink stel antipathieke personages. Dostojevski is bekend geworden om de schoften en schurken die hij in zijn werk het licht liet zien, zoals de berekenende moordenaar Raskolnikov in Misdaad en straf, de charismatische Stavrogin en de kettingganger Fjedka in Duivels en de ploertige Smerdjakov in zijn meesterwerk De broers Karamazov. In De idioot is de laaghartigheid mooi verdeeld over zowat alle andere karakters, waarbij er niet eentje louter slecht en verdorven is, zelfs niet de boertige Rogozjin, wiens liefde voor de ravissante Nastasja Filippovna zo hevig is dat die niet meer van haat te onderscheiden valt. En ook dat is een verdienste van Dostojevski. Niet zozeer dat hij de mooie Nastasja ten slotte door Rogozjin overhoop laat steken, maar dat hij heeft aangetoond dat al die gevoelens die doorgaans zo helder van elkaar worden onderscheiden in klinkende begrippen als liefde, haat en ijdelheid, in werkelijk naast en door elkaar bestaan, dit tot stomme verbazing van degenen die ze ondergaan.

Elk hoofdstuk zorgde voor geld in het vaak door de schrijver vergokte huishoudpotje van zijn armlastige gezin

En zo word je als lezer de grilligheid van het mensbeest gewaar in paginalange monologen en dialogen, waarin de stemmen in elkaar overgaan en het standpunt voortdurend verschuift. Dit is de befaamde meerstemmigheid van Dostojevski, die door veel schrijvers is nagevolgd (de verbluffende dialogen van David Foster Wallace zijn bijvoorbeeld ondenkbaar zonder zijn Russische voorbeeld) en die na bijna 150 jaar nog altijd fascineert. Het blijft een raadsel hoe deze schrijver erin geslaagd is zijn personages zo te laten spreken dat ze een eigen leven gaan leiden, schijnbaar los van de auteur, los van welke romanopzet dan ook. In De idioot zitten briljante bespiegelingen verstopt over de doodstraf, het belachelijke, en de moeilijkheid een intelligent doorsneemens te zijn. Want waar het voor dommige gewone mensen heel eenvoudig is te zwelgen in hun eigen vermeende originaliteit, daar heeft een intelligent gewoon mens het veel lastiger, stelt Dostojevski niet zonder humor vast: ‘Zelfs wanneer hij zich zo af en toe (of voor mijn part zijn hele leven) voorstelt dat hij geniaal en het toppunt van originaliteit is, blijft diep in zijn hart toch altijd de twijfel knagen, die maakt dat de intelligente mens soms in totale wanhoop eindigt; zelfs als hij zich met zijn lot verzoent, dan is hij toch al vergiftigd door zijn onderdrukte ijdelheid.’

Op Dostojevski is veel aan te merken, in de eerste plaats vanwege de enorme omvang, zo niet langdradigheid van veel van zijn romans, die indertijd als feuilleton verschenen, met andere woorden: elke verwikkeling, elk bijkomend hoofdstuk zorgde voor extra geld in het zo vaak door de schrijver vergokte huishoudpotje van zijn armlastige gezin. Criticaster Nabokov noemde hem een overschatte en kwezelachtige schrijver die alleen maar hysterische personages wist te creëren, en zelfs vertaler Arthur Langeveld doet in zijn nawoord geen enkele poging de zwakke punten van De idioot te verhullen. Dostojevski had tijdens het schrijven niet echt een idee waar het verhaal naartoe ging, en kan nog al eens op onnodige woordherhalingen betrapt worden. Het zijn gebreken die inmiddels al zo lang meegaan dat je zou beginnen te denken dat ze deel uitmaken van het grote geheim van deze schrijver.

Arthur Langeveld leverde, voorzover ik dat als lezer van louter de Nederlandse versie kan beoordelen, puik werk af. De vaak lange en ingewikkelde spreektalige zinnen laat hij zo soepel als een Russische turnster lopen (en springen als het moet), en hij slaagt erin de verschillende taalregisters met brille te bespelen. Bij elke zin merk je dat geduldig naar de juiste uitdrukking, het juiste woord is gezocht, waarbij Langeveld er niet voor terugdeinst om in onbruik geraakte woorden en uitdrukkingen in te zetten, zoals ‘kittelorig’, ‘paskwil’ en ‘in de lorum zijn’. Af en toe hoor je Dostojevski’s kittelorige personages zelfs in hedendaags Nederlands hun hart luchten, bijvoorbeeld als de vorst vol ongeloof uitroept: ‘Je meent het!’ En terecht, want Dostojevski is een schrijver van alle tijden, zeker ook de onze.

De meer dan vijftig jaar oude vertaling van Charles B. Timmer, een van de grondleggers van de Russische Bibliotheek, heeft daarmee een meer dan waardige opvolger gekregen. De volgende regel, waarin de aankomst van de te licht geklede vorst Mysjkin per trein in Petersburg beschreven wordt, komt uit de oudere vertaling: ‘Zijn donkere metgezel in de lamsvacht had dit alles zitten bekijken, gedeeltelijk omdat hij toch niets anders te doen had en vroeg hem tenslotte met die schampere grijns, waarin zich soms zo plompweg en achteloos een zeker behagen in andermans ongeluk uitdrukt: – Koud?’

Langeveld construeert op pagina twee van de roman een heel andere zin. Voor het eerste ‘en’ staat bij hem de noodzakelijke komma, en vervolgens accentueert hij het leedvermaak waarvan sprake is in de substantieven ‘tevredenheid’, ‘pech’ en ‘naaste’. Dostojevski, in de woorden van zijn jongste vertaler: ‘Zijn zwartharige overbuurman in de dichtgeknoopte lamsjas bekeek dit alles belangstellend, deels omdat hij niets beters te doen had, en vroeg ten slotte met dat tactloze lachje waarin soms zo direct en achteloos ’s mensen tevredenheid met de pech van een naaste tot uitdrukking komt: – Koud?’

Koud blijft het dus. In de zeshonderd pagina’s daarna wordt uit tienduizenden woorden een laaiend vuur gestookt, tot de goede Mysjkin weer in een Zwitserse kliniek zit en het zo donker is als voorheen.


F.M. Dostojevski. De idioot
Vertaald door Arthur Langeveld. Van Oorschot, 688 blz., € 45,-.