DE OUDE Amsterdamse golfclub in Duivendrecht is vanaf metrostation Strandvliet te bereiken via het Zwarte Laantje. Onbevoegden worden gesommeerd rechtsomkeer te maken, maar wie doorloopt, komt uit bij het hek waarachter het clubhuis opduikt. Het terrein oogt verlaten. Op de parkeerplaats staat een enkele middenklasser. In het clubhuis kijkt de eenzame barbediende naar gebodybuilde vrouwen op Eurosport.
Naast de luxueuze kantine met rieten dak staat een houten honk dat dient als opslagplaats voor golfmateriaal en als plek waar caddie-meester Gerrit van Meerveld zich warm houdt met een elektrische kachel en een zelfgezet kopje koffie. ‘Da’s de traditie, he. Volgens de oude normen van de golfsport mogen werknemers geen lid worden en in het clubhuis komen. Natuurlijk, de tijden zijn veranderd, maar nog steeds zijn er leden die mij er liever niet zien. Onzin, ja. Zeker omdat het gros van de leden niet meer de rijken zijn van vroeger. Ze nemen een houding aan alsof ze bulken van het geld, maar gierig - niet te kort! Als je kijkt wat ze besteden in het clubhuis: een koffie, een kopje thee. Ze zijn blij als er een koekje bij zit. En de kok hoeft echt geen varkenshaas te serveren, die gooit een kroket in het vet. Echt Hollands. Denk je dat er nog iemand vijfentwintig gulden over heeft om een caddie te nemen? Ben je gek! Die titel van mij slaat nergens op.’
Van Meerveld zorgt voor het onderhoud van de baan en ziet erop toe dat mensen zich aan de etiquette houden. Niet vloeken, de vlag niet neergooien maar neerleggen, en de baan met respect behandelen. ‘Niet dat mijn gezag zo groot is, want hier hebben sommige leden een streepje voor. Laatst nam iemand een emmer ballen mee naar huis. Dat moet ik melden, want als alle leden dat doen, wordt het een chaos. “Wie was dat dan?” vroeg het bestuurslid. “Professor doctor G.” “O ja, maar dat is ook een heel speciale oogarts”, werd me te verstaan gegeven. Ik wist dat ik daar niets op kon zeggen.’
Voor meer informatie over de club verwijst hij naar de heer Peet, tandarts. ‘Hij is een van de oudere leden en een man van traditie.’
J. H. Peet (84) bewoont een luxe appartement aan de Minervalaan in Amsterdam-Zuid. Naast de bel hangt een koperen plaat: ‘Tandartspraktijk J. H. Peet’. Een lift boemelt naar de derde etage, waar een statige heer in een zijden kamerjas zijn gasten ontvangt in een van de vele schemerige vertrekken. Handen schudt hij niet, namen hoeft hij niet te weten want die vergeet hij toch, koffie of thee wordt niet geschonken.
‘Toen ik de golfsport ontdekte, begon de oorlog. Daarom kan ik me die dag nog zo goed herinneren. Mijn zwager had me vanuit Amsterdam meegenomen naar Noordwijk. Ik was meteen verkocht. Die baan, het clubhuis, het materiaal, de kleding, hoe de mensen zich gedroegen. Prachtig vond ik het. Nog dezelfde dag kocht ik een set clubs.’
Amsterdam had sinds 1934 een prachtige baan van 18 holes in Duivendrecht. Een stukje natuur met een unieke verzameling bomen. Die baan was aangelegd door de gemeente Amsterdam nadat het hoofd van de dienst Beplanting de golfsport had ontdekt. Voor Peet was het geen probleem om lid te worden. Nieuwe leden dienden normaal gesproken voorgedragen te worden, maar zijn vader was huisarts en de secretaris van de club een van zijn patienten. ‘Dat was dus zo bekeken’, lacht hij zijn porseleinen kronen bloot. ‘Tja, want je weet, golfen was slechts voor de ingewijden. Je moest van goeden huize zijn. Ordinair volk was niet gewenst, dat kwam er ook niet in. Het was een heel gerieflijk clubje mensen. Aan een grote tafel namen we een borrel en tijdens de winteravonden speelden we bridge voor de open haard. De caddies hadden hun schuur naast de baan en ook het personeel had zijn eigen plek. Zij zouden het niet wagen om in het clubhuis plaats te nemen in zo'n heerlijke fauteuil. Voor het hoogst noodzakelijke kwamen ze tot aan de bar. De sfeer was heerlijk daar.’
Hoewel Peet zegt dat hij zijn stokken het liefst in eigen handen hield, was een caddie volgens hem onmisbaar. ‘Ten eerste droeg hij je tas, want dat was een heel karwei. Die karretjes kwamen pas na de oorlog. Verder maakte hij je clubs schoon, harkte de bunkers aan, zocht de afzwaaiers, en… hij had verstand van golfen. Het waren straatjochies, die blij waren dat ze met de leden mee mochten om wat bij te verdienen. Maar beste jongens, hoor.’
DE EERSTE oorlogsjaren zijn van weinig invloed op het golfleven in Duivendrecht geweest. De enige heldendaad werd verricht door de leden Leegstra en Vos, die met een Fokker G1 richting Engeland vluchtten. Voordat ze het land verlieten, vlogen ze een afscheidsrondje over de elfde hole. Verder was volgens Peet van de Duitse bezetting niet veel te merken. ‘Er zijn wat joodse mensen verdwenen en natuurlijk hingen er Duitse officieren rond in het clubhuis. Nee, we hebben ze niet geaaid. We lieten ze wel hun gang gaan, anders zou de baan in een mum van tijd worden gesloten.’
Toch braken de Duitsers tegen het einde van de oorlog de golfbaan af. In het kader van ‘Hoe houd je de Canadese soldaat buiten de Amsterdamse deur?’ liet de bezetter een tankgracht van 2800 meter lang, 12 meter breed en 6 meter diep dwars over de baan graven. Bovendien was een Engelse vliegtuigbom naast de afslagplaats van de eerste hole geexplodeerd en had daar een krater van vele meters diep geslagen. ‘Toen zijn we met de auto van de consul naar Eindhoven gereden. Heerlijk golfen in de bossen. En lekker eten. Die Brabanders konden alles zwart regelen. Daar was geen hongerwinter, moet je weten.’
Inmiddels bestaat de Amsterdamse Golfclub zestig jaar. Toch heeft de club veel van zijn glans verloren. Negen van de achttien holes zijn een paar jaar geleden opgeeist door de Nederlandse Spoorwegen voor de aanleg van het traject Schiphol-Weesp. De geplande treinverbinding Schiphol-Utrecht zal de club zeker niet overleven. In 1990 weken de meeste leden uit naar een nieuwe baan in Ruigoord. Zelfs de naam namen zij mee. Wat ooit de Amsterdamse Golfclub was, werd omgedoopt tot Amsterdam Old Course. Momenteel heeft de Old Course vierhonderd leden, en dat is weinig voor een golfclub. De gemiddelde leeftijd van de leden ligt hoog, stukken hoger dan bij andere verenigingen.
De 84-jarige Peet is een van de oudsten. Nog dagelijks slaat hij z'n balletje. Meestal oefent hij in zijn eentje op de driving range, want de techniek boeit hem het meest. ‘Die moet je bijhouden. Op televisie kijk ik naar de golfers met mijn postuur. Daar leer ik van. Ik maak me helemaal niet belachelijk op de baan. Golfen is de mooiste vrijetijdsbesteding die er bestaat. Je kunt het namelijk je hele leven doen, het is goed voor de gezondheid en je speelt altijd in een prachtige omgeving. Wanneer ik straks de baan opga, is die zeker vrij. Dat is nou zo bijzonder aan de Old Course, je hoeft niet te reserveren. En na afloop staat alles voor je klaar.’
Peet wijst naar een fotolijstje aan de muur. ‘Dat is mijn vrouw. Het is jammer dat ze niet meer leeft, want ze was een goede speelster. Intelligent he, dat moet je wel zijn om te golfen.’ Daaronder, op de notenhouten kast, staan wat bekers. ‘De ongegraveerden heb ik teruggegeven aan de club. Die kunnen ze weer opnieuw gebruiken, want daar doen de golfspelers het voor. Het zijn net kinderen, een wedstrijd winnen en thuiskomen met een beker.’
OP HET OPENBARE golfterrein in het recreatiegebied Spaarnwoude, tussen Haarlem en Amsterdam, wordt druk gegolfd. Zelfs op een druilerige dag als deze. Sinds de baan in 1977 werd geopend is het aantal leden uitgegroeid tot dertienhonderd, maar ook duizenden nieuwsgierigen en liefhebbers maken gebruik van deze faciliteit om een dagje de sport te beoefenen. Tussen een oefenbaantje en de driving range ligt het clubhuis, een oude hoeve in nieuwbouwstijl.
Cor Clement (70) straalt. Ze noemen hem Mister Spaarnwoude en geen bezoeker loopt langs zijn tafel zonder hem te groeten. Hij heeft vandaag de nodige handen te schudden. Clement heeft zijn golftriomfen in een plakboek op tafel uitgestald. ‘Ben jij dat, Cor?’ De dame op leeftijd wijst naar een jonge golfspeler in de woestijn. ‘Ja, ja, dat was uit mijn tijd in Perzie.’ Op de laatste pagina prijkt Clement in het officiele tenue van het Nederlandse seniorenteam. Al zes jaar lang reist hij jaarlijks af naar Colorado Springs, USA, waar de wereldkampioenschappen worden gespeeld.
‘Goh, zijn jullie op de oude Amsterdamse geweest? Dooie boel zeker? Vertel mij wat. Wie heb je gesproken? Gerrit. Goeie jongen. Tandarts Peet?’ Hij is even stil. ‘Die ken ik wel. Een hele conservatieve. Ja, daar heb ik nog voor gecaddied.’
Clement groeide op in de buurt van de oude Amsterdamse golfclub in Duivendrecht. Het was 1934. Veel geld verdiende vader Clement niet en daarom werd zijn zoon op tienjarige leeftijd caddie. Net als veel klasgenoten wachtte de jonge Clement op zijn klompen tot hij werd opgeroepen om voor de dames en heren de golftas te dragen. Twintig cent per achttien holes kregen ze. Het was een klus van drie uur, maar een kwartje fooi was dan ook gebruikelijk. Gierigheid werd afgestraft. ‘Samen met een vriend heb ik gecaddied voor een artsenechtpaar. Hoewel ze elk maar vier stokken hadden, wilden ze ieder een eigen caddie. Geen stuiver extra, de eerste keer. Daarna wisten we het wel. Als ze niet keken, stampten we een bal in de grond, die we later ophaalden en aan hen voor een piek verpatsten.’
CLEMENT WAS DE vaste caddie van mevrouw Scholten, de echtgenote van de baas van Victoria Vesta. Zij was zeer gesteld op zijn adviezen. Die gaf hij in het geniep, want als de professional van de club daarvan hoorde: ‘Ja, dan was het: “Clement, opsodemieteren. Ik ben hier de leraar.” En dan was ik weer een keer geschorst.’ Zonder haar vaste caddie weigerde mevrouw Scholten echter te spelen en moest hij onmiddellijk worden opgehaald. ‘Misschien was ze echt op mij gesteld. Ik bedenk me nu pas dat ze altijd aan me zat te friemelen. Soms nam ze me mee naar wedstrijden buiten Amsterdam. Dan sliepen we in hotels en wilde ze me in bed stoppen. Er waren genoeg jongens die het met de dames deden. Het gebeurde onder het mom van het huis komen bekijken.’
Ook de leden onderling lieten zich niet onbetuigd. ‘Soms was het: “Cor, ik doe nog even een rondje met mevrouw huppeldepup. Je hoeft niet mee, ga maar een paar ballen zoeken.” Met een paar andere caddies volgden we het stel tot ze de bosjes indoken.’ Gniffelend: ‘Er werd wat afgefrunnikt op de Amsterdamse Golfclub.’
Als caddie waakte hij ervoor zijn mond voorbij te praten. Hij hoorde gedienstig te zijn. Heb je lucifers, papier, een pen, een doekje? Tuurlijk, dat had hij altijd. ‘Maar toen een oude dame mijn handen wilde zien, vroeg ik haar toch even waarvoor dat nou nodig was. Nou, je moet toch mijn clubs vasthouden, zei ze. Heel vernederend. Zo betrapte ik op een dag iemand die vals speelde. Als je lang golft, zie je elke verdachte beweging. Zij droeg een bioscoopbroek, zo eentje met opengewerkte zakken, en die gebruikte ze om op een gunstige plek een bal door de pijp te laten vallen. Ik sprak haar daarop aan, want dat soort praktijken zijn bij golf uit den boze. Tegenover de hele club maakte ze me uit voor leugenaar. Daar stond ik, arm tegenover rijk. Wil je weten wie er won?’
TERWIJL DE HEER Peet zich in de oorlogsjaren amuseerde in de Brabantse bossen, ontdook Clement de Arbeitseinsatz door zich schuil te houden in het clubhuis. In 1943 werd hij door een NSB'er verraden en belandde hij in een kamp bij Leipzig. Na de oorlog bleef hij caddie op de Amsterdamse Golfclub.
Tot 1956, toen hij als grondwerkkundige door de KLM werd uitgezonden naar Perzie. In Teheran zette hij zijn bijverdienste voort bij de Imperial Golf Club. Daar mocht hij als caddie ook gewoon golfen. Veel caddies waren goede golfers. Dagelijks keken ze toe hoe het spelletje werd gespeeld en in Amsterdam mochten ze ‘s morgens voor negenen op de baan oefenen. 'Ik ben begonnen met een omgebouwde elektriciteitsbuis. Een binnenband gebruikte ik als handvat.
Van stukgeslagen clubs die ik in de vuilnisbak vond, bouwde ik later mijn eerste set. Als je met die minimale middelen het spel gaat spelen, leer je wel golfen. Waarmee denk je dat Romario heeft leren voetballen? Ik zie onmiddellijk aan de slag van een golfer of hij caddie is geweest.’ In de tien jaar dat hij in Teheran woonde, werd hij tien keer clubkampioen en speelde hij in het hoogste competitieteam. ‘Daar stond ik als arme Hollandse jongen tussen die rijke olieboeren. Het maakte niet uit.’
Terug in Nederland hing de kampioen zijn golfstokken aan de wilgen. Zonder geld en zonder relaties kon Clement onmogelijk lid worden van een Nederlandse club. De contributie in Duivendrecht bedroeg eind jaren zestig 600 gulden en de benodigde zes aandelen deden 1200 gulden het stuk. Een paar jaar later hoorde Clement dat de professional van de Amsterdamse golfclub een openbare baan in Spaarnwoude wilde beginnen. Hij was er als de kippen bij. Als een van de weinigen met kennis van golfzaken stopte hij al zijn energie in de opbouw van de club. In de beginperiode was Spaarnwoude zo openbaar dat iedereen die maar wilde er op los kon mikken. Hij kwam met het idee van het golfvaardigheidsbewijs om te voorkomen dat mensen zonder kennis van de golfsport zomaar de baan op konden. ‘Een zwembad is ook openbaar, maar ook daar word je zonder diploma uit het water gevist. Het golfvaardigheidsbewijs is pas jaren later ingevoerd. Ik kreeg het toen niet van de grond omdat de bond zelfs al moeite had met zoiets als een openbare baan. Stel je voor dat het gewone volk het spelletje massaal gaat spelen!’
DAT NOTA BENE DE professional van de Amsterdamse Golfclub het plan had opgevat om een openbare baan te stichten, werd in Duivendrecht beschouwd als landverraad. Op alle mogelijke manieren werden de bestuursleden van Spaarnwoude tegengewerkt om van de baan een officiele club te maken. ‘De bond verplichtte ons om op de baan van de Amsterdamse een soort golfexamen te doen. Men wilde zien of we wisten van de traditie en van het spelletje. We hebben het op een zo overdreven mogelijke manier gespeeld. Met gepoetste schoenen en glanzende clubs arriveerden we. Elk klein los graspolletje stopten we netjes terug. Elke zandkorrel in de bunker harkten we aan. En we slaagden. Maar iedereen werd wel een handicap toegewezen, die twee gradaties slechter was dan we eigenlijk hadden. Ik ging van vier naar zes. Flauw natuurlijk. Maar ja, in de bond zitten geen normale jongens. De rijken spelen elkaar een balletje toe.’
In 1977 was het zover. Spaarnwoude verwierf de A-status en voor het eerst in zijn leven kon Cor Clement lid worden van een Nederlandse golfclub. ‘Dat is altijd mijn ideaal geweest. Eindelijk was er een plek voor al die goede spelers, die vroeger geen lid konden worden. We spelen nu competitie tegen de elitaire clubs. Mijn kans om ze een lesje te leren. Dan denk ik aan de dame die me ooit bij de poort van de Amsterdamse Golfclub woedend maakte. Ik was geintroduceerd en liep haar tegen het lijf. Ze vroeg wat ik met die tas van plan was. Golfen? Vroeger moest je mijn tas dragen en nu moet ik je doorlaten. Dat is ook wat, snauwde ze.’
Hoewel Spaarnwoude is uitgegroeid tot de grootste golfclub van Europa, valt het de besloten clubs nog steeds zwaar dat de gewone man de weg naar de golfbaan heeft gevonden. De Old Course vindt het zeker niet leuk om van Spaarnwoude te verliezen. Clement: ‘Alleen de penningmeester lacht, want als Spaarnwoude langskomt, draait de bar een omzet van twee weken.’
Tandarts Peet speelt geen wedstrijden meer. Spaarnwoude heeft hij een keer gezien. ‘Een kale baan met mooie heuvels, meer kan ik me niet herinneren.’ Hij heeft geen moeite met het openbare karakter van Spaarnwoude. ‘Van mij mogen ze. Ik ben te oud om me daar nog druk over te maken.’
Gebruikte golftermen: Club: stok waarmee de golfbal wordt geslagen. Hole: gat waar de golfbal in moet. Caddie: verzorger en drager van golfstokken. Bunker: hindernis van zand. Professional: clubtrainer. Driving range: oefenterrein. Handicap: getal waarmee de vaardigheid van een golfer wordt aangeduid.
Klassenstrijd op de golfbaan
Heel lang was golf een spelletje van de welgestelden. Lang heeft het geduurd voordat de eerste bressen in het elitaire golfbastion werden geschoten. Het was een strijd van rijk tegen arm, van beschaafd tegen ordinair, een gevecht tussen tandarts J. H. Peet (84) en caddie Cor Clement (70).
Uit: De Groene Amsterdammer van
www.groene.nl/1995/9
www.groene.nl/1995/9