Monnikendams film is een rijke, complexe evocatie van Nederlands-Indie in de eerste decennia van onze eeuw. De film roept een beeld op van een nachtmerrie: de periode dat er systematisch en met de verworvenheden van de industriele revolutie werd gewerkt aan het ontbossen, ontginnen en leegdelven van het Indie dat zo vanzelfsprekend als van ‘ons’ werd beschouwd. De film schept een onweerlegbaar beeld van een nietsontziende plundering. Vaak heeft men zich afgevraagd: Waar blijft de film over ons koloniale verleden?. Welnu, hij is er. En hoe!
De overrompelende kwaliteit van Moeder Dao steunt op drie pijlers. Er is het fascinerende historische materiaal waaruit Monnikendam voor zijn film putte, het gezwoeg van eindeloze rijen koelies, de ravage die ziekte en dood onder de inheemsen aanrichte, de geheimzinnige rituelen van de lokale bevolking en de burgerlijk decadente zelfgenoegzaamheden van de overheersers. De authentieke beelden zijn indertijd gedraaid door nu in de vergetelheid geraakte cameramensen, maar die veel inventiviteit en vakmanschap in de opnamen hebben geinvesteerd. Monnikendam is de eerste die zal toegeven dat hij schatplichtig is aan hun kundigheid en moed. Met name de opnamen die cineast Iep Ochse tussen 1924 en 1928 maakte, werden door Monnikendam zeer gewaardeerd en zijn mede door zijn bemoeienis voor het nageslacht geconserveerd.
Maar het zijn niet alleen de aangrijpende historische situaties zelf die zo boeien, en de schoonheid van de film is niet alleen te danken aan het technische kunnen van vaklieden achter de camera’s. Het derde en zeer belangrijke element is dat deze fraaie en ook wrede beelden zijn samengebracht en bewerkt door een groot cineast. Monnikendam heeft zich jarenlang diep in een enorme berg historisch filmmateriaal gegraven. Het is deze tijdsinvestering geweest die zijn intuitie zo scherpte dat hij het meest sprekende materiaal kon kiezen. Materiaal dat hij vervolgens verwerkte, herwerkte en bewerkte tot een visueel klaaglied waar nauwelijks nog een gesproken woord aan hoefde te worden toegevoegd. Monnikendams ingrepen in het oorspronkelijke materiaal zijn subtiel, maar wezenlijk. Hij vertraagde de oude opnamesnelheden net die fractie die het mogelijk maakt om beter te zien en zeker te beseffen waar je naar kijkt.
De originele zwijgende beelden werden ingetogen, maar zeer fraai en effectief van geluid voorzien (klankcompositie: Jan-Dries Groenendijk). Het enige verbale commentaar in de film wordt gevormd door een handvol aan authentieke gedichten en zangen ontleende teksten. Monnikendams beelden zijn zowel een conservering als een recycling van het archiefmateriaal. Hij laat de oorspronkelijke beelden niet alleen zien, maar presenteert ze zo dat we ze doorzien. Hij onthult het mechanisme van het kolonialisme middels de beelden van de kolonialisten zelf. In al zijn lyrische schoonheid heeft de film daardoor een scherpte en een oog voor wreedheid die zich laat vergelijken met een klassieker als Peter Kubelka’s Unsere Afrikareise.
Ja, Monnikendams Moeder Dao is een intelligente en belangrijke bijdrage aan het debat over ons koloniale verleden, maar zeker zo belangrijk: het is een meesterlijke film.